4
Ick hoop noch heden te vercrijgen
Ick hoop met u noch te bedrijven
Ja, ja, aller vreuchden soet.
5
Schoon lief, mogt ick by u dan comen
En u daer spreken sonder schroomen,
Ja, ja, gy soud de liefste sijn.
[Staet op de laetste bladzyde van Willems eigenhandig geschreven liedjesboek. De bronnen worden daer volgenderwyze opgegeven: ‘Handschrift No 40, muziek in Ecclesiasticus, bl. 117.’ Het bedoelde handschrift is welligt hetgene met emblemata van 1637, waerover in deze verzameling reeds meermalen gewag is gemaekt.]