Hansje en Blondje in Bloemenland(1909)–Johanna Wildvanck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Blondje in den Rozelaar. De roode Roosjes roken zoet, En Blondje dacht: daar slaap ik goed. Ze klom dus op een tak, en lei Zich zachtjes neer, en lachte, en zei: O, lieve Roosjes, dek me toe! Ik ben zoo klein! Ik ben zoo moe! En Hansje is van me weggegaan. Geef mij een bed van rozeblâan. Een Roosje boog zich naar benêen, En lei zijn blaadjes om haar heen, En zette haar een kroontjen op. Ze leek nu zelf een rozeknop. Het kroontje was van draadjes fijn Zooals in Rozenhartjes zijn. De zon was warm, de lucht was blauw. Klein Blondje lachte en sliep al gauw. Toen kwam langs de blauwe lucht gevlogen Een gele vlinder met gouden oogen. Die vloog maar âl om den Rozelaar rond, En kuste klein Blondje op haar rooden mond. Toen droomde ze, juist zooals Hansje zei, De mooiste sprookjes, de sprookjes van Mei. Sprookjes van vogels en bloemetjes zoet, Sprookjes van zon, die wonderen doet. Sprookjes van bloesems en sprookjes van blad, Sprookjes die Blondje nooit weer vergat. [pagina 19] [p. 19] Vorige Volgende