Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 8
(1844)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
Die Rose van Hein van Aken.Sedert ik myn artikel schreef over dezen dichter (Belgisch Museum, IVe deel, bl. 103), heeft de heer Kausler geheel de Rose, een zinnebeeldige roman, bestaende uit 14224 regels, laten drukken in het tweede deel zyner Denkmäler altniederländscher Sprache und Litteratur, volgens den tekst van het Comburgsche handschriftGa naar voetnoot1. Het spyt my zeer dat die duitsche geleerde zyn handschrift niet heeft vergeleken met datgene 't welk ik in den jare 1825 binnen Antwerpen heb ontdekt, thans in het bezit der tweede klasse van het koninklyk nederlandsch Instituet te Amsterdam, en waerin men een veel beteren en ouderen tekst aentreft. Een afschrift met fac-simile van den aenvang des laetsgemelden codex is voorhanden in myne boekery, en de lust bekruipt my om daeruit eenige bladzyden af te schryven, ten einde men zoude in staet zyn de beide teksten te vergelyken, die schier in elken regel verschillen. Ik geef hier slechts de varianten der vyftig eerste regels. Wie lust hebbe vergelyke het overige. | |
[pagina 104]
| |
Het seit menech dat in dromeGa naar voetnootVs 1
Niet el en es dan idele gome,Ga naar voetnoot2
Logene ende ongewarechhede;Ga naar voetnoot3
Nochtan heeft men ter meneger stedeGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dicke die drome vonden waer,Ga naar voetnoot5
Ende die dinc gescien daer naer,Ga naar voetnoot6
Alsi in drome waren gesien.Ga naar voetnoot7
So wie dat wille houden in dien
Dat ic doer ben ende sot,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ine houde drome niet over spot.Ga naar voetnoot10
Men hefse dicke waer ondervonden,Ga naar voetnoot11
Alse wie horen wel orcondenGa naar voetnoot12
Enen auctoer, die Macrobes hiet.Ga naar voetnoot13
Hine houtse over logene niet,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Die bescreef dat visionGa naar voetnoot15
Van den coninc Scipion.Ga naar voetnoot16
Te minen rechten .xx. jaren,
Alse minne neemt, al sonder sparen,Ga naar voetnoot18
Van jongen lieden haren tsens,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Doe lagic in een groet gepensGa naar voetnoot20
Op mijn bedde, ende wert bevaenGa naar voetnoot21
Met enen slape; also saenGa naar voetnoot22
So quam mi een droem te voren,
Dien gi hier selt mogen horen,Ga naar voetnoot24
| |
[pagina t.o. 104]
| |
Bl. 104
| |
[pagina 105]
| |
25[regelnummer]
Van woerde te woerde, ende anders niet,
En si algader so gescietGa naar voetnootVs 26
Gelijc die droem mi dede verstaen;Ga naar voetnoot27
Dies gijt selt teer van mi ontfaenGa naar voetnoot28
Salic u in Dietsche ontbendenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Den droem, dien gi al waer selt venden.Ga naar voetnoot30
Ware vrouwe ochte here, die vrien woude,Ga naar voetnoot31
Hoe men dit boec heten soude:Ga naar voetnoot32
Die Rose seggic dat heten sal,Ga naar voetnoot33
Want daer es in besloten al
35[regelnummer]
Die art van minne geellike.Ga naar voetnoot35
Die materie es scone ende rike.
Nu moete God onse here gevenGa naar voetnoot37
Dat hare, daer ict dore op hevenGa naar voetnoot38
Hebbe, moete behagen alsoe,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Dat sijt ontfa, so waer ic vroe,Ga naar voetnoot40
Want icse vor al die werelt minne:Ga naar voetnoot41
Hets recht, want sijs rose van minen sinne.Ga naar voetnoot42
In minen drome, daer ic in lach,Ga naar voetnoot43
Dochte mi dat ic die werelt sachGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Scone versiert ende al vergroit,Ga naar voetnoot45
Die al den winter was vermoit;Ga naar voetnoot46
Ende dat was in meyes tideGa naar voetnoot47
Dattie voglen waren blide;Ga naar voetnoot48
| |
[pagina 106]
| |
Die bome worpen nuwe blat,Ga naar voetnootVs 49
50[regelnummer]
Die erde wart van dauwe nat,Ga naar voetnoot50
Die den winter verdort stoet.Ga naar voetnoot51
Si acht nu wel lettel goet
Wat hare die felle winter weet,
Maer parert hare nu gereet,
55[regelnummer]
Ende gaet haer behagelike versieren.
Si maect van meniger manieren
Cleder, meer dan .c. paer,
Van cruden, van blomen, dats waer,
Roede, gelu, wit, ende groene;
60[regelnummer]
Sie siert hare in allen doene;
Die voglen singen menechfoude,
Die dore des felles winters coude
Hebben in bedwange gelegen,
Die hebben nu te lange geswegen.
65[regelnummer]
Beide nachtegale ende calandren,
Die papegay oec metten andren
Die singen menegerande noten,
Daer si sitten met haren roten.Ga naar voetnoot68
In desen tiden souden minnen
70[regelnummer]
Die jonge lieden in allen sinnen,
Dore den over soeten tijt
Die danne es in die werelt wijt.
Hi es al te hart ende vol van nide
Die niet en mint in desen tide.
75[regelnummer]
In desen tide so was dat icke
Lach ende droemde .i. lanc sticke.
Mi dochte alsoe, daer ic lach,
Dat het vroech was ane den dach,
Ende ic stont op sonder vernoyen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Ende ginc mi cledren ende scoyen,
Ende dwoech mine hande mede;Ga naar voetnoot81
Ute enen ziede dat ic doe dedeGa naar voetnoot82
| |
[pagina 107]
| |
Een cleine zelverijn naeldekijn,
Dat zuverleker nine mochte sijn.
85[regelnummer]
Doe vessemdic die naelde saen,Ga naar voetnootVs 85Ga naar voetnoot85
Ende bem dus uter stat gegaen
Allene, vestende mine mouwen,
Om dat ic horende woude scouwen
Der voglen zanc, die menechfoude
90[regelnummer]
Sere songen achter woude.
Om den zoeten nuwen tijt
Soe hadden si so groet delijt,
Dat si sere te stride songen,
Elkerlic na sire tongen.
95[regelnummer]
Dus gingic na haren zanc
Horende, ende mi ne dochte niet lanc
Dien wech, dien ic ginc hene sciere.Ga naar voetnoot97
Ic quam gaende op ene riviere,Ga naar voetnoot98
Die neven ene heide stoet.
100[regelnummer]
Doe quam mi in minen moetGa naar voetnoot100
Dat ic mi woude daer gaen meyenGa naar voetnoot101
Op die riviere in die valeyen,
Die alse een caerstael was claer,Ga naar voetnoot103
Ende couder oec, weet vor waer,
105[regelnummer]
Danne wesen mochte enige fonteine.
Een lettel mindre dan die Seine
Was die riviere sekerlike;
Si quam gelopen dapperlike
Van enen berge, die daer stoet.
110[regelnummer]
Mi donct dat, in minen moet,
Dat ic nie ne hadde gesienGa naar voetnoot111
Die riviere, in allen dienGa naar voetnoot112
Dat ic in mi gemerken conde,
Die scoenre was tote op dien gronde,
115[regelnummer]
No so fijn, noch so claer.
Doe gingic hare een bet naer,Ga naar voetnoot116
| |
[pagina 108]
| |
Om te dwane mijn anscijnGa naar voetnootVs 117
Daer in, ende die hande mijn.
Doe sagic den gront altemale
120[regelnummer]
Gepaveit met stenen wale.
Die stat was scone in alre wijs:Ga naar voetnoot121
Het sceen een erdersce paradijs,
So wel behagede mi die stat.
Die praierie was oec natGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
Van soeten coelen dauwe.
Die stat besagic herde nauwe,
Want si mi behagede wale.
Doe gingic al twater tale,Ga naar voetnoot128
Mi meyende in die praierie,
130[regelnummer]
Diere gelike en sagic nie.
Doe ic een luttel badde gegaen,
Sagic vore mi .i. vergier staen,
Dat groet was ende harde wijt,
Oec waest gesloten ende gevrijtGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
Met starken ende met hogen muren,
Wel gehouwen met figuren,
Ende met beelden gescreven wale,Ga naar voetnoot137
Daer ic u gerne altemale
Die figuren ave verseide,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Constic met eneger behendicheide:
Nadien dat si mi gedaenGa naar voetnoot141
Dochten, salic doen verstaen.
Die ierste beelde hiet Haettie,Ga naar voetnoot143
Die geweest heft oit ende ie
145[regelnummer]
Van ernessen dat irste begin.Ga naar voetnoot145
Verbolgen stoetse in haren sin;
| |
[pagina 109]
| |
Sere bedect ende harde fel
So sceen die ymagene wel.
Sine was niet te gereke wale,Ga naar voetnootVs 149
150[regelnummer]
Mare ontsent sceen soe altemale;Ga naar voetnoot150
Soe hadde int voerhoet menege lese,Ga naar voetnoot151
Ende op gescurst was hare die nese;Ga naar voetnoot152
Lelec was si ende verronst mede;
Si stoet verwimpelt daer ter stede
155[regelnummer]
Met enen doke onsuverlike;
Neven hare stont sekerlike
Ene ymagene, anders gedaen;
Boven hare so sagic staen
Haren name, dien ic las,
160[regelnummer]
Dattie beelde geheeten was
Felheit, ende een ander mede
Stoet daer op tere andre stede,
Die geheten was Dorperheit:Ga naar voetnoot163
Si hadde al selke lelecheit,
165[regelnummer]
Alse daden die vorste beide.
Groet sceen wel hare quaetheide;
Si sceen oec wel vol hovarden
Ende quaet sprekende ende vol onwarden.Ga naar voetnoot168
Wel conste hi betrecken, en trouwen,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Die selke beelde conste houwen;
Want wel sceent, ane hare gemake,
Dat was ene dorpre sake,
Ende een wijf al vol onneren,
Die hare ter doget nine wilt keren.
175[regelnummer]
Hier na sagic gehouwen daer
Ende betogen, dat was waer,Ga naar voetnoot176
Giricheit, die niet en geeft,
Machse, den dach datse leeft:
| |
[pagina 110]
| |
Dese es die den lieden doet
180[regelnummer]
Over een vergaderen tgoet,
Ende perssemen leert, ende vercopen,Ga naar voetnootVs 181
Ende vergaderen tgelt met hopen.
Dits die gene die doet stelen
Den dief, die bi sire kelen
185[regelnummer]
Wert gehangen ter meneger stat.
Dese es oec die toe brenget dat,
Dat men den lieden rovet thare.
Dese maect oec openbare
Groete gedingen ende sware;
190[regelnummer]
Oec maect si menegen makelare,Ga naar voetnoot190
Die, beide heren ende vrouwen,
Hare goet af steken met ontrouwen,
Ende hare erfenesse doen vercopen,
Om dat sijt te gadere hopen.
195[regelnummer]
Lelec was dese beelde gedaen:
Si sat, alse die mochte staen
Qualec, ende beidde harre bringeren
Met crommer hande ende met vingeren;
Want hare herte na el en stoetGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
Dan nader andre liede goet.
Dits dat hare sin verteert,
Want sijt vore alle dinc begeert.
Naest Girichheit stoet
Vrecheit, die oec begert dat goet:
205[regelnummer]
Si was mager ende bleec;
Den doden si bat geleec
Van hongere, dan iemen el.
Het sceen an hare varuwe wel
Dat si luttel goet verteerde,
210[regelnummer]
Maer altenen den penninc geerde.
Sie onder sperde dicke hare kele;
Sie soep wellinge van gerstinen mele,Ga naar voetnoot212
| |
[pagina 111]
| |
Niet so vele dat hare besloet.
Sine at niet el dan gerstijn broet,
215[regelnummer]
Ende tallen dien dat si nochtan
So mager was, sone hadsi an
Mar enen roc, die menich gat
Hadde, die te meneger stat
Was geboet met ander doken.Ga naar voetnootVs 219
220[regelnummer]
Men hadde lange moegen soken
Eermen vonden hadde die vloe;Ga naar voetnoot221
Hi was te gleden alsoe.Ga naar voetnoot222
Op een recke, bi haerre siden,Ga naar voetnoot223
Hinc .i. mantel van ouden tiden,
225[regelnummer]
Ende van brunette .i. rockelkijn,
Dat niet bloeter en mochte sijn.
Ic segge u, in warger dinc,Ga naar voetnoot227
Dattie mantel, die haer hinc,
Met bonten gevoedert nine was;
230[regelnummer]
Maer die vodre, geloeft mi das,Ga naar voetnoot230
Was lammerin, out ende swart,
Swaer te dragene ende hart.
Si haddene wel gehadt .x. jaer;
Maer selden droech sine, dat es waer;
235[regelnummer]
Want int herte hadt hare getenGa naar voetnoot235
Een gat, haddi iet versleten;
Want haddi gewesen quaet,
Eer Vrecheit, dat verstaet,
Enen nuwen hadde gecregen,
240[regelnummer]
Hadde sire lange sonder gelegen.
Vrecheit so hilt in die hande
Ene borse, met enen starken bande,
Die si harde vaste sloet:
Si en warre, om gene noet
245[regelnummer]
Die si hadde, daer toe gegaen.
Selden was die borse ondaen,
| |
[pagina 112]
| |
Omme enege becommerthede,
En ware of sire iet in dede.
Daer na so stoet vort betogen
250[regelnummer]
Nidicheit, die noit in hogen
En wert aen dinc die si vernam:
Si wert altoes erre ende gram
Ende vertoech alle scaden.
Niet en stoet hare bat in stadenGa naar voetnootVs 254
255[regelnummer]
Dan alsi enen goeden man
Sach comen toren ende lachter an,Ga naar voetnoot256
Ocht oec menich swaer verlies:
Sere verblidde si hare dies;
Ocht alsi enich geslachte sach,
260[regelnummer]
Dat oit vorbare te wesene plach,Ga naar voetnoot260
Vallen ochte te nieute gaen:
Daer omme so verblijdde si saen,
Ende hads feeste ende groet spel.
So quaet was si ende so fel.
265[regelnummer]
Maer alsi sach enen man
Die ere ende goet gewan,
Met duechden ende met behendichede,
Ochte met enicherande wijshede,
Dat gave hare sware avonture.
270[regelnummer]
Nidicheit heeft selke nature,
Dat si te niemene en draget minne,
So fel es si in haren sinne.
Sine heeft maech, dien si vrient si,
Noch haren vader, gelovets mi,
275[regelnummer]
En woudse dat gesciede goet,
Si en souds in haren moet
Hebben toren ende leet.
Dat si dus quaet es ende dus wreet
Dat loent si haer selven al.
280[regelnummer]
Alse iemene gesciet goet geval
| |
[pagina 113]
| |
Waent si altemale ontsinnen,
Ende edt van rouwen hare herte binnen.
Si es die niemen goeds en an.
Men vint engenen so goeden man
285[regelnummer]
Niewerinc, te gere stat,Ga naar voetnootVs 285
Mochte si wel si en dade dat
Dat hi ten groten scande quame,
Ende lachter hadde ende blame.
So quaderhande so es si
290[regelnummer]
Ende so vol venins daer bi.
Ic sach daer Nidicheits figure
Hebben ene leleke faiture;Ga naar voetnoot292
Lelic sachse, dat weet wel,
Alse die nidich was ende fel.
295[regelnummer]
An hare messtont harde vele;Ga naar voetnoot295
Si sach beide losch ende scele,Ga naar voetnoot296
Niemene en mochse besien wale:
Hare een oge loecse telken male;
Van groter felheit, dien si droech,
300[regelnummer]
Die es te vele ende meer dan gnoech.
Na Nidicheit so stoet verheven
Serecheit ende wel bescreven.Ga naar voetnoot302
Ane hare varuwe so sceen gnoech
Dat si rouwe int herte droech;
305[regelnummer]
Si was gelu ende bleec;
Van varuwen si wel geleec
Ende van gedanen Giricheiden.Ga naar voetnoot307
Si was gelu van magerheiden,
Ende van onwillen, die si sach,
310[regelnummer]
Verswinde hare herte nacht ende dach.Ga naar voetnoot310
Noit en was martelare
In tormente also sware,
| |
[pagina 114]
| |
Noch in heerscap also groet,Ga naar voetnootVs 313
Noch in so over groete noet
315[regelnummer]
Alse Serecheit hebbende sceen.
Si weende ende droefde al in een,
Ende sine woude hare vertroesten niet,
so wat feesten dat si siet.
Si sceen wale een sericge sake,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Ende die sere leefde met ongemake.
Sie wranc hare hande ende trac haer haer;Ga naar voetnoot321
Sie dreef harde groet mesbaer.
Hare cledre waren harde quaet,
Want si hadse, dat verstaet,
325[regelnummer]
Met haren handen gescoert ontwee.
Te moede was hare alsoe wee;
Haer haer hadsi uut getrocken;
Dat lach bi hare met groten locken.
Hare luste luttel enich spel,
330[regelnummer]
Soe rouwich sceense ende so fel;Ga naar voetnoot330
Feeste te makene was hare onmare,Ga naar voetnoot331
Want spel ende rouwe sijn contrare.
J.F. WILLEMS. |
|