Nalatenschap. Dicht- en toneelstukken
(1856)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij
[pagina 122]
| |
De doodgraver.aant.Altyd, altyd spaeijen
Om de dood te paeijen!
Zy bezorgt my brood.
Beedlaers, vorsten, slaven,
'k Moete 't al begraven,
Alles, klein en groot.
Deze platte schedel
Was eens ryk en edel,
Groette niemand schier;
En dit borstgebeente
Droeg eens puikgesteente
Van den juwelier.
| |
[pagina 123]
| |
Gene kop met hairen
Was vóór weinig jaren
De allerschoonste vrouw:
Honderd dartle kwantjens
Kusten haer de handjens,
Zwoeren eeuwig trouw.
Altyd, altyd spaeijen
Om de dood de paeijen!
Zy bezorgt my brood.
Beedlaers, vorsten, slaven,
'k Moete 't al begraven,
Alles, klein en groot.
|
|