Oude Vlaemsche liederen
(1848)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij
[pagina 394]
| |
2
Wat helpt u blixemskracht of donder
Als gy moet buigen onder my?
'k Bedwing de goden in 't bijzonder
En brengze tot mijn slaverny.
Al schijne ik klein en kinds uitwendig,
'k Ben groot en sterk en ook behendig.
3
Saturnus zeissen, rood van bloede,
Apollo's boog en lauwerkrans,
Mercurius omslangde roede,
En Bachus groene wijngaertrank,
Pan's pijp en stok, al is 't hun hinder,
't Komt al my toe als alverwinder.
4
Wat heeft Neptunus mogen helpen,
Op den wijdvlietend' Oceaen,
Zijn drijtand en bemoste schelpen?
Hy moest my ook zyn onderdaen.
Hoe dikwyls heb ik Mars ontstolen
Zijn bloedig zweerd, en hem doen dolen?
5
Jupijn, wat wilt gy nog versinnen?
Treed af, treed af van uwen troon;
Verneert u voor den god der minne,
Zet my op 't hoofd uw gouden kroon;
Laet my uw grooten scepter voeren,
Die hemel, aerde en zee kan roeren!
[Uit meergemeld handschrift van Willems. Dit lied werd gezongen op de wyze: ‘Zeg wat wilt gy,’ door W. terugevonden in zyn handschrift van Anna Byns.] |
|