Dankwoord
In juni 1996 wandelde ik over de begraafplaats van Montparnasse in Parijs, op zoek naar het graf van Henri Poincaré. Na enige omzwervingen vond ik het, verscholen achter graven van onbekenden, tegen de grote muur. Opluchting over de vondst mengde zich met verontwaardiging. Dit is geen passende plaats voor de grootste Franse wiskundige van de Belle Epoque. Hij hoort in het Pantheon!
Meteen zag ik in dat zo'n reactie bij een Nederlander geen pas geeft. In ons land is er geen erebegraafplaats voor personen die grote prestaties leverden. Het is al een wonder, gelukkig minder zeldzaam dan vroeger, als er een biografie verschijnt van een Nederlandse wetenschappelijke coryfee. Dat motiveerde me om het plan voor dit boek definitief door te zetten. Het zou geen biografie worden, maar een mini-Pantheon van de Nederlandse wetenschap rond 1900. Er zijn eerder vergelijkbare boeken verschenen, maar een recent overzicht dat bovendien speciale aandacht schenkt aan oorzaken en gevolgen van bloei is er niet.
Toen de tekst vorm begon te krijgen, sloeg de onzekerheid toe. Wie ben ik om al die verschillende specialisten te karakteriseren? Veel deskundige vrienden en vriendelijke deskundigen hebben me geholpen om de ergste omissies en fouten weg te werken. Ik ben de volgende hoog- en zeergeleerden erkentelijk voor literatuursuggesties en soms zeer indringend commentaar: A. Blaauw, H.B.G. Casimir, D. van Dalen, A. Jolink, N.G. van Kampen, J.K. Katgert-Merkelijn, A.J. Kox, W. Ophelders, H.A.M. Snelders, B. Theunissen, A.S. Troelstra, N. Wilterdink, en ook Carmen Heijmerink, Martine Kramers, L. Laceulle, Willy Tiekstra, J. de Vos