Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
Op de Wyze van de tien Geboden des Heeren.I.O Israël, myn uitverkooren,
Sprak Godt op Sinaï, myn Wet
Moet gy met schuldig' aandagt hooren,
U tot een rigtsnoer voorgezet.
| |
II.Ik ben uw Bondgodt, waardig t'eeren,Ga naar margenoot+
Jehova, wiens verhoogde hand
U uit Egipten weêr deed keeren;
Geen ander Godt dient in uw Land.
| |
III.Maak u geen Beeld van 't geen hier bovenGa naar margenoot+
Is in den Hemel, of op aard,
Om die te dienen of te looven,
Een misdaad, Myne gramschap waard.
| |
IV.Gy zult myn Naam niet ligt gebruiken,Ga naar margenoot+
Nog ydel neemen in uw mond,
Myn hand zou deeze boosheid fnuyken,
En straffen dien Ik schuldig vondt.
| |
[pagina 212]
| |
V.
Ga naar margenoot+ Zes dagen zult gy naarstig werken,
De zevende zy tot uw rust,
Om daar door u op 't nieuw te sterken,
Op dat g'uw arbeid doet met lust.
| |
VI.
Ga naar margenoot+ Gy zult u regt eerbiedig draagen
Omtrent uw' Ouders, en die geen
Die over u zyn, om uw dagen
Te zien met zeegen ongemeen.
| |
VII.
Ga naar margenoot+ Gy zult uw 's Naasten dierbaar leeven
Niet schenden, door list of geweld,
Een schat, van my aan hem gegeeven,
Dien eens verspilt, geen mens herstelt.
| |
VIII.
Ga naar margenoot+ Bewaar in kuisheid uwe leeden
't Zy buiten of in de egte staat;
Schuw egtbreuk en onkuissche zeeden
Waar langs men naar de helle gaat.
| |
IX.
Ga naar margenoot+ Geen snoo praktyk moet u vervoeren
'Om op eens anders goed, door schyn
Van deugd, of snood geweld, te loeren,
Vervreemt hem niets, hoe 't ook mag zyn.
| |
X.
Ga naar margenoot+ Gy zult uw Naasten niet betrekken
Door vals berigt, nog ook zyn eer
En naam door laster niet bevlekken,
Uit haat, of andre dingen meer.
| |
XI.
Ga naar margenoot+ Vernoeg u altydt met uw eigen
Van my, aan u, geschonken deel,
Geen snoô begeerte, doe u neigen
Naar 't minst van 's naasten zyn geheel.
|
|