Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 4
(1840)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 1.Het woord gilde stamt, volgens eenigen, van gild, pecunia, af; Bilderdyk aenziet het als verwand met hilde, affectio, cognatio, ge-hilde, samenscholing, verbond. In het latyn wordt het door gilda, gildonia, en conjuratio vertaeld. Gilden zyn genootschappen, wier leden, door onderling verband vereenigd, hetzelfde doel betrachten, en wier verordeningen, in algemeene vergaderingen vastgesteld, onder gekozene bestuerders ten uitvoer worden gebragt. De gilden worden in Schutsgilden en in Ambachtsgilden verdeeld. De schutsgilden zyn genootschappen, waerby de inwoners van een land of stad zich wederzydschen onderstand beloven, om zich tegen den inloop van vreemde volken te behouden, of het willekeurig geweld van overheerschers te beteugelen. Karlemagne zond een capitulair tegen dergelyke verbonden uit, waerin deze genootschappen, naer den eed dien zy elkander aflegden, conjurationes worden genoemd. Het draegt dit opschrift: De conjurationibus servorum in Flandris et in Mempisco et ceteris maritimis locis. De regeringwys der steden by duitsche volkeren werden naer het gildenbestuer gevormd, en by de Angelsaksen werd het stadsregt ook wel gilderegt genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eene gemeente was eigenlyk een schutsgilde, daer deze, als het ware, een lichaem vormde, waervan de schepenen het hoofd waren, en elk borger wederzyds verbonden was om ter verdediging en handhaving hunner regten en ter behouding hunner wetten en gebruiken de wapens te voeren. De schutsgilden zyn hier te lande zoo oud als het volk zelve, en bestonden lang vóór dat de gemeenten oprezen; maer het is te veronderstellen dat de neringsgilden slechts by den opgang der steden zich ontwikkelden. Onder de regering van Jacob Van Artevelde kwam de politieke magt van het land in de handen der neringsgilden, die de drie groote steden Gent, Brugge en Ypre beheerschten, en 't was alsdan ook dat de bevolking der stad Gent in drie leden werd verdeeld, in het lid der Poorters, dat der Wevers en dat der Kleine Neringen. Elke nering had een bestuer, bestaende uit twaelf leden, gezwoornen genaemd, en één deken. Jaerlyks werden deze, even als de schepenen der stad, herkozen. Dit bestuer moest een wakend oog houden en nagaen of het reglement wierd onderhouden. Van hunne besluiten kon men voor het hof der schepenen zich beroepen. Om tot vry meester in eenig ambacht aengenomen te worden moest men de bepaelde leerjaren by eenen baes doorbrengen en aen de vereischte proef voldoen. Deze verordening had met het ridderwezen veel overeenkomst. De schildknaep werd eenen ridder aenbevolen, de leerling eenen vryen meester besteld. Om tot ridder geslagen te worden, moest men in het tournoispel of op het slagtveld blyken zyner dapperheid geven; om tot meester in eenig ambacht herkend te worden, werd er een meesterstuk vereischt, en beide plegtigheden, by het aennemen van een meester of het aenbinden der riddersporen, werden met den grootsten luister gevierd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oorspronkelyk woonden de leden der zelfde nering in de zelfde wyk, en ter merkt hielden zy de zelfde zyde. Elke nering had eene kapel, waer zy op zon- en feestdagen gezamelyk de diensten bywoonden, en een huis waer hunne vergaderingen en byeenkomsten plaets hadden. Er werd ook in elk gilde geldmiddelen uitgesteken ter ondersteuning der arme leden; eenige neringen zelfs hadden hospitalen voor kranke en oude lieden, als B.V. de gene der Wevers, die in 't begin der XVIe eeuw het klooster der Bogaerden, t'einden Onderbergen, bekwamen, dat eenigen tyd te voren wegens de onbetamelyke levenswys der broederen gesloten was (Sanderus I, 320), en aldaer een godshuis voor arme en kranke persoonen stichtten. Na de beroerte van 1539 werden alle de goederen, aen de neringen toebehoorende, aengeslagen en verkochtGa naar voetnoot1. Dit godshuis nogtans werd door besluit van 7 maert 1540 behouden, en in de algemeene vernietiging niet begrepen: ‘Vu l'estat en biens appartenant au godshuis et weverscapelle, où sont à présent nourris et alimentés vingt-six povres es leur mestier, Sa Majesté a ordonné de leur rendre leur lettrages, à charge d'en employer les revenus, comme il a été fait par le passé: portant ensemble 44 livresGa naar voetnoot2.’ De neringen hadden in Vlaenderen een regtstreekschen invloed op het staetsbestuer. In Gent was elk borger stemgeregtigd tot het kiezen der schepenen. Het lid der poorters, waeronder de begoede borgers der stad waren gerangschikt, had regt ter kiezing van drie schepenen in elke bank; het lid der Wollewevers en dat der Kleine Neringen waren bevoegd, elk tot het kiezen van vyf schepenen. De voorschepen van de keure, ook wel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
borgemeester genaemd, was deken van het Poortersgilde; de deken der wevers en die der Kleine Neringen zaten nevens hem in de schepenzael, en genoten de zelfde regten. Het woord Poorter, als men mogelyk reeds bemerkt heeft, werd alhier in een algemeenen en in een beperkteren zin gebruikt. In 't algemeen waren al de borgers poorters, die te Gent woonachtig waren en voor de schepenen der stad te regte stonden. In den beperkteren zin verstond men er de leden des gilden door, dat het derde lid der stad uitmaekte. De aenzienelykste geslachten waren meestal in een der neringen opgeschreven, zoo men oordeelen mag uit de onderstaende lyst der persoonen, in 1524 in het poortersboek aengeteekend. Aldaer staen opgegeven: Sloeve, Sersimoens, Liekerke, Van der Moere, Van den Hole, Van Veurne, Vijdt, Veurhaute, Vilaein, Grammees, Ghijstele, Alaerts, Tryest, De Vos, Sype, Rijm, Stoppelare, Van Huuse, Van der Cameren, Wedergrate, De Jaghere, Van den Caudenburch, De Baenst, Massemen, Van der Haghe, Van der Muelen, Van Onredene, Axpoele, De Lu, De Crane, Van der Beerghe, Van den Kethulle, Van Saemslach, Van Angereeles, Dixmuien, De Wale, Caudenhove, Haesbeyt, Pascaris, Van Marke, Herzele, Masteyn, Van der Schaghe, Van Huele, Eechaute, Pottelsbeerghe, Imbiesen, Ideghem, Van Roeselare, Potteliis, De Scoutheete, Provijn, Bost, Quevijn, Van Sicleer, Van Munte, Meersch, Bornage, Wielant, Donaes, Van Bruaen, Ruufflaers, Storm, Eymans, Van der Vicht, Steelant, Van Leys, Buridan, Clocman, Van der Moten. De haeg- of buitenpoorters, van wien men in onze geschiedenis niet zelden vindt gewag gemaekt, waren personen die buiten de stad woonden, maer domicilie te Gent hadden gekozen, aldaer een huis of kamer had- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl: 39.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, ter kennis van de geburen, en de vrykeid van de een of ander nering hadden aengenomen. Dan waren zy vrypoorters als of zy stedevast binnen de stad hadden gewoond, en mogten voor geen ander geregtshof, dan voor dat der schepenen van Gent, betrokken worden; ook beschutten zy dezelve ten plattenlande en deden hunne vonnissen door de Witte Caproenen ten uitvoer brengen. Brugge en Ypre bezaten het zelfde regt, elk in dat gedeelte van Vlaenderen, dat hem onderhoorig was. De nering der Wollewevers, waeronder de Droogscheerders begrepen waren, vormde het tweede lid der stad, en werd ook wel de Groote Nering genaemd. Der zelver blazoenen, welke ons de heer P. Goetghebuer heeft medegedeeld, brengen wy den lezer hier nevens onder het oog. Dat der wevers droeg op een veld van keel een klimmende leeuw van zilver met roode tong, tusschen twee gouden schietspoelen; zynde des leeuwen kroon, halsband en klauwen ook van goud. Dat der Droogscheerders vertoont op een veld van keel eene schaer van zilver en langs weêr zyden een zilveren hak. De wollewevery was reeds vroeg hier te lande zeer ontwikkeld, want ten tyde der Romeinen werden de lakens der Morinen en Atrebaten door gansch het ryk verzonden en gezocht. Men wil dat de eerste wollewevers te Gent zich onder de regering van Boudewyn met den Schoonen Baerde nederzetteden, die hun eenige vryheden aldaer toestond. In de daerop volgende eeuwen verhieven zy zich tot de aenzienelykste nering der stad, en de hooge bloei van den handel gaf hun zulken invloed, dat zy niet zelden de grootste veerkracht aen de handeling van het staetsbestuer byzetteden. Dit gilde bekwam in het begin der XIVe eeuw een deel der Koutervest, naest de Walpoortbrug, in cyns, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stichtte daer omtrent het jaer 1360 eene kapel aen St-Leonardus toegewyd, en een hospitael voor hunne nering. Deze kapel werd in 't begin der XVIIe eeuw herbouwd, en dient alsnu tot Klein Vleeschhuis. De Kleine Neringen waren in 1445 drie en vyftig in getalGa naar voetnoot1, en waren in 1524 nog de zelfde gebleven, zoo blykt uit de kaert den heer P. Goetghebuer toebehoorende, en alwaer de wapenen der Poorters en der Neringen op afgeteekend staen. Deze kaert, gedrukt door Pieter de Keysere, die aen de Veerleplaets, by de Kraen woonde, is 74 centimeters hoog en 39 breed. Om hoog is een gezicht der stad Gent, in hout gesneden, gegraveerd, en daer onder zit de Maegd van Gent, met de eene hand op den Leeuw van Vlaenderen en in de andere 's lands standaerd houdende. Wy nemen uit deze kaert de lyst der Kleine Neringen over, en zullen, zoo veel het ons mogelyk is, de beschermheiligen derzelve, als ook hunne kapellen en huizen, trachten op te geven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vereenigde dekens der bovengenoemde ambachten vormden het bestuer der Kleine Neringen, als lid der stad heschouwd; deze kozen onder hen een Overdeken tot voorzitter, en 't waren ook zy die in vroeger tyden over de twistvragen, tusschen de eene of andere nering | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontstaen, vonnis moesten strykenGa naar voetnoot1. Later kwam dit regt aen de schepenen der stad. Schoon deze ambachtgilden tot aen het inrukken der Franschen in Vlaenderen (1795) bleven bestaen, hadden zy, sints Karel V Gents oude vrye regeringswys veranderde, hunne politieke macht verloren. Door de concessie caroline van 30 april 1540 werd de verdeeling der stad Gent in drie leden vernietigd, en de collatien of algemeene volksvergaderingen verboden; 't getal der neringen werd op 21 gebragt, en verscheiden onder een bestuer vereenigd. De Koornmeters en Pynders (pakkendragers) werden door de stadsregering aengesteld, die ook bemagtigd was om het bestuer van elke nering te benoemen. Om in deze neringen aengenomen te worden, waren geene leerjaren noodig; er werd slechts een proefstuk en het betalen van 6 gouden Carolus-guldens vereischt. Reeds honderd jaren vroeger had Philips van Bourgondie de eerste inbreuk op de stadsregten in ons land toegebragt, namelyk aen die der stad Brugge in 1439, en aen die van Gent door het tractaet van Gaveren in 1452, welke steden echter 20 jaren later door het groot privilegie van Vrouw Maria in hare gebruiken werden hersteld. De vorsten van Bourgondie trachteden naer een onbeperkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezag; de groote magt der steden stonden hun in den weg, en zy spaerden geene middelen om deze te vernederen en die staetkundige verordeningen te niet te helpen, die sinds eeuwen gevestigd waren en als de pylers onzer onafhankelykheid mogten aenzien worden, daer ons land aen deze krachtige regeringsvorm meermaels, by de aenvallen der heerzuchtige Franschen, zyne redding te danken had, en eeuwen lang zyne vryheid gaef had behouden. Inderdaed is er iets geschikter om een land in een ontzaggelyken staet van verdediging te brengen, dan eene diergelyke verdeeling in gewapende neringen, die op het minste gevaer zich ter Vrydagsmerkt vereenigden om over de landsbelangen te beraedslagen? Van een staetkundig standpunt beschouwd was gevolgendlyk de inrigting der neringen allernuttigst, en zy zette het landbestuer eene kracht by, welke zy sinds het besluit van Karel den V nimmer meer bekwam. Van de hoogste tot de laegste sport der staetsverordening bezielde dezelfde wil alle de gemoederen, en Vlaendrens belangen werden met gelyken yver tegen inlandsche onderdrukking als tegen vreemde overmagt verdedigd, ook by 't ontstaen van kryg. Daer elk borger van het regt des oorlogs innig overtuigd was, wist hy op het veld van wankelen noch wyken. Wy zullen hier niet onderzoeken of de neringen de ontwikkeling der nyverheid voor-of nadeelig waren; deze staetkundige twistvraeg wordt door Smith, Turgot, SayGa naar voetnoot1 en anderen behandeld, en als aen nyverheid en handel schadelyk voorgesteld. De heer professor Tydeman in zyn belangryke Verhandeling over de gilden van Neringen en Ambachten, geeft in de volgende bewoordi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ging het nut der ambachtsgilden op: ‘Wij beginnen, zegt hij, met dat gene, 't welk het naast voor oogen ligt, en uit de zoo even beschrevene inrigting der gilden onmiddelijk voortvloeit, het voordeel en gemak der gildenbroeders zelven. Worden zij alvorens als leerlingen wat langer en sterker in den band gehouden, zij hebben daar van het voordeel, van gehouden te zijn tot een zedig en geregeld gedrag, een genoegzamen leertijd, en om zich bekwaam te moeten maken, indien zij ooit zelve meester willen worden: alzoo leertijd zonder proef even min den toegang tot het gilde opent, als proef zonder leertijd. Maar vooral als leden van de gilden hebben zij wederkeerig het genoegen, van meer gezag te hebben over hunne knechten, en van een meer verzekerd bestaan; 1o om dat zij niet dan volleerd en bekwaam in het gilde worden aangenomen; 2o om dat het getal der meesters van dat handwerk of die nering, door de voorschrevene leerjaren en proef, en de onkosten van die proef en de intrede, van zelf beperkter wordt; en 3o door dien alle werk van vreemde werklieden en van binnensteedsche beunhazen geweerd wordt. En daarenboven hebben zij bij ziekte en ouderdom, een verzekerden billijken onderstand, en eene minder kostbare begrafenis; terwijl juist de begrafeniskosten dikwijls een gering huishouden geheel ontblooten en in armoede dompelen. ‘De verdere burgerij moet ook voordeel uit deze inrigtingen trekken. Men is meer verzekerd van bekwaam werkvolk, en voor billijken prijs, te vinden, alzoo het beklag tot de overlieden openstaat, en daar de gilden voor hunne eigen armen zorgen, of eigenlijk, zorgen dat hunne medeleden niet geheel tot armoede vervallen, zoo blijft de armoede beperkt, en kan door de gewoone bijdragen bestreden worden. Wat is daarentegen het gevolg der nieuwe vrijheid, of losbandigheid? een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
knecht heeft minder ontzag voor den meester: hij beeldt zich al ligt in bekwaam genoeg te zijn om zijn handwerk op zichzelf te kunnen drijven; hij krijgt verschil met zijn baas, of hij wil trouwen; dus vangt hij zijn eigen bedrijf als meester aan: dit is het geval met velen; zij werken de een goedkooper dan de ander, dus bederven zij de nering van de oude bazen, maar ook voor elkander en voor zich-zelven: - maar zij werken ook slechter; dus ontloopt hun de nering: zij waren reeds van den beginne af, en vervallen nog meer en meer in lagen en armoedigen stand: zij krijgen eindelijk gebrek aan het nooddruftig onderhoud voor zich en hun huisgezin; zij genieten geen bijzonderen gilde-onderstand, en nu valt de geheele last op de algemeene armenkas, die door bijdragen van de burgerij moet aengevuld worden: terwijl de bedeeling zeer sober blijft, en de schamele armoede en de onzedelijkheid, en verstomping van alle zedelijk gevoel, waartoe dezelve, helaas! den mensch zoo lichtelijk brengt, hand over hand toenemen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2.Te Gent bestonden vyf schutters gilden: 1o Het gilde van St-Joris met den stalen kruisboge is het oudste der stad. Het tydstip van zyn stichting wordt niet aengegeven. Oorspronklyk had het zyn hof in de wyk Overschelde, digt by de Vyf-windgat-brug; sinds 1409 bezat het een huis nevens het Belfort in de St-Jansstraet, en omtrent de helft der XVe eeuw bekwam het een deel der Halle naer de Hoogpoort toe, welk huis tot den hedigen dage St-Jorishof wordt geheeten. Het bestuer van dit gilde bestond uit een opperdeken, een onderdeken en 12 proviseers of raedsleden. De proviseers moesten uit de drie leden der stad (de Poorters, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wevers en Kleine Neringen) genomen worden. De keus van opper- en onderdeken werd door de schepenen der stad goedgekeurd, en sinds 1423 was de voorschepen van de keure opperdeken van dees gilde, en de oudste der andere schepenen onderdeken. 2o Het jonge St-Jorisgilde was het oude gilde ondergeschikt. De schepenen der stad keurden het reglement van dit gilde in 1438 goed, en aldaer wordt besproken dat het oude gilde jaerlyks een zyner leden zal benoemen om het jonge broederschap voor te zitten. 3o Het gilde van St-Sebastiaen, met den handboge. Er waren ook twee gilden van St-Sebastiaen. Het reglement van het jonge gilde werd in 1437 door schepenen goedgekeurd, en het had zyne kapel in St-Baefs kerk ten outer van St-Sebastiaen en St-Agnete. Het oude gilde had eene kapel in den krocht der zelve kerk, en deszelfs hof was oorsprongelyk aen schepenenvyvere over de Nieuwbrug, maer in 1528 stichtte het zyn hof op den Kouter, ter plaets waer nu het Post-Hotel en het Theater zich verheffen. 4o Het gilde van St-Antonius met de busse. In het begin der XVIe eeuw werd op den Lievengang het hof van St-Antone gebouwd, waer de leden van dees genootschap zich in het schieten met de busse oefenden. Sedert 1783 dient het hof tot een hospitael van oude lieden. 5o Het schermersgilde van St-Michiel bekwam, door opene brieven van 26 maert 1613, eene zael in de oude Halle nevens het Belfort, waer het thans nog zyne vergaderplaets houdt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 3.Op het verzoek, door den heer gouverneur baron Van Doorn in 1830 gedaen, werden vele registers en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oude verordeningen der neringen en ambachten ter stads archiven nedergelegd. Zoo berusten aldaer de neringboeken, wier opgave wy hier insluiten: De Wagenmakers. 1o Een register in-8o op parkement, geschrift der XVe eeuw, behelzende het reglement van 1324 vernieuwd in 1484; verder een aenwyzing der juweelen, zilverwerk, enzv. deze nering toebehoorende. - 2o Een register in-8o op parkement, geschrift der XVe eeuw, behelzende het zelfde reglement in 1535 vernieuwd. - 3o Een klein register in-folio oblong, op parkement, geschrift der XVe eeuw, waerin de namen der dekens en vrye meesters staen opgegeven, beginnende van 't jaer 1535 tot 1788. - 4o Het register der resolutien dezer nering van 1689 tot 1793. De Goudsmeden. 1o Een register in klein folio, op parkement, geschrift der XVe eeuw, behelzende de verordeningen van het goudsmeders ambacht, door den heer Diericx uitgegeven in Appendice aux Mémoires sur la ville de Gand, bl. 115. Dit boek vervat nog de ontvangsten, resolutien en de namen der meesters die vry in 't ambacht waren, van 1338 tot 1583. - 2o Een rente-boek in klein folio, op parkement, behelzende de goederen door deze nering bezeten, de uitgaven en andere acten by de zelve aengegaen, beginnende met het jaer 1338. - 3o Een boek in-4o, op papier, waerin de inventaris der titels, zilverwerk, juweelen, enzv. staet geschreven. - Dertien kopere platen, waerop de namen en merken der goudsmeden aengeteekend zyn, berusten insgelyks ter archiven; er is eene die van het jaer 1454 dagteekent, een ander van 1480. De TimmerliedenGa naar voetnoot1 en Houtbrekers. 1o Een register | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl. 49.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der houtbrekers in-folio, op parkement van de XVe eeuw, bevattende de verordeningen dezer nering van 1426, en de lyst der gezwoornen en vrye meesters tot het jaer 1716. Een allerschoonste titelvignet versiert het boek en verbeeldt de Heilige Drievuldigheid. Omlaeg staet daerop het wapenschild der nering afgeteekend, ter zyde de wapens van Vlaenderen en van Gent. - 2o Een register der timmermans, houtbrekers en schrynwerkers, waerin de namen der meesters geschreven zyn, van 1403 tot 1510. - 3o Een register der timmermans, geschrift der XVe eeuw, waerin de namen der dekenen en gezwoornen aengeteekend zyn tot het jaer 1522. Op het reglement over het kiezen van het bestuer der nering volgt eene verordening van 1414, over de Aweten (militare presidium, in 't fransch guet), die de wyze vaststelt hoe de nachtwaken ten halfvasten moeten gehouden worden. Dit niet onbelangryk stuk, waerin men de wapenuitrusting dezer eeuw vindt beschreven, werd door den oud-raedsheer J.-B. Cannaert, in de Bydragen tot de kennis van het oud strafrecht in Vlaenderen, op bl. 397 opgenomen. - 4o Inventaris der oorkonden, aen de nering der houtbrekers toebehoorende, van 1417, met afschriften van verscheiden acten der XIVe en XVe eeuwen. - 5o Een register der timmermans van 1609 tot 1683. - 6o Een register in-folio, op parkement van de XVIIe eeuw, behelzende de namen van de dekens, gezwoornen en meesters van 1685 tot 1772. Dit boek is met een schoon titelvignet versierd, verbeeldende St-Joseph en St-Amand, patroonen dezer neringen. - 7o Een register van resolutien der timmerlieden, van 1671 tot 1699. - 8o Een register van 1699 tot 1750. - 9o Een register van 1750 tot 1772. - 10o En een van 1769 tot 1772. Het blazoen der timmermansnering geven wy in de bygevoegde plaet: het verbeeldt op een veld van keel een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gouden compas, in het midden is een klein schild met lazuren veld, waerop eene byl en winkelhaek van zilver geteekend zyn. De kapel dezer nering was die der Heilige Drievuldigheid in St-Jacobs kerke. De Sceppers (kleermakers). Een register in klein fol. op parkement, bevattende de lyst der vrye meesters en meesters kinderen, beginnende met het jaer 1423, enloopende tot 1609. De Bardemakers (barbiers). Het register waerin hunne namen staen opgeteekend van het jaer 1433 tot 1793. Het reglement dezer nering is te vinden in meergemeld register: Ordonnantien, wysdommen, enz. De Smeden. 1o Een register, genaemd: het boek met den hamer, in klein fol. op papier, geschrift der XVe eeuw, behelzende het reglement der smeden van het jaer 1477; besluiten nopens de koolmaten den gasthuize toebehoorende, van de jaren 1305 tot 1377; de privilegien door hertog Philips, den poorters en den goeden lieden van de neringen toegestaen, onder het zegel der stad Gent van het jaer 1432; Appointement tusschen de schiplieden en de smeden, nopens de maten, in het meten van de smêekolen, van het jaer 1480; Vonnis in de vierschare gegeven jeghens de clutsenaers, die oudt ysere ter marct vercopen, van het jaer 1481. Verder, copien van vele rentebrieven. - 2o Twee registers samengebonden van 1438 en 1521, vervattende de namen der dekens, meesters en meesterskinders der nering. - 3o Het boek van de smeden en wapenmakers, mitsgaders van de vrye neringen, van de zadelmakers, slotmakers, paerdenbeslagers, enz., in-folio op papier, behelzende aenteekeningen der ontvangene proefstukken van 1629 tot 1794. De Vleeschhouwers. 1o Register in-folio op papier, behelzende de geboortaengaven van de kinderen der vleeschhouwers in het Groot-Vleeschhuis, van 1463 tot 1678. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2o Een rekeningboek van 1471 tot 1570. - 3o Een boek, de besluiten vervattende van 1667 tot 1722. De Oude Schoenmakers. Een boek in-4o op parkement, geschrift der XVIe eeuw, behelzende de reglementen dezer nering van 1304 en 1334. De Huidevetters. 1o Een register in klein folio op parkement, geschrift der XVe eeuw, met een schoon gekolorieerd vignet aen het hoofd des boeks, verbeeldende de marteldood van den H. Bartolomeus, patroon dezer nering. Vooraen staet hun reglement geplaetst van het jaer 1478. Het behelst verder de lyst der vrye meesters van 1479 tot 1697. - 2o Een boek in 1511 begonnen, waerin acten der XIVe, XVe en XVIe eeuwen staen overgeschreven. Vrye Merceniers. 1o Register in-folio op parkement, geschrift der XVe eeuw, vervattende de namen der vrye merceniers van 1485 tot 1753. - 2o Register in groot fol. op papier, geschrift der XVIIIe eeuw, behelzende de statuten dezer nering van 1305, en reglementen der XVe, XVIe, XVIIe en XVIIIe eeuwen. - Register in-fol. op papier van de XVIIIe eeuw, behelzende de namen der genen die hunne leerjaren beginnen, sedert 1720 tot 1770. - Register in-folio op papier, houdende de namen der oversten, gezwoornen en vrye meesters van 1754 tot 1794. Het huis dezer nering, vroeger het Hooger huis, was gestaen op de Vrydagsmerkt, en werd in 1839 afgebroken (Zie Messager des Sciences historiques, 1839, bl. 250). De Kuipers. 1o Een register in klein folio op parkement, waerin de namen geschreven zyn der gezwoornen en meesters, ook hunne kinderen van 't mannelyk geslacht (knapelicke kinderen) van het jaer 1555 tot 1757. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- 2o Een register in-4o op papier, behelzende de namen der vrye meesters van 1757 tot 1793. In 1555 was de later zoo vermaerde Jan Van Hembyze hoofdman der nering, en in 1561 zyn broeder François. De Koperslagers. Een register van de resolutien dezer nering van het jaer 1737 tot 1781. Het gilde van St-Pieter en Pauwels der Versche Visschers. 1o Een register behelzende de namen der visschers van 1560 tot in de XVIIIe eeuw. - 2o Een register in-fol. op papier, waerin de resolulion dezer gilde zyn overgeschreven van het jaer 1738 tot 1793. De vilten Hoedenmakers. De statuten dezer nering staen opgenomen in meergemeld register: Ordonnantien, wysdommen, enz. De Knopmakers. Een register in-folio, op papier, waerin de ontvangsten en uitgaven dezer nering, staende onder het patroonschap van St-Franciscus, werden aengeteekend van 1763 tot 1794. Stukken betrekkelyk het aennemen van chirurgyns en apotekers van 1665 tot 1721. - Een groot aental rekeningen van onderscheidene neringen dezer stad, aen de schepenen van de keure ingediend van het jaer 1613 tot 1795. - Rekeningen van het Collegium medicum van 1664 tot 1716. In het Historisch Museum van Gent berust het boek en het reglement der tapytweversnering dier stad. Deze nering was in drie leden verdeeld, te weten: in 't lid der Sargiemakers, dat der Dobbelwerkers en dat der Legwerkers. Haer blazoen verbeeldt op een veld van keel twee klemmende leeuwen van goud met ryzende staerten: zy houden een groen tapyt open, in wiens midden eene lelie van zilver is afgemaeld. De plaet hiernevens byge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voegd en door den heer F. De Vigne-Avé geteekend, vertoond het samenstel van dit wapenschild. Het boek dezer nering, in klein folio, op parkement geschreven, dagteekent van de XVe eeuw en werd door den heer Eug. Regnaut in het Museum ten geschenke nedergelegd. Het vervat de opgave van het zilverwerk en juweelen aen dit gilde toebehoorende, bestaende voornamenlyk in een zilveren kelk, casuifels van vergulden laken, twee groote kandelaers, een groot zilveren teeken der nering, enzv. Dan volgen aldaer de namen der vrye meesters der drie leden dezes ambachts, van het jaer 1467 tot 1597; verder staen de vrye meesterskinderen, de vrye knapen, de leerknapen, en eindelyk de namen der persoonen, die alleen vry waren in het lid der Legwerkers. Op de laetste bladzyden (18 en 19) des zelfden HS. worden, in geschrift der XVIe eeuw, het voorschrift opgegeven om laken blauw en rood te verwen. De verordeningen der tapytwevers zyn op eene parkementen rol geschreven, en vervatten hunne wetten in 1350 overzien en goedgekeurd. Zoo het schrift aenduidt mag de rol als eventydig gehouden worden. Ter grondige kennis van de inwendige verhouding der nerings gilden, is het reglement der tapytwevers zeer belangryk, en als document onzer oude tale ook niet zonder waerde. Dit stuk zal hier onder medegedeeld worden. Wy maken den lezer op de artikels 17 en 40 opmerkzaem, voornamelyk op den laetsten, waerby elk lid van het gilde, op de boete van 20 grooten, naer de wapeningen zich moest begeven. Wapeningen waren gewapende vergaderingen der drie leden van de stad, ter Vrydagsmerkt, om over gewigtige staetszaken besluiten te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit sijn de goede pointe, die de goede liede van den Tapijt-ambochte ghehouden hebben, toten daghe van heden, ende nu verclaert ende gheconsenteert sijn, bi den her Janne van Loe, deken van allen den Cleenen Neeringhen, in de stede van Ghend, ende bi al den onderdekenen van den Cleenen Neeringhen, in 't jaer ons Heeren alse men screef, m. ccc. ende vijftich.1. In 't eerste, dat negheen tapijtwevere binnen Ghend en mach wercken, noch doen wercken, no staen te houdene meer dan viere ghetauwen, ende een breet; ende dat men up dbreede niet wercken en sal dan dat ten breeden toebehoort, ende up de voorseide ghetauwen en mach maer sitten een meester, hem vierdere, up de boete van twintig grooten, also dickent alse bijt dade. 2. Item, dat negheen man wercken en sal elf vierendeele breet ende daer boven, en ware up dbreede ghetauwe, het en ware bi den consente van der ghemeenre neeringhen. 3. Item, dat negheen meester van den voorseiden ambochte gheen coopwerc en magh weercken, no doen wercken buten siere duere, met sine goede, by eeneghen ensiene, up de boete van twintig groten. 4. Item, dat elc leercnape sal gheven den ambochte vive ende veertich scilde, ende een scale van eender troeyscher marc, ende die gheamaelgiert metten teekene van den ambochte, te hulpen ten costen van den ambochte voorseit, ende vive scilde van kennessen, ende vijf jaer leeren, up sijn derden deel van den loone, naer dat werck es, sonder yet meer te hebben. Ende daer moet hi sitten een jaer in cnaepstede, eer hi meester werden mach. Ende alse hi meester wordt, moet hy gheven den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ambochte zes en dertich scellingen groten Torn. ende twee selverin scalen, elc scale van eender troeysche marc, ende die scale gheammelgiert metten teeken van den ambochte, ende vier scellingen groten van kennessen. 5. Item, so wat meestre van der neeringhen die eenen leercnape ontfaet, die sal sinen eedt doen ende gheloven dat hy sinen leercnape niet verdraghen en sal van sinen dienste, die hy hem schuldich es, naer de ordenantie van der neeringhen; ende waert also dat men bevonde daer af de contrarie, waert om miede of om huere, so soude de meester verbueren een half marc selvers, commende ter neeringhen waert. Ende ontseide de leercnape sinen meester eeneghen dienst, ter neeringhen toebehorende, also dicwile alse bijt dade, so soude de leercnape verbueren vijf groten, ende de meester daerover claghede, ende waert also dat die meester bevonden wordde dat hi sinen leercnape hier af verdroughe, so soude de meester staen ter corrextien van dekene ende van gheswoornen van der neeringhen, ende te haren wille, boven een halfver marc selvers. 6. Item, waermen eenen meester ontfaet, ofte eenen leercnape, die kennesse behoort toe den deken ende sinen gheswoernen, ende niet meer en sullen sy verdoen, up dambocht. 7. Item, dat gheen weduwe van den ambachte dambacht houden en mach, langher dan soe weduwe es, ende dat gheens meesters dochter recht en heeft an dambocht. 8. Item, dat gheen man, anders dan die van onsen ambachte es, hem en onderwinde van tapijtambachte, van breeden of smalen werke; also dickent als men 't bevonde, up de boete van drie parisis.9. Item, eens meesters sone vry es in dambacht omme vijf schellingen par., ende hy moet een jaer leeren weven, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende voort, als hy meester wesen wille, sal hy gheven den ambochte drye par., ende van kennessen twaelf groten.
10. Item, dat eens cnapen kint mach vry cnape werden om dertich groten, den costen van den ambochte ende XII groten van kennessen, ende leeren twee jaren te halven lone, ende es dan vry ghelijck sijn vader. 11. Item, dat negheen man terteyn en wercke, en sta ix vierendeele breet, xiic. houdende, in vlaemsche ghesodene gaerne, up de boete van .iij. parisis.12. Item, dat negheen man wercken en sal xi vierendeele breet, noch drye ellen, noch xiiij. vierendeele, noch .iiij. ellen smaelre dan de mate van der neeringhe bewijst. 13. Item, dat negheen man en maecke saergen smaelre dan ii ½. ellen in 't riet, ende dat negheen man en vercoope over neghen vierendeele breet, en sta ix. vierendeele breet in 't riet, no over twee ellen, en sta ij ellen breet in 't riet; ende cussin-tyken, en sta vi ½ vierendeele in 't riet, up de boete van iij parisis.14. Item, dat niemant van onser neeringhen en mach draghen, noch doen draghen, voeren, noch doen voeren, buten der poort, omme te vercopene, werck, en ware te vooren vercocht, of en ware in vrye kermessen of in jaermartten, en ware legwerc, up de boete van xx groten. 15. Item, dat negheen man weven, no doen weven, bi nachte, bi gheere lucht, dan metter hemelscher lucht, oft eenich werck an 't ghetauwe, en ware by consente van deken ende geswoernen, up de boete van xx groten. 16. Item, dat negheen man, die in verwatenessen leghet, en mach wercken, noch doen warcken, up de boete van .v. groten, ende diere bysate, ende die 't wiste, up de selve boete voorseit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. Item voert, waert soe dat eenich man van den voorseiden ambochte, ware hy meestere of cnape, ende quame van live ter doot, om s' heeren orloghe van den lande, of metter stede van Ghend, dies God verden moete, dat hare kindere van manhoofden waren vry, mids der doot van haren vadere, ghelijc dat de vadere gheweyst hadde. 18. Item, dat elc man volghe, die meester es, sinen cavelgheselle binnen Ghend, of daer buien, up de boete van 5 groten, ende waers soe dies niet en dade, binnen der stede voorseit ofte der buten, dat ware up de boete vorseit. 19. Item, dat gheen meester leercnape ontfaen sal, hi en hadde een jaer meestrie gehouden; ende alse de leercnape ute geleert heeft, so moet hy een jaer sitten in cnaepscepe, eer hy meester wart, ende die meester moet een jaer wepelen, eer hy eenen andren leercnape ontfaet. 20. Item, dat niement gheen warc, daer dambochte kuere op hout, draghen sal, no doen draghen, te vercopene, dan te sinen gerechten stalle, up de Vriendachmarct, ende daer 't yement dade, dat ware up de boete van .v. groten. 21. Item, dat gheen meester en sal sitten in cnaepstede, hy en hadde sijn ghetouwe ghevelt, ende sijn cammen te gadere ghestelt: die 't dade, dat ware up de boete van xx groten. 22. Item, van xi vierendeele... ende moet lanc sijn xij ellen ende ij vierendeele, up de boete van iij inghelschen. 23. Item, van .iij. ellen breet, iiij. ellen lanc, up de boete van eenen groten. 24. Item, van .xiiij. vierendeele breet iiij ende ½ lanc, up de boete van iij ½ inghelschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. Item, van .iiij. ellen breet .v. ellen lanc, up de boete van v inghelschen. 26. Item, waren sy mate te curt, dat ware up de boete, also vele als men daer af geeft van warckene; ende ware sy mate te curt ende te dunne, dat ware dobbel boete. 27. Item, van saergen x vierendeele breet, waren sy te curt, dat ware up de boete van xij. miten; ende van .ix. vierendeele breet .i. inghel.; ende .ij. ellen breet vi miten; ende ware eenich mate te curt, dat ware up de boete, alse vele als men daer af gheeft van warckene, ende waren sy mate te curte het sy vierendeel of ½ vierendeel, of te dunne, dat ware dubbel boete. 28. Item, so wat manne die huwet of stervet, of sijn wijf, of sijn kindre binnen Ghend, datter elc zal commen, diere toe gedaecht sal wesen, up de boete van ij groten. 29. Item, dat niement gheen harin-garen, dat men harin-garen heet, wercken en sal, in saergen van x vierendeele ende van dat daer boven breet is. 30. Item, ende van ix vierendeele ende van danen nederwaert, dat niement gheen harin-garen warken en sal, dan in de hoofthenden een vierendeel, ende niet daer boven, in elc hoofthende, te wetene in strijpte; ende waer men de contrarie vint, de boete van .xx. groten van elken sticke. 31. Item, van den onredeliken drommen, dat men negheenen drom langher maken en sal, dan de mate van der neeringhen breet es an dende, daer men elc werc met meten sal; ende al ghevielt dat eenich drom langhere ware, by alsoe dat laken toecomt, de warcman es ongehouden van boeten. 32. Item, van den hoofthenden dat van .xi. vierendeele ende van dat daer boven breet es, dlancste twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dumen min dan een helle, ende 't curtste 3 vierendeele ende 1 alf, ende van den hoofthende dat die langher sijn, van elken dume also vele boete, als of zy te curte waren, ende sijn zy mate te lanc, boeten alzo vele als men geeft van elcken sticke van warckene. 33. Item, van .x. vierendeele, ende van danen nederwaert drie vierendeele, ende dlanchste drie vierendeele ende een half, ende in 't gelike van den smaten, boeten van elken dume also boven verclaert es, naer elcs breedde. 34. Item, van allen kustiken, doble ende andre, dat die ghemaect sullen werden op haer viercante, volghende der houder costumen, ende by also dat sy mate te curt bevonden worden, boeten souden, also vele alse men daer af geeft van werkene, ende sijn sy gheen mate te curt, van elken dume te curt eenen groten, te wetene dobbel werc. 35. Item, dat de deken machtich es dlijc te doene draghene, dien hy daer toe nemen sal, ende dat by gebuerten. 36. Item, dat niemen en sal roupen van vore 's anders stal, up de boete van v groten. 37. Item, dat gheen man wercken en sal 't sondaechs, noch 's mesdaechs, noch op den goeden - vriendach, eenich werc doende ten ghetouwe toebehoorende, ofte dat mer op doen mach, up de boete van .xx. groten, also dicwile als men 't dade. 38. Item, dat niement gheenrande werc doen en sal in sijn stal op de marct, up de boete van v groten. 39. Item, dat negheen 's vrindaechs morghens voertdoen en sal vore de clocke, up de boete van .v. groten. 40. Item, so wat manne, die vry es in ons neeringhe, dat hy sal commen t'allen wapeninghen, bi daghe, up de boete van .x. groten, ende by nachte up de boete van xx groten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41. Item, dat elc die meestrie hout sal gheven .v. groten 's jaers van stofgelde. 42. Item, dat niemen van den ambochte voorseit weven en sal 's morgens vore die clocke, noch 's avonds naer die clocke: alse dickent als men 't bevonde by eede, up de boete van eenen groten. 43. Item, dat niemen wie hy sy, die gheen coopmannegoet en maectte, ende dat mate te curt ware, die soude ter dobble boete staen. 44. Item, eerst van uwer lieder (sic) kueren, die sy jaerlijx houden ende menteneren, dat sy by lote of by bussen, te wetene es, alse menich man alse meestrie houden, elc sal hebben lot of een buskin; ende in 't ghelike, alse menich man alse cnapen sijn, of sitte in cnapenstede, of vryheden hebben, in de neeringhe, elc een lot of een buskin. Ende in dat lot ghemeenlic sullen sijn iiij lote of buskine, ondersceeden met diverschen teekenen, ende die dien ghebueren sullen sy twee kiesen, te wetene twee kiesers in de meesters, ende twee kiesers in de cnapen, welke kiesers sullen moeten twintig jaer houd sijn, of daer boven, ende dese kiesers sullen eedt doen omme te kiesene .iiij. gheswoerne, ende die gheswoerne sullen haren eedt doen te kiesene eenen soffisanten man t' eenen deken; ende hebben sy gescil, so sullen die oude gheswoerne dat ghescil middelen, ende men sal volghen der meester menichten. 45. Item, dit sijn de boeten van den legwerkers. Eerstwarven van saergen van .vj. ellen breet ende vij. ellen lanc, te curt sijnde, up .iiij. groten, ende waer sy mate te curt dat ware de boete van viij. groten, ende waer sy te dinne ghewrocht ende mate te curt, so souden sy staen te dobbelen boeten. Item saergen van .v. ellen breet ende .vj. ellen lanc te curt sijnde, iij. groten. Ende ware sy mate te curt dat ware up de boete | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van .vj. groten, ende waert te dinne ghewrocht ofte mate te curt, so souden sy staen ter dobblere boeten. 46. Item van saergen van .iiij. ellen breet ende v ellen lanc, te curt sijnde, .ij. groten, ende waer sy mate te curt iiij. groten, ende waer sy te dinne ghewrocht ende mate te curt, so souden sy staen ter dobbeler boeten. Item, van banccleedren van viij ellen lanc sijnde, waren sy te curt 1 en ½ groten, ende waer sy mate te curt, dat ware .iij. groten, ende ware sy te dinne ende mate te curt, souden sy staen ter dobblere boeten. Item, van banccleedren .vj. ellen lanc sijnde, waren sy te curt eenen groten, ende waren sy mate te curt .ij. groten, ende waren sy te dinne ende mate te curt, so souden sy staen ter dobble boeten. Item, een leercnape, die ter cnape vryheit van der neeringhe commen es, waert so dat hy kinder hadde binnen sijnder leeringhe of binnen sinen verletten daghen, die kinderen en souden gheen vryheit hebben an de neeringhe. Item, so wie dat kennesse dade van sculdeliken zaken wettelic oft andersins, ende sijt begheerden geteekent te hebbene in den bouc van der neeringhe, die zullen gehouden sijn te ghevene dekin ende gheswoerne van elken scilde eenen ingelschen, tooter somme van eenen pont groten, en de somme die boven den pont groten gaet, sal ontstaen met vier groten, sonder yet meer te ghevene. Item, waert by also dat eenighen twist oft woorden in de neeringhe ghesciede, so sijn dekin ende gheswornen ghehauden dien twist oft woorden up te nemene, en den pays te makene, also langhe alser gheen bloet gheloopen en ware; ende waert dat de partye dekin ende geswoernen niet upgheven en wilden, ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontseiden so souden sy verbueren de boete van tien groten; ende waert dat sy 't anderwaerf ontseiden, so souden sy verbueren de boete van twintich groten; ende waert dat sy derdewaerf ontseiden, dat ware up haer neeringhe te latene. Ende alle dese voorseide pointe sal men houden up de boeten ghenoemt, deen derdendeel 's heeren behouf van den lande, ende dander derdendeel der stede behouf, ende terde derdendeel ter gheenre behouf die 't ambacht beleeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het navolgende is ook op een parkementen rol geschreven, van de zelfde eeuw als het voorgaende stuk:]Dit is dat elc deken segghen sal van onser neeringhen als hy eenen leercnape onfaet. 1. In 't eerste, dat de leercnape vijf jaer leeren sal, up sijn derde deel, na dat't weerc es, sonder meer, dies sal hy ebben de vijf jaer een alf wedde ende vier ende keerslicht, ende pottage ende huushuere sonder sijnen cost. Ende hy sal sijns meesters huerbuer doen de vijf jaer lanc duerende, waerpten scheeren ende hanghen, ende dat daer toe beoert, garen draghen ende alen, crame hutesetten ende weerc draghen als hy niet en weerct: also dicwile als hy dit niet en doet, ende et hem sijn meester bevolen heeft, so sal de cnape verbueren vijf grooten, up dat de meester der over claegt. 2. Item, wat meestere van der neeringhe die eenen leercnape ontfaet, die sal sijnen eet doen ende gheloven dat hy sijnen leercnape niet verdraghen en sal van sijne dienste, die hy hem schuldich es, naer dordinancie van der neeringhen, ende waer also dat men bevonde daer af de contrarie, waert om miede of om huere, so soude de meester verbueren een alf maerc silvers, commende ter neerynghen waert, ende boven dien staen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter correxien van deken en gheswornen, dats te wetene, van der hoegster boete, die de cuere ontfaen sal van den leercnape. 3. Item voert sal de meester sijnen eet doen, alst men begheert, dat hy sijnen leercnape, noch niemen van sijnen weghe en sal gheven, no doen gheven, noch leenen, noch doen leenen, noch buerghe, no seker stellen, no doen stellen in gheere maniere, om de leercnape te bet te ghecryghene, te wetene, es dat de leercnape moet comen ter neeringhe met sijnen ghoede, sonder bate of voerdeel van sijnen meester, diene leeren sal, te hebbene; ende waert by also dat de meester de contrarye dade of dade doen, waert ghelt, borghe of pant den leercnape of yemen anders ghave of leende, so saude de meester verbueren al sulcke peyne ende boete, als boven beschreven staet. Ende waert by also dat eenen meesters wijf of joncwijf, of haer leercnape, berucht waren hieraf de contrarie ghedaen adden, dat deken en ghesworne aren eet mueghen doen doen, als sijs begheeren, ende worden sijs bevonden, so saude de meester staen in de mesdaet, als oft hyt selve ghedaen adde.
Ph. BLOMMAERT. |
|