Hansje en Blondje in Bloemenland(1909)–Johanna Wildvanck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] De Sneeuwman. Eens stond Blondje voor het raam Naar de lucht te kijken, En toen zag ze een wonder ding Langs de wolken strijken. 't Was een heele groote man. Hij had witte haren. En hij zwom de wolken langs Die heel donker waren. Boven op zijn breeden rug Zat een kleine jongen, Even blond als Blondje zelf In mekaar gedrongen. Zeker had hij 't bitter koud; Maar hij leek toch blijde. En zijn mutsje was van bont En zijn jas van zijde. En de groote, groote man Strooide groote vlokken Zachtjes neer langs Blondje's raam En op Blondje's lokken. En ze vielen àl maar neer; Wààr ze wel niet kwamen! ‘Sneeuw in Mei’ zei moeder toen En ze sloot de ramen. [pagina 5] [p. 5] Vorige Volgende