5
‘En wilt niet vreesen, maghet schoone,
Gods moeder sult ghy zijn idoone;’
6
‘Godt heylich gheest sal in u kommen,
Ghelijck den dau valt op de blommen.’
[Woorden en muzyk door W. genomen uit Het Prieel der gheesteliker melodye inhoudende veel schoone leysenen ende gheestelijcke liedekens, enz. Antwerpen, by Hieronymus Verdussen, 1620 (vierde uitgave), kl. in-8o, bl. 74 en volgende. Ik vond het ook in 't Kleyn Paradijsken. Antw., by Hendr. Aertssens, II, bl. 21 en volg.]