Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 4
(1840)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 391]
| |
Waer Godfried van Bouillon gedoopt is.By de derde openbare verkooping van de boeken nagelaten door den heer Lammens, te Gent (Catalogue p. 433, no 96), bevond zich een handschrift der XVe eeuw, bevattende, onder andere, een lyst der schepenen van Gent van het jaer 1301, tot en met het jaer 1463. Achter aen deze lyst leest men het volgende: ‘Anno 1458 was geboren te Genepien, boven Bruesele, Joachim, sdaulphijns zone van Vrankrijck, ende was kersten ghedaen in de cautre daer Godfried van Bouillon kersten ghedaen was.’ Deze aenteekening strekt wederom tot bewys hoe algemeen de overlevering by onze voorvaders verspreid was, dat namelyk Godfried van Bouillon, niet te Boulogne, als sommigen meenen, maer wel in de nabyheid van het steedje Genappe, boven Brussel, waerschynlykst in het dorp Baisy, ter wereld gekomen is. Het kasteel van Genappe was van over onheugelyke tyden een vorstelyk slot der hertogen van Braband, in hetwelk hertog Jan III een groot getal joden beschermde tegen de woede van zyn eigen volk. Gedurende vyf jaren lang was het de verblyfplaets van den dauphin, later Lodewyk XI, koning van Vrankryk. Zyn zoon Joachim echter, van wien hier melding gemaekt wordt, werd niet in 1458, maer op den 17 july 1459 geboren. Jacques Du Clercq zegt deswegens in | |
[pagina 392]
| |
zyne Memoires, uitgegeven door den baron De Reiffenberg en door M. Buchon, livre III, chap. XLVII: ‘Par ung venderdy xvije de juillet, la fille du duc de Savoye et femme à Loys, aisné fils du roy de Franche, ens au chasteau de Genappe en Braband, accoucha d'ung fils, lesquelles nouvelles on vint dire prestement au duc de Bourgogne, qui lors estait à Bruxelles, dont le duc fust moult joyeulx, et donna mille lyons d'or à celluy qui lui rapporta les nouvelles, puis feit prestement escrire lettres par toutes les bonnes villes de ses pays, que ils allumassent feus et feissent joye pour la noble venue du dit enfant; ce qu'on feit par tout moult honorablement; et le ve jour d'aoust fust le dit enfant baptisé es fons de la paroisse du dit Genappe, esquels, tout comme on disoit, avoit jadis esté baptisé Godefroy de Bullon, qui jadis avait conquesté Jherusalem, et en avoit esté roy, et sy avait esté né au dit chasteau.’ Men ziet, de fransche schryver zegt volkomen hetzelfde wat de gentsche aenteekenaer had te boek gesteld, met dat onderscheid echter dat de eene paroisse noemt hetgeen de andere cautre heet. Een kauter of kouter is een bouwland. Immers zoo verstaen het nu nog de vlaemsche boeren. De kauter te Gent is bekend: Kiliaen hield hem voor een Campus Martius. Zie zyn woordenboek op kouter. De Hollanders en de Hoogduitschers (welke laetsten, gelyk mede de Gelderschen, kolter zeggen) kennen het woord slechts voor ploegyzer, fransch coultre, cautre, en middeleeuwschlatyn cultra; en deze laetste is ook de ware beduidenis, weshalve men onderstellen mag dat onze boeren van ouds door kouter een kouterland zullen hebben bedoeld. Dat geheele prochiën den naem van kauter hebben gedragen bewyst ons een dorp, in de nabyheid van Genappe gelegen, hetwelk men Coulture (thans Couture) | |
[pagina 393]
| |
Saint-Germain noemt, in latynsche diplomen Cultura Sancti Germani. Op die wyze bestaet er te Gent eene parochie Akkerghem, als zynde een akker of kouter der Gentenaren. Baisy zal dus ook waerschynlyk een kouterland of akker, behoorende aen of afhankelyk van de stad Genappe geweest zyn. Van daer dat men in de overlevering de beide plaetsen wel eens met elkanderen verwart. In een handschrift van het Roode-klooster, by Brussel, bevattende onderscheidene levens van heiligen, en aengehaeld by Le RoyGa naar voetnoot1 wordt gezeid dat de heilige Ida, moeder van Godfried, by Genappe woonde: ‘Apud Bruxellam civitatem Brabantiae nobillissimum, vel circa eam, magna ex parte vitae suae mansionem fecit, et juxta Geneppiam cum filiis suis honestissime conversans, habitavit. Monstratur illic usque hodie fons sacri baptisterii, in quo Godefridus ejus primogenitus fertur fuisse initiatus.’ Nog voor weinige jaren bezocht professor Schrant het dorpje Baisy, en zag daer die doopvonte: ‘Thans houdt men vrij algemeen (zegt die geleerde) dat Godfried te Baisy, of Basy, een dorpje aan de Dijle, in Zuid-Braband, by Genappe, geboren is. Behalve in eene oude kronijk, wordt dat ook in een oud handschrift van Nivelles, als mede in het leven van Ida stellig verzekerd. Niet minder pleit daarvoor de getuigenis der inwoners van Basy, op eene aloude overlevering gegrond. Bij mijn onderzoek aldaar, toonde men mij in den omtrek der kerk, de plaats van het kasteel, waar men wil, dat Godfried geboren, als mede de vont, waerin hij gedoopt is. Een steen met den naam van Godfried, in zeer oude | |
[pagina 394]
| |
letters aldaar voorheen geplaatst, was, tot wezenlijk verlies, bij het herbouwen der kerk, als grondsteen van den toren gebezigdGa naar voetnoot1.’ De held van Tasso's onsterfelyk gedicht, en Joachim, de zoon van den franschen dauphin (later Lodewyk de XI) zyn dus niet in de kerk van het tegenwoordige Genappe, maer op de prochie Baisy, eertyds afhankelyk van die stad, gedoopt geworden.
J.F. WILLEMS. |