Woensdagszang.
Uw wille geschiede gelyk in den Hemel, Alzoo ook op der Aarde.
Psalm CXIX Vers 4, 5 en 6. Heeregy hebt gebooden, datmen uwe beveelen zeer bewaaren zal.
Och dat myne weegen gericht werden, om uwe inzettingen te bewaaren!
Dan en zoude ik niet beschaamt worden, wanneer ik merken zouwde op alle uwe gebooden.
Op de Wyze van den 119. Psalm.
I.
o Vader! die ons uw menschlievendheid,
In uwen Zoon, bewyst, zo vol ontfermen!
Die ons gelyk uw Kindren hebt bereid,
Zo veel wy door 't Geloof uw Heil omarmen,
Die ons voor al het kwaad en rampen hoedt,
Gereed om door uw hand ons te beschermen.
[pagina 39]
[p. 39]
II.
Ach laat ons nu afzien van eigen kracht
Die niets en is, en onzen wil verzaaken,
Op uwe zorg gerust en uwe magt,
Die 't ook met my wel tot myn heil zult maaken.
Uw lieflyk Woord zy myne ziele zoet,
Ja zoeter als de honig my zal smaaken.
III.
Volvaardig my om uwe zuivre Wet,
Met lust, te doen geduurende myn leeven,
Zy zy my steeds op mynen weg gezet,
Om lanks die baak ten Hemel voort te streeven,
Verwagtende, met een gerust gemoed,
Blymoedig al wat Gy my hier zult geeven.
IV.
Laat uwen wil, uw hoogstgeducht bevel,
Op Aard als in den Hemel ook geschieden,
Daar d'Engelen wilvaardig zyn en snel,
Ten dienst in al 't geen Gy hen zult gebieden.
Uw, wil ô Godt! uw wil, alleen is goed,
Daar 's menschen wil moet, als de Nagt, voor vlieden.