| |
| |
| |
Tim doet verschillende ontdekkingen
Tim stapte de kamer binnen, op zijn quivive, dat er misschien toch nog verrassingen voor hem bereid waren. Hij was verbaasd, daarbinnen zoo'n smaakvolle aankleeding aan te treffen.
Hij onderwierp het geheel eerst aan een vluchtige keurende blik. De kamer gaf hem de stellige indruk, dat zij bewoners had gehad met een bepaalde graad van cultuur. Een uitgebreide bibliotheek, die in groote kasten twee der muren besloeg, bevestigde deze indruk. De klassieken der wereldliteratuur, het belangrijkste werk van de Engelsche oude en nieuwe poëzie, vele uitgaven op het gebied der geneeskunde en tientallen zeldzame afleveringen op het meest uiteenloopend gebied waren voorhanden.
Hoe graag had Tim in een der comfortabele fauteuils plaatsgenomen en zich geheel verdiept in een der uitgaven, die hem bijzonder interesseerden, zooals b.v. een bundel van Pierre Jean de Béranger, den bekenden Franschen dichter uit het begin van de 19e eeuw, die hem speciaal aanlokte. Maar daar was helaas geen tijd voor, Tim moest meteen aan de slag, wilde hij niet dat de voortgang, die de zaak vandaag gemaakt had, waardeloos zou blijken.
Hij wijdde zich dus eerst aan een nauwkeurig onderzoek van het enorme bureau, dat met paperassen overdekt was. Het scheen wel of de bende al hetgeen door
| |
| |
hem gezocht werd op volgorde voor hem gereed had gelegd.
Daar was allereerst de administratie van ‘Queen's Hospital’, die hij nog in de oorspronkelijke staat, waarin zij aan den vreemdeling overgedragen was, aantrof. De man had natuurlijk nog geen gelegenheid gehad, een schifting van het materiaal, dat hij eerst vandaag in handen had gekregen, door te voeren. Wel scheen hij even vluchtig in de kaarten geneusd te hebben, maar was bij het verdere volvoeren van zijn onderzoekingen daarin waarschijnlijk gestoord door de komst van Tim Taccle.
Voorts vond hij er stapels gerangschikt materiaal, dat door de inbraak bij ‘Universal Insurance Society’ buitgemaakt was. Blijkbaar waren de slachtoffers, die de bende gemaakt had, hier reeds uitgezocht, want een aparte stapel werd bijeen gehouden door een presse-papier, waaronder een briefje lag met het cynisch opschrift: ‘Gunstelingen van den Meester’.
Tim had de slachtoffers der bende hier zoo voor het uitzoeken. Het bleek een ontstellend aantal te zijn, welgeteld drie-en-zestig. Deze menschen waren tusschen de twintig en dertigduizend pond verzekerd, hetgeen neerkwam op een slordige 1½ millioen pond schade voor de ‘Universal Insurance Society’, want bij deze maatschappij waren allen ondergebracht. Dit klopte ook met de cijfers, die in de kranten genoemd waren omtrent de catastrofe bij ‘Universal’. Er was dit jaar een verlies van 1 millioen pond, maar bij de schade, die haar door de bende berokkend was, moest de winst, die andere jaren geboekt kon worden en die gemiddeld een half millioen pond bedroeg, geteld worden.
Slechts een der door mr. Lewis bezochte toekomstige slachtoffers had zijn lot nog niet ondergaan; dit was de
| |
| |
oude Strenger. Dit ‘geval’ lag dan ook apart van de andere, terwijl er met een klem een papiertje aan was bevestigd, waarop: ‘Nog geen dokterscontrôle’.
Tim's reeds getrokken conclusie bleek dus juist te zijn. De slachtoffers stierven eerst, wanneer zij het z.g. doktersbezoek achter de rug hadden. Hij doorzocht de kamer verder. Geen aanwijzingen van belang kon Tim hierbij vinden. Het bevredigde hem niet. Als de doode in de kamer gewoond had - en hierop wees alles - dan moesten er toch nadere bijzonderheden omtrent hem te vinden zijn. Hij zou de kamer nogmaals aan een minitueus onderzoek onderwerpen.
Hopkins kwam juist boven en vroeg hem, of zijn hulp ook van pas kwam.
‘Blijf voorloopig maar beneden bij den doode en doorzoek zijn zakken even. Alles wat je vindt breng je maar hier,’ zei Tim.
Hopkins verdween weer, om zijn opdracht te volbrengen.
Tim was inmiddels bij zijn onderzoek de kleerkast van den bewoner ten tweeden male genaderd. Bij het verschuiven van de costuums viel het hem op, dat de kastmuur op een bepaalde hoogte zoo'n holle klank weergaf, terwijl zij op alle andere plaatsen door een veel dikkere muur omgeven scheen te zijn. Tim ruimde de kast geheel uit, om wellicht een geheime bergplaats te kunnen ontdekken. Toen hij met een bundeltje costuums naar de tafel liep, om deze daarop te deponeeren, hoorde hij hoe iets tusschen het hoopje kleeren uit op de grond viel. Nadat Tim zijn last op de tafel had gelegd, keek hij, wat er gevallen was. Op de grond vond hij een voorwerp, dat hij snel opraapte en met interesse bekeek.
‘Dat is zéér interessant,’ mompelde hij, toen hij het
| |
| |
in de zak van zijn colbertjasje bij het plukje haar, dat daarin nog altijd veilig was opgeborgen, glijden liet.
Tim onderwierp de kastmuur aan een nauwkeurig onderzoek. Hij had reeds geconstateerd, dat er zich inderdaad een geheime ruimte bevinden moest, maar kon de wijze, waarop deze ontsloten moest worden, niet ontdekken. Hij probeerde op velerlei manieren, het geheim te ontsluieren, doch het mocht hem niet gelukken.
Nu besloot hij, zijn toevlucht tot een paardenmiddel te nemen; hij zou met behulp van beitel en hamer de bergplaats openbreken. Hij zwoegde met het gereedschap, dat hij eveneens in de kamer opgescharreld had, toen Hopkins binnenkwam.
‘Hier is de inhoud van 's mans zakken,’ zei hij. ‘Wat bent U nu aan het doen?’
‘Dat is misschien een mooi werkje voor jou,’ antwoordde Taccle, terwijl hij de voorwerpen en papieren van Hopkins aannam. ‘Er zit een geheime ruimte achter die kastmuur en die probeer ik nu te forceeren. Maar het lukt me niet erg en daarom zou jij met jouw kracht dat misschien beter even kunnen doen, terwijl ik je vondst nazie.’
Hopkins trok gevlijd zijn jasje uit, om zich aan de hem opgedragen taak te wijden. Ondertusschen zette Tim zich aan het bureau om te zien, of zich in de zakken van den doode nog aanwijzingen van belang bevonden. In de prachtige Maroccaans leeren portefeuille bevond zich een Engelsch paspoort, dat de bijzondere aandacht van Tim genoot. Het was voorzien van de foto van den verslagene en was afgegeven onder de naam van John Daniel Debyer. Volgens dit document zou de man Engelschman van geboorte, afkomstig uit Durham in het Midden-Oosten van Engeland en 47 jaar oud zijn. Tim nam het paspoort echter niet serieus;
| |
| |
men had weinig werkelijkheidszin noodig om in dezen man den vreemdeling te herkennen. Het stuk was vast en zeker vervalscht.
Verder vond Tim als eenige bijzonderheid nog een ampul met een zwaar vergiftige vulling, welke echter de eigenschap had op het menschelijk gestel langzaam sloopend en daarbij, moeilijk vast te stellen in te werken. Dit waren natuurlijk de hulpmiddelen, waarmee mr. Debyer, zich als dokter uitgevend, zijn slachtoffers van het leven beroofde.
Hopkins was inmiddels met zijn taak gevorderd. Het kleine ingebouwde kastje, want dat bleek het nu te zijn, vertoonde aan de onderkant reeds door de uitkomst van Hopkins' bewerking een scheur en het duurde niet lang, of de ruimte lag geopend voor hen.
Tim nam voorzichtig de inhoud eruit en spreidde alles op de tafel uit. Het eerste, wat hem opviel, was een vreemd paspoort. Het bleek van Russische herkomst te zijn en eveneens het portret van den kleinen, donkeren man te dragen. Het was gesteld op naam van Gregor Wassiljewitsj, geboortig uit Podolsk en inderdaad 47 jaar oud. Dit kon beter kloppen. Trouwens, het meisje beneden had die naam ook genoemd, toen hij straks voorgaf deze vergeten te zijn.
Tim zocht een atlas uit een der boekenkasten en keek op de kaart, waar Podolsk gelegen was. Na eenig zoeken vond hij het: het lag juist op de grens van Rusland en van de voormalige Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie. Dit moest de werkelijke identiteit van den man zijn.
Tim deed nog een belangrijke ontdekking in het materiaal, dat hij uit het kastje haalde. In een couvert vond hij een brief, aan Gregor gericht, waarin aanwijzingen hoe te handelen met het in de couvert aanwezige mate- | |
| |
riaal, onderteekend door ‘De Meester’. Dit was een aanwijzing, dat ook Gregor nog niet de hoofdpersoon was van het complot, waarvan de sluier nu werd opgelicht.
Tim's taak was derhalve nog niet geëindigd; het vinden van den geheimzinnigen Meester was de volgende daad, die Tim moest volbrengen. In de envelop bleek een volledige correspondentie te berusten van de bende met dr. Palmers. Hieruit kwam vast te staan dat dr. Palmers voor een tweetal jaren een misstap begaan had - of met voorbedachten rade tot een misstap verleid was? - van welk feit de bende kennis droeg. De bende had hem gedreigd door het bekendmaken van de feiten zijn positie onmogelijk te maken, mits...... hij zich bereid zou verklaren zich in zijn functie van contrôleerend geneesheer voor de ‘Universal Insurance Society’ aan het verstrekken van onjuiste adviezen aan deze maatschappij schuldig te maken. De bende zou hem vooruit inlichten, wie hij goed te keuren had en wanneer hij dit toegewijd deed, zou zij hem sparen. Dr. Palmers was gezwicht, met het gevolg dat de ‘Universal’ langzaam maar zeker ondermijnd en uitgezogen werd en wis en zeker ten gronde zou zijn gegaan als niet juist nog te rechter tijd ingegrepen was.
Ook de dood van dr. Palmers werd hieruit opgehelderd. De volgende brief was gedateerd op de dag, dat de vergadering der aandeelhouders plaats vond:
‘Woensdagmiddag.
Gregor,
De vergadering van “Universal” loopt mis voor ons. Wij moeten daarom snel handelen. Noodig vanavond onzen dokter voor een dringende bespreking uit. Laat ook John meegaan en “rijd een
| |
| |
eindje met hem om”. Kleed het echter zoo in, dat hij zichzelf schijnbaar dat pretje van algeheele verdwijning beloofd heeft. Dat kan bij onderzoekingen, die zeker komende zijn, slechts in ons voordeel een dwaalspoor beteekenen. Onze dokter heeft sleutels, welke toegang verschaffen tot het gebouw van onze melkkoe. Daarom is het begonnen. Wij moeten vannacht nog alle aanwijzingen, welke op onze cliënten betrekking hebben, in handen krijgen. Ik reken onvoorwaardelijk op de uitvoering hiervan.
De Meester.’
Dr. Palmers was dus uit zijn huis gelokt en had op deze avond zijn misstap uit het verleden met de dood moeten bekoopen. Gregor en John, die waarschijnlijk identiek met mr. Lewis was, hadden na dr. Palmers in een straatje te hebben neergelegd, waarbij zij de schijn wisten te wekken dat deze zelfmoord gepleegd had, de inbraak bij ‘Universal’ op touw gezet. Nadat dit alles opgeknapt was, achtte de mysterieuze Meester het veiliger, wanneer ook het vele malen in de openbaarheid getreden medelid Lewis het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, waarvoor Tim gespannen werd.
De geheele misdaad was Tim nu duidelijk. Slechts een probleem bleef er bestaan - hoe den Meester te vinden?
Nadat Tim zich ervan overtuigd had, dat er geen verdere aanwijzingen in de kamer te vinden waren, sloot hij het vertrek met de sleutel, die op Gregor gevonden was. De papieren van ‘Queen's Hospital’ nam hij mee.
De ondervraging van de personeelsleden van het loterijkantoor bracht geen nieuwe gezichtspunten. Mr. Wassiljewitsj wo[ond]e ongeveer twee jaar op de kamer,
| |
| |
welke hij van de loterij-maatschappij had gehuurd. Omtrent zijn werkzaamheden wisten zij niets; de man had altijd stipt de huur betaald en was een rustige, ordentelijke huurder, waarvan zij niet de minste last hadden. Hij kreeg zoover zij wisten geen bezoek en leefde in zichzelf teruggetrokken rustig zijn leventje. Nimmer hadden zij kunnen vermoeden, dat nog eens zou blijken, dat hij bij een of ander misdadig complot betrokken was.
Tim verzocht hun, geen ruchtbaarheid aan het voorgevallene te willen geven, daar dit hem in zijn verdere onderzoek zou kunnen schaden.
Hij vertrok met Hopkins. Hun eerste gang gold het gebouw van de ‘Universal’, waar men zich reeds ongerust begon te maken over het lange uitblijven van Hopkins. Juist doordat het iedereen bekend was, dat deze voor de oplossing der zaak zijn krachten inspande, dacht men een nieuwe misdaad te moeten vreezen, nu hij zoo zonder eenige aankondiging afwezig bleef.
Tim stelde hen allen echter gerust en streelde Hopkins' eigendunk niet weinig, toen hij het zijne bijdroeg aan de legendevorming, dat Hopkins het was geweest die den misdadiger onschadelijk gemaakt had. Tim had voldoende gelegenheid gehad, de zwakke zijden van den portier te leeren kennen, om te weten dat hij dezen geen grooter dienst kon bewijzen.
Vervolgens reed Tim naar het bureau van de Vreemdelingendienst der politie, om te pogen daar nadere bijzonderheden omtrent Gregor te verkrijgen. Hier slaagde hij slechts zeer ten deele. In de dossiers was bekend, dat Wassiljewitsj zich voor ongeveer vijf jaar in Engeland had gevestigd. Hij was uit Parijs gekomen, waar men evenmin iets ten nadeele van hem geweten had. Naar hij voorgaf, wijdde hij zich aan de studie
| |
| |
in de chemie. Het eenige belangwekkende was, wat men bij de Vreemdelingendienst omtrent zijn verleden in Rusland wist. Hij had in Kiew gestudeerd in de medicijnen, waar hij zich echter door gewetenlooze individuen had laten verleiden, doses vergif, waarover hij als student de beschikking had, in hun handen te geven. Deze bende had een serie moorden op haar geweten. Toen de leiders ervan gegrepen werden en de Russische bladen de gebeurtenissen begrijpelijkerwijs uitvoerig bespraken, had Gregor plotseling de vlucht genomen en had sindsdien geen voet meer op zijn geboortegrond gezet. Tijdens het proces was zijn aandeel uitgelekt, maar een uitleveringsverzoek was nimmer gedaan, zoodat men geenerlei reden had Wassiljewitsj iets in de weg te leggen. In Frankrijk zoowel als hier te lande had hij zich, zooals reeds gezegd, trouwens rustig en keurig gedragen, althans uiterlijk.
Houvast verkreeg Tim dus ook hier niet. Hij zou nu meteen de administratie van ‘Queen's Hospital’ terug gaan bezorgen, zoodat hij van die verantwoordelijkheid ontslagen zou zijn.
Tim reed erheen. Onderweg stopte hij nog even voor een telefooncel. Hij ging er binnen en vroeg het huis van dr. Danty aan. Rosy kwam aan de telefoon.
‘Hallo, mrs. Danty, hier Tim Taccle, ik bel U even op om U te zeggen dat alles goed afgeloopen is. Ik heb de stukken reeds weer in handen en ben juist op weg, ze naar Uw man terug te brengen.’
‘O, mr. Taccle, wat ben ik blij. Wilt U wel gelooven, dat ik geen rustig moment gekend heb sinds het bezoek van dien naren man?’
‘Nu, maakt U zich nu dan maar geen zorgen meer, Uw geheim is veilig. Tenminste, als U mij vertrouwt,’ voegde hij er aan toe.
| |
| |
‘Ja, U vertrouw ik vanzelfsprekend, maar mr. Debyer weet er toch immers ook van?’
‘Neen, mrs. Danty, mr. Debyer is tijdens het gevecht, dat wij moesten leveren, gestorven.’
Rosy werd het nu toch wel een beetje angstig te moede. Zij vroeg:
‘Is dat nu alles het gevolg van mijn domme streek, mr. Taccle? O, ik heb er zoo'n spijt van. Ik ben niet vergeten, welke voorwaarden U aan Uw opdracht verbond, hoor! Ik zal er voor zorgen.’
‘Ach, dat is prettig, mrs. Danty, maar U behoeft zich geen zelfverwijt te maken over de dood van den man. Hij was, zooals ik U reeds zei, in een andere zaak betrokken, die ik eveneens in handen heb. En bij de schuld, die hem en anderen van die bende daarvoor treft, kan Uw schuldgevoel gevoegelijk in het niet vallen. Maar ik ga nu naar Uw man; ik wilde U alleen even spoedig geruststellen. Dag, mrs. Danty.’
Hij belde af en zette zijn tocht naar ‘Queen's Hospital’ voort.
|
|