Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen

[p. 271]

Een Ander.

Psalm CXIX Vers 4. 5 en 6. Heere Gy hebt gebooden, dat men uwe beveelen zeer bewaaren zal.
Och dat myne weegen gerichtet worden, om uwe inzettingen te bewaaren!
Dan en zoude ik niet beschaamt worden, wanneer ik merken zouwde op alle uwe geboden.

Toon: ô Heillg Zalig Bethlehem.

I.

Gy wilt dat elk, Heer, naar uw woord,

Dat zaligende Licht, zal leeven,

Om langs dat Heilpadt yvrig voort

Naar 't Hemelsch Sion heen te streeven.

II.

Och dat myn gank gerichtet wierdt

Om uw' beveelen te bewaaren,

En dat ik door uw Geest bestierdt

In Heiligheid meer wierd ervaaren!

III.

Dan zoud' ik op dit aardstooneel

In myn gedachten, wandel, werken,

Gelukkig zyn, als ik geheel

Mogt op dat woord des levens merken.

IV.

Schenk my hier toe het ligt en magt,

In ons is niet het minst vermoogen.

'T komt al van uw genadekragt,

Dies slae ik op U hart en oogen.

V.

Schryf in myn hart uw Wet, dat ligt,

En doe my naar dat rigtsnoer handlen;

Nooit zy die baak uit myn gezigt,

Dan zal ik vast en zeeker wandlen.