Bijlage D. (bij blz. 112).
Auteurs der ‘Tael- en dichtkundige bijdragen’Ga naar voetnoot1)
Deel I. (Nov. 1758-Dec. 1760).
1-5m Kreet; 5m-8 Ds. G. van Spaen te Leiden (g); 9-23 Lelyveld (en Kreet?)Ga naar voetnoot2); 25-55 Ds. J.J. Brahé te Vlissingen (g); 57-61 F. Burman, gep. Lt.-Col. te Utrecht; 62-64 en 65-100 Kreet; 101-103 J.E. Voet te 's-Gravenhage (g); 104 Kreet; 105-119 G. de Haes, theol. stud. te Utrecht (g); 120 en 121-132 Kreet; 133-136 wsch. Kreet; 137-152 F. de Haes, meegedeeld door Dr. Macquet te Zierikzee (daarbij 139 noten door Lelyveld, 140, 150 door Kreet, 151 noot door Lelyveld); 153-160 ‘Aletophilus’ te Amsterdam (toegezonden door A. van Assendelft te Haarlem) (g); 161-188 F. de Haes (vervolg, zie boven; de noten 161, 170, 183, 184 van Lelyveld, de noot 163-164 van Kreet); 189-204 en 205-233 Kreet; 235-249 Lelyveld; 250b Kreet; 250c Lelyveld; 251-254m ‘Aletophilus’ te Amsterdam (als boven) (g); 254o van D.v. Hoogstraten, ingezonden door Z.H. Alewijn te Amsterdam, stud. juris te Utrecht (g); 255-258m inzender ‘Albus’ (g); 258o Paludanus (g); 259-273 en 275-290 Lelyveld; 291-306 Kreet; (daarin 302-303 vertaling uit Duitsch door Kluit); 307-327 Kluit (g); 329-392 Kluit; 393-404 MacquetGa naar voetnoot3) (‘Nec timide nee temere’); 404o Lelyveld; 405-411b Joan Stouw, vendumeester te UtrechtGa naar voetnoot4); 411m-415m Joan Stouw (gg); 415m-416 ? (g); 417 Prof. J. Lulofs; 417o-420 en 421-428 Tollius (‘Tentando’); 428o (redactienoot) wsch. Lelyveld; 429-438 Kreet; 439-443 Macquet; 445-481 F. de Haes (2e vervolg, zie boven; de noten 447, 448 van Lelyveld. Zeer waarschijnlijk ook al de andere, vaak uitvoerige
notenGa naar voetnoot5); 482 en 483-484 Lelyveld; 485-489 PaludanusGa naar voetnoot6) (g., naar Latijn van Fr. Hesselius); 490-494 Lelyveld; 494o A. Kluit; 495-534 (Bladwijzers) ‘opgemaekt door F. van Lelyveld’.
| |
noten 1-20 op blz. 151-179 zullen van Lelyveld zijn); 181-189 TydemanGa naar voetnoot1); 190-196b LelyveldGa naar voetnoot2); 196 Macquet (g); 197-202 Macquet (naar Lat. v. Broekhuizen; g.); 202o-220 LelyveldGa naar voetnoot3); 221-247 LelyveldGa naar voetnoot4); 248-256 Tydeman; 257-267 Macquet (vervolg van 104); 267o-270 wsch. PaludanusGa naar voetnoot5) (g. naar Gessner); 271 Lelyveld; 271o-272 zeer wsch. LelyveldGa naar voetnoot6); 273-284 TolliusGa naar voetnoot7); 285-296 ‘Het gezelschap D.A.O.M.’, wsch. Tydeman; 296a-m Tollius; 296 m-w J.J. SchultensGa naar voetnoot8); 297-312 LelyveldGa naar voetnoot9); 313-322 Macquet (g); 323-336 Lelyveld; 337-364 Lelyveld; 365-373 Lelyveld (g); 374-388 Lelyveld; 389-416 wsch. Lelyveld; 417-424 gen. ‘D.A.O.M.’, wsch. Tydeman; 425-428 gen. ‘D.A.O.M.’ (gg.; auteur wie?); 429-435 Lelyveld? 435o-436 zeer wsch. MacquetGa naar voetnoot10) (g.; uit h. Lat. v. Francius); 437-456 Lelyveld? 457-468 Tollius? 469-477 Macquet (vervolg van 267); 478-484 Macquet (g); 485-494 Lelyveld? 495-497 Tollius? 498-508 Tydeman (gen. ‘D.A.O.M.’); 509-514 Ds. J. van Iperen; 515-526
PaludanusGa naar voetnoot11); 526-537 CrasGa naar voetnoot12); 538-539 wsch. TolliusGa naar voetnoot13); 541-551 Ds. J. van Iperen; 552-560 Macquet (naar Francius' Latijn; g.); 561-580 Van Assendelft?Ga naar voetnoot14) (‘S.S.M.C.’; g.); 581-582 Lelyveld? (redactie-mededeeling); 583-590 Tollius; 591-621 leden M.C. gezamenlijk (ook opmerkingen van Kluit en Macquet erin verwerkt; maar 591-600 ‘opgemaekt’ door Lelyveld; 601-618 door PaludanusGa naar voetnoot15), 618m-621 wsch. Lelyveld); 622 (redactie) Lelyveld; 623-657 (bladwijzers) TolliusGa naar voetnoot16).
|
-
voetnoot1)
- b., m., o. beteekent boven aan, midden op, onder aan de bladzijde; g. bet. gedicht.
-
voetnoot2)
- L. en K. volgens Van Wijn. Het stuk toont zeer sterk den geest van Lelyveld. Kreet's aandeel zal m.i. zeer klein zijn.
-
voetnoot3)
- Zoo Van Wijn. Tydeman zegt: H. Tollius. Onjuist; want blz. 417 vlg. schrijft deze juist ertegen, en niet voor de leus. Vgl. blz. 401: over het eiland Schouwen.
-
voetnoot5)
- ‘Een zaak van groot verlang’ blz. 476 schijnt een uitdrukking van Lelyveld. Ook blz. 428o. En Bydragiana blz. 16 houdt L. er mede voor den gek. In de beide eerste stukken van De Haes reeds de meeste noten van L. Bovendien zijn ze hier doorloopend genummerd, wat ook wijst op één auteur. Vgl. ook redactie-mededeeling 484o.
-
voetnoot6)
- Tydeman teekent over hem aan: ‘toen student, naderhand pred. te Vuren en Dalem: vervolgens te Wassenaer, waar hij overleden is, d...... 177. [24 Jan. 1774]. Hij wordt geprezen in R. Feith's Briev. VI D. bl. 224.’
-
voetnoot7)
- Van Wijn noemt voor dit deel geen enkelen naam, Tydeman slechts een enkelen.
-
voetnoot9)
- Hij verwijst blz. 30 naar zijn werk in deel I, en citeert blz. 46 ‘zeker Bruiloftveers geteekend F.v.L.’ [elyveld]. 't Stuk is bovendien geheel in zijn trant.
-
voetnoot10)
- Of Lelyveld; maar stijl en methode doen mij meer aan T. denken. Ook wijst 156m op een ander dan L.
-
voetnoot12)
- Een theoloog naar allen schijn. Tydeman stelt hem gelijk met ‘S.S.M.C.’, die uit Haarlem reeds in Sept. 1760 een stichtelijk gedicht inzond, geplaatst II 561-580. Maar ik betwijfel zeer, of T.'s meening juist is; groot spellingverschil verzet zich daartegen.
-
voetnoot1)
- Geteekend ‘Het gezelschap D.A.O.M.’, maar het draagt geheel den stempel van T. Vgl. den inhoud van Proeve (van D.A.O.M.) I.
-
voetnoot2)
- Zie lijst werkzaamheden L. in Nott. M. Cr.
-
voetnoot4)
- Blijkens stijl en spelling, vgl. met redactie-noot blz. 116.
-
voetnoot5)
- Zie boven 109 n. 6. 't Heet ‘toegezonden onder de zinspreuk Lima politur ferrum’. Naar den trant komt P. het eerst in aanmerking; ook om de kennis van het Duitsch; hij is het waarschijnlijk, gezien de spelling: die van M. Cr., die P. ook in zijn andere gedichten volgt, terwijl men ze verder in gedichten hier niet vindt. Vooral het niet uitdrukken van de verscherping van v en z is daarbij opmerkelijk.
-
voetnoot6)
- ‘Een onzer’, blz. 271. Vgl. boven blz. 109 n. 5 en 6. Tollius vertaalde, althans voor M. Cr., niets van Gessner; van Paludanus zal het niet zijn om de slechte wijze van vertalen. Van Van Wijn en Cras vinden we niets of heel weinig in de Bijdragen.
-
voetnoot7)
- Om inhoud, manier, stijl niet van Lelyveld. En de onzekerheid van ei- en ij-spelling is kenmerkend voor T. Volgens Bijdr. II 347 verraadt die verwarring Rijnlandschen of Amstellandschen tongval. T. was evenwel geboortig van Breda, en woonde, vóór hij student werd, daar en
te Bergen op Zoom. Handd. Mij Lk. 1822, 18 vlg.
-
voetnoot8)
- Tydeman zegt 296a: de Schrijver dezer [Bijlage 296a-w] is de HoogEerw. Hr. J.J. Schultens.’ Maar zij bestaat uit twee deelen: het eene een proeve van diepgaande etymologie door ‘een jongen Lievhebber’, het andere een professorale critiek erop. Den raad, dien professor geeft, in Dec. 1761, volgt Tollius heel spoedig op, blijkens zijn verhandeling in M. Cr. van Maart-April 1762; gedrukt N. Bijdr. I 449-472. - Blijkbaar heeft de Redactie van de Bijdr. het stuk van Sch., waarschijnlijk op zijn eigen wensch, in haar spelling overgebracht.
-
voetnoot9)
- De noten 298-308 - het belangrijkste - stellig van Lelyveld; het overige waarschijnlijk ook.
-
voetnoot10)
- Vgl. 552 vlg. de navolging van een minnelied van Francius met M.'s zinspreuk geteekend. Verkleinwoorden zoenje, deunje, bij M. gewoon, ook hier voorkomend. Daarom, en misschien ook om spelling s'z, f-v zal het, ondanks mijn vraag boven 109 n. 7, wellicht beter zijn, hier niet aan Paludanus te denken.
-
voetnoot11)
- Vgl. lijst werkzaamheden van P. in Nott. M. Cr. met Bijdr. II 517 n.: beide over Addison in Spectator.
-
voetnoot12)
- Zie zijn werkzaamheden in Nott. M. Cr.: over drijven, rozen en leliën, Verhoek, Pluimer, Hooft, Lipsius, Tibullus gaat het daar evenals hier.
-
voetnoot13)
- Deze handelde althans in M. Cr. over den krekel bij dichters.
-
voetnoot14)
- Vgl. boven aant. bij II 176. ‘S.S.M.C.’ kan beteekenen S.S. Min. Cand.; vgl. bv. ledenlijst in Proeve van Dulces a.o.M. II. En het oudlid v. Assendelft woonde althans in 1759 te Haarlem; zie boven bij I 153, mededeeling van Van Wijn. V.A. was bekend als dichter.
-
voetnoot15)
- Alles volgens Nott. M. Cr. 15 Oct.-19 Nov. 1762.
|