De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de 18e eeuw. Deel 2
(1993)–J. Wille– Auteursrechtelijk beschermdJ. Wille, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de 18e eeuw. Deel 2 (ed. Pieter van der Vliet). Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Amsterdam 1993
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de 18e eeuw. Deel 2 van J. Wille, posthuum uitgegeven door Pieter van der Vliet in 1993. Deel 1 dateert uit 1937.
redactionele ingrepen
p. 317: 4. → 4: ‘Hoofdstuk 4 Van Goens' bibliotheek’.
p. i-xxiii: deze pagina's zijn, tegen het gebruik in, genummerd met oneven cijfers op de linkerpagina's en even cijfers op de rechterpagina's.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. II) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
DE LITERATOR R.M. VAN GOENS
EN ZIJN KRING
[pagina III]
DE LITERATOR R.M. VAN GOENS
EN ZIJN KRING
STUDIËN OVER DE ACHTTIENDE EEUW
DOOR
DR. J. WILLE
IN LEVEN HOOGLERAAR AAN DE VRIJE UNIVERSITEIT TE AMSTERDAM
TWEEDE DEEL
BEZORGD DOOR DR. P. VAN DER VLIET
HISTORISCH DOCUMENTATIECENTRUM VOOR HET NEDERLANDS PROTESTANTISME (1800-HEDEN)
AMSTERDAM 1993
[pagina IV]
Dit boek wordt uitgegeven met financiële steun van het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds, Amsterdam
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Wille, J.
De literator R.M. van Goens en zijn kring: studiën over de achttiende eeuw / door J. Wille. - Amsterdam: Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme.
Tweede deel / bezorgd door P. van der Vliet.
Met lit. opg., reg.
ISBN 90-72319-08-7
Trefw.: Goens, Rijklof Michaël van / Nederlandse letterkunde; geschiedenis; 18e eeuw
© J. Wille, en P. van der Vliet, 1993
ISBN 90-72319-08-7
Verzorging binnenwerk: J.F. Seijlhouwer, Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Vrije Universiteit Amsterdam.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form or by any means without the prior permission of the publisher.
[pagina V]
Inhoud | ||
Voorwoord | XI-XVI | |
1. Op de katheder | 1-49 | |
Soorten colleges 1, orde onder studenten 1, invloed op leerlingen uit binnen- en buitenland 2, verhouding tot collega's 3, docentschap Grieks van N.T. 3, enige werk op het gebied van Griekse filologie: begeleiding van P.G. Duker's Dissertatio De Simonide Ceo 4, evaluatie van dit werk 5, blijvende vriendschap met Duker 6, soorten handschriften die V.G. verzamelde 7, vooral betreffende vaderlandse rechten en historie 8, niet zozeer voor zijn historische lessen als wel als inlichtingenbron bij zijn regentenloopbaan 8, als prof. meer thuis in de algemene dan in de landshistorie, als regent meer aandacht voor de laatste 8, schaarse gegevens als hoogleraar in de geschiedenis 9, wil tot evenwichtige behandeling van oude, middeleeuwse en nieuwe geschiedenis 9, vooral belangstelling voor landen en perioden, waarvan de literatuur zijn voorliefde heeft 10, Italië het meest 10, wat blijkt uit zijn aandeel en niet geringe invloed op Ten Hove's Memoires généalogiques de la maison de Medicis 10, nadere behandeling van dit werk 12, stijl van Ten Hove 13, zijn houding tot christelijk geloof 13, Ten Hove wil cultuurgeschiedenis om het nauwe verband van kunsten, letteren en wijsbegeerte 15, evaluatie 19, vergelijking Ten Hove's opvattingen over geschiedenis met die van V.G. 21, ideaalbeeld van geschiedenis in V.G.'s voorrede voor zesde deel van Volkmann's Reisboek 22, geschiedenis van het volk i.p.v. geschiedenis van de hoofden, van de staat 22, bemoeienis bij de vertaling van Volkmann 23, behalve de voorredenen het eerste hoofdstuk 24, zelfstandig oordeel tegenover Volkmann over literatuur, muziek, bouw-, beeldhouw-, schilderkunst 25, voorrede voor I en VI belangrijk om het thema: reizen naar Italië ter voltooiing ener beschaafde opvoeding 29, reacties op zijn voorredenen 39, via zijn hoofdvak geschiedenis der beschaving naar geschiedenis der kunst naar de schone letteren; zijn tweede hoofdvak, Griekse filologie steeds meer daaraan ondergeschikt 41, linguïstische belangstelling richt zich op het vraagstuk van de oorspronkelijke taal 41, briefwisseling vaak over nieuwere literatuurbeoefening 43, Ned. letterkunde omhoog door kennis en waardering van letterkunde van andere volken 44, Klotz in literair bloeiend Duitsland voorbeeld? 45, Nodell's waardering van literair-kritisch talent van V.G. 48, Macquet herkent in V.G. medestander en meerdere 49. | ||
2. Achttiende-eeuwse literatuur en literatuurstudie in den vreemde en bij ons | 50-183 | |
Inleiding met V.G. als centrum van de lit. wetenschap der 18de eeuw in Nederland 50, stand van zaken in verschillende Europese landen vergeleken met de voorafgaande tijd 52, oude en nieuwe vormen komen tot ontwikkeling 53, gelegenheidspoëzie 54, anacreontiek 55, verheffing van de moedertaal tegenover het Latijn 56, vertaling 57, opgang van het proza 59, waardebepaling van proza tegenover poëzie 60, rijm en metrum 61, blank verse 62, 16de-eeuwse Italiaanse poëtiek bevat alle leerstukken der volgende eeuwen 63, samenvatting van Art poétique van Boileau 65, door gezag, niet door originaliteit van belang in Frankrijk en vele andere landen 66, ook in Engeland, maar dichtleer wordt daar grotendeels bepaald door de mate van waardering van Spenser, Shakespeare en Milton 68, de strijd tussen klassieken en modernen in Engeland 69, beide partijen kennen de Grieken vaak niet 70, naklank |
[pagina VI]
van de strijd in Rollin's Traité des Etudes enz. (1726-1731) 70, belang van het godsdienstig element 71, veel invloed naar buiten heeft Voltaire's Essay sur la poésie epique (1726) 74, maar hij heeft uiteindelijk weinig waardering voor o.a. Shakespeare en Milton blijkens zijn Dictionnaire Philosophique (1764) 75, ruimer standpunt van Marmontel: Essai sur les Romans considérés du côté moral 75, Dubos' Reflexions (1719) oefent met de begrenzing van dichtkunst en schilderkunst 76, invloed uit op o.a. Lessing 77, Batteux blijft in Principes de Littérature dicht bij het oude 77, invloed van Vico, Gravina, Muratori, vooral van Conti 79, Duitse poëtiek: Opitz, König, Gottsched, Bodmer, Breitinger, Schlegel 80, Gellert 81, nieuwe wetenschap waaraan de Duitser Baumgarten de naam gaf: Esthetica 82, Anfanfsgründe aller schönen Wissenschaften 82, Riedel's Theorie der schönen Künste und Wissenschaften 83, grote invloed op de kunstleer van Lessing, Winckelmann, Herder, hoewel zij geen theorie of systeem schreven 84, op vooraanstaande Duitsers invloed van Engeland, nl. Milton 85, Shakespeare, Shaftesbury 86, H. Home 87, waardering voor middeleeuwse kunst 88, door o.a. Horace Walpole 89, de Wartons 90, geschiedschrijving der literaire kunst 90 te onderscheiden van de historia literaria 92, van de internationale sfeer naar de toestand in Nederland 95, lyriek 96, dramatiek 98, neo-Latijnse poëzie 99, sonnet 101, vergelijking van het Nederlands met het Grieks 101, Francius acht het Nederlands een mooie taal, ‘de schoonste mogelijk van alle de Europesche’ 102, het belang van lezing van goede schrijvers als Hooft en Vondel 102, Van Hoogstraten acht vooral Vondel hoog 103, na poëtenoorlog groeit Vondels roem 104, Huygens en Bredero worden in 18de eeuw weinig gelezen in tegenstelling tot Cats 105, verering van Spieghel 106, middeleeuwse letteren komen binnen de gezichtskring uit taalkundige en historische belangstelling 106, Van Wijn begint ook met literaire waardering 107, naast ophemeling klinken klachten over verval van taal en letteren 107, in 18de eeuw geliefde letteroefening: de dichterlijke uitdrukkingen van een of meer schrijvers door vergelijking te bestuderen 107, door Vondel zelf aanbevolen 108, het verzamelen van dichtkundige schoonheden uit eigen moderne literatuur door Nyloë 108, Burman wekt zo geestdrift voor de Latijnse muze 110, M. Schagen geeft in drie artikelen Proeve eener verzameling van Dichtkonstige Cieraden 112, Schagen vindt navolging bij Lelyveld en Macquet 113, poëtische adversaria, Gradus ad Parnassum, epitheta 114, rijmwoordenboek 115, leerboeken van retorica en poëtiek in gouden eeuw 116, en in de achttiende eeuw 116, ijveraars voor poëtiek: Hoogstraten 116, Verwer 117, Nyloë 118, Francius 118, Nil Volentibus Arduum 120, o.a. Bouwmeester 120, Meyer 121, Pels 123, moeilijk meetbaar de invloed van vreemde auteurs 125, Franse literaire theorie wordt in Nederland gelezen 126, Nederlandse poëtiek (1759) van F. de Haes 127, De Enthusiasmopoetico van Burman 128, voortzetting poëtiek F. de Haes 131, reactie op deze eerste Nederlandse poëtiek van de 18de eeuw 134, Algemeene Oefenschoole van Konsten en Weetenschappen 135, veel navolging 135, mengelwerk van Oefenschoole levert literaire theorie 136, nog veel nadruk op onderwijs, navolging en wetgeving 138, medewerkers 138, liefhebberij in de allegorie, belangstelling voor het literaire schoon des bijbels 139, invloed van Rollin op de letterkundige theorie 140, bijv. in die van Lublink in de Oefenschoole 141, eigen inbreng van de bewerker 142, invloed van de Engelse literatuur 143, andere tijdschriften die bijdragen tot kennis van vreemde literaturen, bijv. Schagen met zijn Vermakelijkheden 144, De Boekzaal 145, Vaderlandsche Letteroefeningen 147, Nederlandsche Bibliotheek 147, godsdienstig facet hierin belangrijk 152, in het literaire is N.B. ouderwets en gemeenplaatsig |
[pagina VII]
154, oorspronkelijke poëzie in N.B. op laag peil 154, meestal is bij de besproken werken uit binnen- en buitenland refereren meer aan de orde dan kritiseren 154, vanaf 1760 komt er ook meer kritiek 154, Bijdragen en Nieuwe Bijdragen richten zich vooral op Franse en Engelse tijdschriften 155, Vermakelijkheden 156, Het Hollands Magazijn 157, Nederlandsche Lettercourant 157, vanaf 1740 lezen en vertalen Amsterdamse dissenters Duitse literatuur 158, overzicht van het tijdschrift Rhapsodist (1775-1783) dat vertalingen uit Engels, Frans en Duits geeft 159, aanvallen op de orthodoxie in de eerste delen 160, de niet-literaire bijdragen zijn zedekundig 163, ook staatkundige, economische en natuurwetenschappelijke onderwerpen 164, taal van mens en dier 166, in Rhapsodist weinig geschiedenis, meer belangstelling voor vreemde landen 167, uittreksels m.b.t. historie uit het Engels 167, uit het Frans 167, Voltaire 168, uit het Duits 169, weinig oorspronkelijke Nederlandse literatuur 170, esthetische en literaire theorie in Rhapsodist 170, tegenschrift Bijdragen tot den Rhapsodist 174, in Nederland aandacht voor Engelse, Duitse, Latijnse, Franse en Nederlandse literaire theorie; weinig belangstelling voor de eigenlijke esthetica, de wijsgerige theorie der kunsten 175, uitzondering: De Perponcher 175, onze literatuurgeschiedenis blijft achter bij die van onze naburen 179, eerste literatuurgeschiedenis via taal- en oudheidkunde 182. | ||
3. Van Goens' werkzaamheid als modern literator voor Nederland | 184-316 | |
Slechts stukwerk op het gebied der nieuwe letteren 184, omvangrijk werkplan 184, afkeer van adversaria 185, streven naar een krachtige verheffing van eigen letteren 186, opstellen van V.G. in Nieuwe Bijdragen 186, andere bijdragen vanaf 1758 186, over etymologie 186, woordenboek 187, Nederlands in de middeleeuwen 188, kritiek, Gradus ad Parnassum 189, zelden afkeurende kritiek 191, kerkgezang 192, metrum 193, rijm 194, vinding als eis voor dichter 195, onzekerheid van de literaire kritiek 198, Nieuwe Bijdragen, verschil met de oude 201, verhandelingen van Paludanus 202, van Macquet 202, o.a. over de voortreffelijkheid der oude en hedendaagse poëten 203, van V.G. nl. Vrijmoedige Bedenkingen van den Philosophe sans fard 207, vergelijking met Macquet 207, de kwestie Anciens-Modernes van V.G. 209, genie 210, bekoorlijke stijl van dit eerste opstel 212, het misbruik van de mythologie 212, le merveilleux als vereiste 214, nieuwe bedenkingen over den staet der Letteren in Nederland 215, vergelijking met vorige: uitstalling van belezenheid 215, overmoed, 216, enerzijds neo-classicistisch 217, anderzijds aandacht voor het psychologische en esthetische 217, grote verwachting van de toekomst 218, een grote verandering als voorwaarde 219, noodzaak van een studie over beginselen der letterkunde 220, kanselwelsprekendheid 221, brievenstijl 221, het zedenkundig verhaal 222, Gradus ad Parnassam en Bibliothèque poétique 223, stimulans van Lelyveld tot uitvoering en voltooiing van V.G.'s plannen 224, uitvoerigste opstel Proeven uit den Dichtkundige Ligger van den Philosophe sans Fard 226, waarom weinig Nederlandse voorbeelden 226, oppervlakkige kennis van eigen literatuur 227, toch vrij felle kritiek 228, ‘Hoofdstuk XIII, verscheidene aenmerkingen over fraeje gedachten’ 228, ‘Hoofdstuk XIV, het te veel in 't stuk van fraeje gedachten’ 231, pleidooi voor romance 233, ‘Hoofdstuk XXI, over de woordherhaling’ 237, vergelijking met Vossius of Hoogstraten 238, goed prozaïst 239, roeping in de literaire theorie en kritiek 240, samenhang literaire inzichten en betrekkingen tot de vreemde literaturen 241, zwaar vonnis m.b.t. Nederlandse literatuur 241, Lelyveld dringt aan op nauwgezette kennis van Ned. dichters 242, brieven van Lelyveld: aanvulling op V.G.'s opstellen 243, rijm |
[pagina VIII]
245, beoordeling van Van Alphen en Van Alphen's gebruik ervan 245, latere oordelen staan o.i.v. zijn bekering 246, persoonlijke relaties met Betje Wolff, J.C. de Lannoy 247, met O.Z. van Haren 248, hervatting briefwisseling met Lelyveld 249, invloed V.G. op Lelyveld betreffende buitenlandse literatuur 250, o.a. Marmontel, Rousseau 250, Belle van Zuylen 251, Batteux 252, soms suggesties van Lelyveld voor de opstellen van de Philosophe sans fard 253, Italiaanse literatuur 253, Ossian 254, Engelse literatuur 254, Duitse literatuur 257, Ph.s.f. stopt wanneer het belangrijkste beginnen moet: de dichtkunde 263, Lelyvelds mening over voorgenomen vertalingen en V.G.'s veel omvattend plan 264, suggestie van een historie van de poëzie 268, vertaalde en oorspronkelijke verhandelingen verschijnen wegens drukte niet 269, aandrang tot historie van de poëzie 271, V.G. komt erop terug 272, maar omdat hij in de politiek gaat, moet de geschiedenis van de poëzie wachten op Jeronimo de Vries 273, naast de voornaamste literaire correspondent in ons land Lelyveld: Van Wijn 273, maar vooral Ten Hove 274, over Italiaanse literatuur 274, over Engelse literatuur 275, bij Ten Hove meer weerklank dan bij Lelyveld 276, maar Ten Hove mist ‘le feu’ 280, correspondentie met Duitse literatoren over de ellendige staat van onze letteren: Klotz 281, Schmid 282, over venijnige kritiek 283, geschiedenis van de poëzie 284, bewerking van Mendelssohn's verhandeling Ueber das Erhabene und Naïve 285, de gang van Mendelssohn's betoog 285, uitbreiding m.b.t. het verhevene door Van Goens 287, grotere uitbreiding m.b.t. het naïeve 290, reden daarvan geeft V.G. in Voorrede 291, inhoud van Voorrede 291, lovende Duitse reacties o.a. van Mendelssohn 295, die in tweede druk in het laatste meer dan in het eerste deel gebruik maakt van V.G.'s uitbreidingen 296, correspondentie met Wieland over esthetische onderwerpen 297, behandeling voor enkele vrienden van esthetische onderwerpen, de zgn. praelectiones poeticae 298, Du Génie 299, Quelle forme de Gouvernement est la plus avantageuse à la culture des Arts et des Sciences? 305, inleiding op V.G.'s derde opstel 311, Over Humouren Laune 313, korte vergelijking met beschouwingen van tijdgenoten 315. | ||
4. Van Goens' bibliotheek | 317-331 | |
Catalogue 1776 is weerspiegeling van zijn literatuurstudie 317, boekenkenner 317, boekenveilingen 318, verzamelaar van handschriften en fraaie boeken 318, zijn verdere leven trots op deze bibliotheek 319, het bijzondere van bibliotheek en catalogus 320, ter vergelijking veilingcatalogi van Wesseling en Schultens 320, methodische beschrijving van bibliotheken door Formey en het Journal des Savants 321, indeling van V.G. 321, belangrijk deel: Seconde Partie: Arts et Belles Lettres 323, literatuurgeschiedenis 324, geschiedenis der literaire kunst vooral bij afdeling Poésie 325, roman 325, werken over de theorie der literaire kunst 326, deze werken ook schuil in afdeling Philosophie 327, drie oorzaken tot beëindiging professorsambt en verkoop van bibliotheek 327, stilering van de werkelijkheid waardoor de aanleiding tot voornammste oorzaak verklaard wordt 330. | ||
5. Het conflict | 332-376 | |
Volgens V.G.'s eigen voorstelling ‘unprovoked and unmerited’ 332, zijn provoceren toe te schrijven aan ‘zijn ongemeene ijver en waarheidsliefde’ 332, gebeten door het hondje der tolerantie 332, Socratische oorlog (1769-1773) n.a.v. Bélisaire van Marmontel (1767) met als thema de braafheid van de natuurlijke mens 332, reactie hierop van ds. P. Hofstede: De Belisarius... beoordeeld enz. 333, inhoud 333, ontvangst |
[pagina IX]
336, Roos met anonieme vertaling van Marmontel's Brief en Missive tegen Hofstede, V.G.'s anonieme betuiging van instemming 337, Roos' poging om V.G. tegen Hofstede te laten schrijven 338, gebruik van V.G.'s brief voor voorrede van vertaling van La Mort de Socrate, later uitgebreid tot Brief geschreven uit Amisfort 338, V.G. bezorgt herdruk van J.M. Gesner, Socrates sanctus Paederasta 339, einde briefwisseling met Roos 340, Hofstede krijgt lucht van V.G.'s relatie met Roos 340, reactie van Hofstede op reacties n.a.v. De Beoordeeling... verdedigd en voorrede bij vertaling van Zimmermann 340, Hofstede's wens van een tegengenootschap, dergelijke taak vervult Nederlandsche Bibliotheek (1774) 344, rol van Hofstede hierin 344, karakterisering van Hofstede 345, positiebepaling van V.G. 346, V.G.'s verhandeling van Mendelssohn door N.B. gerecenseerd 348, waarom spot met het heilige? 348, V.G. schakelt vroedschap in, die N.B. tot faamrovend lasterschrift verklaart 349, drukker De Bruyn 349, de 24 schrijvers 350, brief van uitgever Habbema aan vroedschap met de vraag of de gehele Bibliotheek faamrovend is 350, vroedschap zegt alleen te reageren op verzoeken bij rekest gedaan 350, aankondiging van Habbema's verdediging 351, verschillende schrijvers ontkennen hun aandeel aan de N.B. 351, blijkens Habbema's Historisch Verhaal bekoelt de zaak in Utrechts vroedschap spoedig, maar blauwboekjes tieren welig 353, o.a. met toespeling op V.G.'s verhouding met juffrouw Ten Bosch 354, inhoud van Habbema's Historisch Verhaal... en Verdediging der beoordeling, verschenen in juli 355, Van Goens' zaak is zaak der tolerantie 357, V.G. gaat zich toch verdedigen 357, Bericht van den Prof. Van Goens, okt., nov. 359, V.G. antwoordt op zeven beschuldigingen (vier uit de recensie en drie uit het Historisch Verhaal) 359, a. minachting voor de Heilige Schrift 359, b. spot met Jezus 359, c. waarom niet meer bijbelse voorbeelden 360, d. tweeslachtige houding t.o.v. Voltaire enz. 361, e. weinig waardering voor Nederlandse letterkunde 362, f. verachting voor de stijl van de H.S. 362, g. V.G. zou de vijanden van de godsdienst geroemd hebben 363, conclusie van V.G. 365, toespeling op degene die volgens V.G. de schrijver van de recensie in N.B. is 365, nl. Hofstede 366, een persoonlijk verslag hoe V.G. tot zijn apologie kwam 366, evaluatie 368, reacties van Bibliothèque des Sciences en Allgemeine Deutsche Bibliothek 369, Habbema reageert in mei 1776 met Tegenbericht, dat een zwak en ergerlijk stuk is 369, Hofstede, die de verdediging kennelijk niet aan Habbema toevertrouwt, voegt Drie Brieven aan V.G. toe 371, inhoud van de brieven 371, redactiegeheim van N.B. goed bewaard 373, V.G. reageert niet verder in geschrifte 373, het besluit professoraat neer te leggen staat vast 373, contacten en correspondentie n.a.v. twistgeschrijf 373, van professor tot vroedschap: einde van V.G.'s literair-esthetisch periode 375. | ||
6. Van Goens' invloed op de Nederlandse letteren | 377-429 | |
Zijn opstellen snel vergeten 377, zijn nieuwe ideeën niet zonder uitwerking gebleven 377, toenemende belangstelling voor literaire, kritische en esthetische werken van Duitsers, Engelsen en Fransen door V.G.'s aanbeveling? 377, Van Engelen's antwoord op eerste lit. prijsvraag van Maatschappij der Letterkunde 1776 blijft achter bij V.G.'s niveau 377, inhoud van Van Engelen's antwoord 378, Van Engelen's antwoord op de prijsvraag van 1777 is in dezelfde trant 380, Van Engelen verzwijgt de Inleiding van Van Alphen voor Riedel 382, ook bijna geen spoor van V.G. in Brender à Brandis' Taal-, Dicht-, en Letterkundig Kabinet en zijn vervolg 382, geringe invloed van V.G. in werken van Macquet 383, studie van esthetica en literaire theorie belangrijk in V.G.'s onmiddellijke omgeving: Perponcher, Van Alphen, Bellamy |
[pagina X]
en zijn kring 390, afhankelijkheid of gelijke ideeën? 390, gedachtenwisseling tussen V.G. en Van Alphen over Riedel's Theorie 390, overzicht van Van Alphen's Inleiding 390, overeenkomst en verschil tussen beiden 392, Dirk Erkelens' reactie op Van Alphen's kleinering van onze dichtkunst 393, Perponcher's reactie op Van Alphen's Theorie: Brief aan Mr. H. van Alphen 394, Van Alphen, Antwoord op den Brief van De Perponcher 396, Van Alphen rept nergens van Van Goens 397, Tweede Brief aan Mr. H. van Alphen 397, Perponcher zet nieuwe briefwisseling op: Eerste Brief aan Van Alphen 398, Van Alphen antwoordt niet 400, uit Van Alphen's werk (Theorie) blijkt begrip en waardering voor V.G.'s streven 400, Van Alphen gebruikte de opstellen van de Philosophe sans fard 401, V.G.'s toelichtingen op Volkmans Reisboek 401, vertaling van Mendelssohn's Berhandeling over het Verhevene en Naive 401, V.G.'s opstel Du Génie 401, Uber Humour und Laune 402, in Van Alphen's toevoegsels schuilt waarschijnlijk veel meer van Van Goens dan oppervlakkig lijkt 403, brief van Van Goens aan Van Alphen: proef op de som als het gaat over van V.G.'s invloed op Van Alphen's Theorie 404, V.G. ook geraadpleegd bij twee Digtkundige Verhandelingen 407, Over de Middelen ter Verbetering der Nederlandsche Poëzij 408, Het aangeboorne in de poëzij 410, Van Alphen's antwoord op de prijsvraag van 1782: Welke zijn de kenmerken van waar en valsch vernuft, en welke zijn de behoedmiddelentegen de laatste? 414, geen rechtstreekse invloed, maar wel leerling van Van Goens 416, Van Alphen minder vrij tegenover de classicistisch-rationalistische tradities dan Van Goens 416, van de genialische Vrienden alleen J. Hinlopen invloed van V.G. ondergaan 416, verwantschap tussen V.G. en Feith 417, gering in Feith's verhandeling Over het heldendicht (1781) 417, meer in Brieven over Verscheidene Onderwerpen (1784-1793) 418, bij Feith daalt Frankrijk en rijst Duitsland en Engeland evenals bij Van Goens vroeger 419, heel duidelijk in Bijdragen ter bevordering der schoone Kunsten (1793-1796) die Feith samen met Kantelaar uitgeeft 420, ondanks formeel lidmaatschap wordt V.G. na vertrek in 1786 in Maatschappij doodgezwegen 420, Bilderdijk, onafhankelijke geest, dichter bij Van Goens dan bij Van Alphen 420, V.G. heeft blijvende indruk op Bilderdijk gemaakt 426, V.G. draagt over Van Alphen heen de fakkel over aan Bilderdijk 428, Van Goens, snel vergeten, sterft in 1810 en wordt in 19de eeuw aan de vergetelheid ontrukt door Bodel Nijenhuis, Ten Brink en De Beaufort 428. | ||
Personenregister | i-xxi | |
Bibliografie | xxii-xxiii | |
Bibliografie betreffende R.M. van Goens na J. Wille, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de achttiende eeuw, eerste deel, Zutphen 1937. |