Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
Op de Wyze: o Kersnagt.I.Wat zouwd', ô Heer, het eenzaam leven
Een Weduwe door zorg gedreeven,
Van hulp eens trouwen Mans ontbloot,
Hier anders zyn dan smaadlykheeden,
Verdriet en rouw, die ons doen treeden
En troostloos hygen naar den dood;
| |
II.Indien Gy magtig Godt en Heere,
Vrywillig, tot uw lof en eere,
Niet waart der Weêuwen Troost en Man:
Die U goedgunstig wil ontfermen
In zalig weldoen, met erbermen,
Waar van ik my verzeekren kan.
| |
III.Ik zoek U Heer, myn welbehagen,
Myn troost, myn stut, al myne dagen,
Nu myn Gemaal is weggerukt;
Laat my uw doen tog niet verdrieten,
Maar billyken, en troost genieten
In Christus, nu die slag my drukt.
| |
[pagina 101]
| |
IV.Dat ik myn zonden en gebreeken
Boetvaardig voor U uit mag spreeken,
Als oorzaak dat Gy my bezoekt;
En van de zorg, die my belaadde,
My keer tot U en uw genade,
Eer myne zwakheid my verkloekt.
| |
V.Gy zult my, Heere, niet verlaaten,
Al schoon de mensch my hier mogt haaten,
In mynen Weduwlyken staat.
Gy zalt myn zaaken doen gelukken,
Met voorspoed, dat my niets zal drukken,
Wyl 't al met U voorspoedig gaat.
| |
VI.Doe my als Anna naarstig treeden,
Naar uwen Tempel, om gebeden
Tot U, in Christus uwen Zoon,
Te storten met een vast vertrouwen,
Dat Gy, ô Heer, geen Weduwvrouwen
Versmaadt, maar hoort van uwen troon.
| |
VII.Op dat myn ziel U aan mag kleeven,
En, in 't Geloof met vrucht, U leeven,
Van vleeschelyken lust bevrydt;
Om dus gerustelyk te sterven,
In mynen Heilandt, en dan t'erven
De rust der eindelooze tydt.
|
|