Hansje en Blondje in Bloemenland(1909)–Johanna Wildvanck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Blondje. Toen 't lente was En groen het gras, Toen is klein-blondje geboren, Met oogjes rond Een rooden mond En haren, zoo geel als koren. Haar moeder zei: 't Is bijna Mei, In 't gras ontluiken de bloemen. Ons kindje blond, Met rooden mond, Dat zullen we Meizoentje noemen. Haar vader sprak: Ik zag zoo strak Al overal krokusjes kijken. Er waren er bij Van blonde zij, Mij zou de naam Krokusje lijken. Maar Blondje riep: Toen ik nog sliep In een groote kool, een gele, Kwam iederen dag, Voor ik jullie zag, Een vlindertje met me spelen. 't Was een vlindertje blauw, En het vloog zoo gauw! En het had een heel klein mondje En dat noemde mij Als mijn naam hij zei Maar enkel, maar enkel ‘Blondje’. [pagina 3] [p. 3] Vorige Volgende