| |
| |
| |
De bende neemt haar maatregelen
Tim Taccle had 's morgens, voor hij zich op weg begaf naar het gebouw van de ‘Universal’, reeds een bezoek afgelegd bij het bureau van de verkeerspolitie, waar hij een onderzoek wilde instellen naar den eigenaar van de auto, waarmee de twee bendeleden hun ongeval hadden gehad. Deze gang had hem echter niets opgeleverd; het nummer moest ontegenzeggelijk vervalscht zijn, want het stond geregistreerd als nummer, dat door de Posterijen voor een van haar wagens in gebruik was.
Eens temeer was gebleken, hoe groot de voorzorgen waren, waarmee de bende zich omringde. De auto zelf was door de politie-instanties weggesleept en een eigenaar was er - zooals zich denken liet - niet voor komen opdagen.
Na het vertrek van juffrouw Strenger waren hij en Hopkins hun rondgang door het gebouw begonnen, gewapend met de foto van den geheimzinnigen doode, welke zij aan elken loketbeambte voorhielden, zijn herinneringsvermogen aan een proef onderwerpend, Natuurlijk vertelden zij er ter verduidelijking bij, dat het waarschijnlijk was, dat de man, waarvan zij de identiteit poogden uit te vorschen, zich met een bril aan het loket zou hebben vertoond. Geen der talrijke bedienden wist echter uitkomst te verschaffen en Hopkins, die natuurlijk aan de eene kant graag zou hebben gezien dat zijn aanwijzing tot nadere gegevens zou hebben geleid,
| |
| |
groeide anderzijds bij de gedachte, dat hij het alleen was die van het groote personeel genoeg opmerkingsgave bezat, om iemand na weken op een vage foto, die niet eens gelijkend bleek, te herkennen. Hij luchtte dan ook herhaalde malen zijn hart tegen personeelsleden die hij voor een zijner réprimandes in aanmerking vond komen.
‘Nee, U kunt beter opletten of Hopkins soms buiten zijn tijd een korstje brood eet,’ zei hij tegen een afdeelingschef, die hem laatst achter een vervaarlijk pak brood betrapt had en een ander lid van het personeel, dat hem eens tijdens een genoegelijk dutje had verschalkt, kreeg eveneens de wind van voren:
‘Hopkins heeft zijn oogen tenminste open, als het erop aankomt, maar U schijnt zelfs met open oogen niet te kunnen zien,’ waaraan hij nog eenige nadere definities omtrent de substantie, die volgens zijn opvattingen 's mans oogen moest vullen, vastknoopte.
Zoo benutte Hopkins de tocht, om hier en daar rancune te nemen voor uitlatingen van personeelszijde, die hem in de loop der tijden niet hadden bevallen en, al had hun rondgang dan niet het resultaat dat ervan verwacht mocht worden, voor hem was het reeds een ware zegetocht. Want het prettige van de zaak was, dat geen der geattaqueerden het dorst, in het bijzijn van Tim Taccle een tegenaanval in te zetten.
Tim Taccle verliet, toen hij tot de slotsom gekomen was, dat deze aanwijzing geen nader licht bracht in zijn nasporingen, spoedig het gebouw. In ieder geval was hij blij, naar de ‘Universal’ te zijn gegaan, want wat juffrouw Strenger hem had verteld was zeer belangrijk geweest. Hij reed in zijn snelle wagentje naar ‘Queen's Hospital’, waar hij zich bij dr. Danty liet aandienen.
| |
| |
De vriendelijke man liet niet lang op zich wachten en zoo zaten zij reeds spoedig in het door Taccle gewenschte gesprek gewikkeld.
‘Ik heb een beroep op Uw medewerking te doen, dat zeer veel van Uw welwillendheid eischt, ja bijna een onmogelijk te vervullen verzoek zal schijnen. Ik moet het echter vragen, daar het voor de zaak, waarin ik op het oogenblik vorsch, van zeer groot belang is.’
‘Ik ben benieuwd, mr. Taccle.’
‘Ik zou de administratie van “Queen's Hospital” van U willen leenen, om ze de bende, die de misdaden der “Universal” op haar geweten heeft, in handen te spelen. Zij hebben groote interesse voor deze bescheiden en ik kan bijna vermoeden waarom. De sleutel voor de drijfveeren van hun misdaden ligt waarschijnlijk besloten in de dorre papiermassa, welke Uw administratie uitmaakt.’
Dr. Danty hoorde ervan op.
‘Ja, dat is inderdaad een vraag, waaraan ik niet zal kunnen voldoen. Dat U inzage van mijn administratie zou wenschen, is een andere zaak; als U daarmee geholpen bent, zou ik dat gaarne toestaan. Maar dat U het geheel in handen gaat spelen van die misdadigers - neen, dat is me toch àl te kras.’
‘Ik begrijp Uw bezwaren volkomen, dr. Danty, maar geloof niettemin U, man van de wetenschap, te kunnen overtuigen. Tenslotte gaat het er toch om, een bende parasieten der samenleving, die meer dan een moord op haar geweten heeft, onschadelijk te maken. En zoo goed als U bij het redden van het leven van een Uwer patiënten, die U daartoe aan een ongebruikelijke operatie zult onderwerpen als dat volstrekt noodzakelijk is, het devies zult voeren: Het doel heiligt de middelen - zoo moet U dat ook in dezen betrachten. Ik heb, evenals
| |
| |
U dit, alvorens een gevaarlijke operatie te ondernemen, zult doen, grondig nagedacht over de noodzaak van de onderneming, maar ben tot de slotsom gekomen dat het mòèt, wil ik tenminste tot mijn einddoel geraken. Zoomin als ik U een wetenschappelijke verklaring zou vragen, wanneer U op mij een bepaalde operatie van toepassing zoudt willen brengen, omdat het moest, kan ik U de zaak geheel blootleggen. Vertrouw echter op mij, U krijgt alles ongeschonden terug en, als zelfs door opoffering van het doode papier de menschheid gebaat zou kunnen zijn dan nog weet ik, dat U toestemmen zou.’
‘Ja, mr. Taccle, maar ik zal de zaak toch moeten voorleggen aan eenige verantwoordelijken; ik kan toch maar niet geheel op eigen houtje......’
‘Integendeel, dokter, ik zou U dringend willen verzoeken, geheel op eigen initiatief te handelen. Werkelijk, ook dat is in het belang van de zaak noodzakelijk.’
‘Als U er dringend en met inzet van Uw persoonlijkheid op staat, zal ik het doen, maar ik hoop maar dat het tot een goed einde komt.’
Dr. Danty ging de bescheiden halen en legde Tim de inrichting ervan uit. Er was een kaartsysteem van de patiënten, een z.g. verblijfskaart, waarop de volledige bijzonderheden omtrent de patiënt, als de duur van zijn opname, de ziekteverschijnselen, het verloop van de behandeling en de waarschijnlijke ontwikkeling van het ziektegeval opgeteekend stonden en voorts was er een tweede kaartsysteem, de administratieve kaart, waarop de betalingen stonden aangegeven, door de patiënt verricht en waardoor een vrij goed beeld over de financieele draagkracht van de verpleegden kon worden verkregen.
Tim nam de gelegenheid van zijn bezoek te baat, om
| |
| |
Dr. Danty nog een vraag te stellen. Hij haalde het plukje haar, dat hij in de verongelukte auto gevonden had, te voorschijn en toonde het.
‘Is dit misschien hetzelfde haar als dat, wat Dr. Palmers in zijn hand bleek te houden, toen U de lijkschouwing verrichtte?’
Dr. Danty keek aandachtig.
‘Ik zou het natuurlijk niet met honderd procent zekerheid durven beweren,’ zei hij, ‘maar het lijkt er in ieder geval heel veel op.’
‘Ik neem het tenminste wel aan,’ merkte Tim Taccle op.
Toen nam Tim afscheid van dr. Danty. Thuisgekomen, zette hij zich meteen aan het bestudeeren van het verkregen materiaal. Als eerste daad zocht hij de verblijfskaart van den ouden Strenger op. Wat de waarschijnlijke toekomst van de lichamelijke toestand van den man betreft, zag deze er weinig hoopvol uit.
Waarschijnlijk kreeg de bende dus op eenigerlei wijze de gegevens omtrent verpleegden van ‘Queen's Hospital’ in handen, om, wanneer het een vrij hopeloos geval betrof en de financieele omstandigheden van de menschen er slecht voorstonden, met voorstellen in de trant van die aan het oude echtpaar Strenger voor de draad te komen, die natuurlijk in de meeste gevallen met graagte geaccepteerd werden. Hij zou eens even de ‘Universal’ opbellen, om de hoogte van de levensverzekering, die voor den ouden Strenger afgesloten was, te weten te komen.
Gelukkig behoorde het geval-Strenger tot de verzekerden van vrij jonge datum, zoodat de gegevens op het moment van de inbraak nog op een andere afdeeling hadden berust, waar de misdadigers niet hadden huisgehouden. Hij kreeg dus de mededeeling, dat de polis
| |
| |
het leven van Strenger voor het respectabele bedrag van 25.000 pond verzekerde.
‘En bestaat er niet een strenge keuring voor de adspirant-verzekerden?’ vroeg hij.
‘Ja zeker, onze dokter was aan strenge voorschriften gebonden,’ luidde het antwoord.
Op een of andere manier heeft men dus van dr. Palmers gedaan weten te krijgen, dat hij het met de voorschriften niet zoo nauw nam, overdacht Taccle, nadat hij het telefoongesprek beëindigd had. Trouwens, dat kon ook veel van zijn plotselinge dood verklaren. De eerstvolgende dagen zouden hopelijk een massa van de feiten, die nu nog in raadselen gehuld waren, blootleggen. In ieder geval kwam er reeds wat klaarheid in de zaak voor Tim en ging het er nu nog om, de daders zelf in het vizier te krijgen.
Tim maakte een lijst op van de in de minst rooskleurige omstandigheden verkeerende patiënten, die in de loop der tijden in ‘Queen's Hospital’ verpleegd waren. Hij zou vanmiddag nog enkele van de gezinnen, welke hij had genoteerd, bezoeken.
Na ook van andere verpleegden, welke niet onder de maatstaf, die Taccle aangelegd had, vielen eenige notities te hebben gemaakt, maakte hij van het geheel een keurig pakket, dat hij met begeleidend schrijven door Edward aan mrs. Danty liet bezorgen, haar adviseerend het op verlangen aan mr. Debyer ter hand te stellen.
Op dit oogenblik was de zaak van de ‘Universal’ eveneens onderwerp van het gesprek in een ander kamp. In de kamer van het achterhuis der loterijmaatschappij, waar wij reeds eerder vertoefden en den donkeren vreemdeling aantroffen in gezelschap van den man, die
| |
| |
kort daarop in Tim Taccle's woning de dood gevonden had, wordt druk geredeneerd tusschen den ons reeds van die gelegenheid bekenden Gregor en een anderen donkeren, knappen slanken man.
Direct blijkt ons, dat het niet Gregor is die ditmaal de gebiedende toon in het gesprek voert, maar dat deze bij den anderen man waargenomen wordt, terwijl Gregor in houding en spreekwijze iets van het timide ontzag legt, dat wij constateerden, toen hij in het bedoelde gesprek het bevel van den Meester in het geding bracht.
Toch beantwoordt de man, die tegenover hem plaats heeft genomen, geenszins aan de voorstelling, die wij ons van den onbekenden inspirator van meerdere misdaden, opdrachtgever tot tallooze moorden en cynisch beheerscher van eenige hem tot in de dood toegewijde mannen gemaakt hebben.
Hebben wij toch in gedachten deze ‘heerscher der duisternis’ gezien als een sterke, gedrongen gestalte met krachtige vierkante kin, die met doordringende, alles radende oogen den mensch, die tegenover hem geplaatst wordt tot de ontboezeming van zijn diepste geheimen weet te brengen, in werkelijkheid blijkt het bedriegelijke van onze fantasie.
Een nog jonge man van bijna klassiek gave trekken, het donkere haar achterover gekamd, het gezicht van een jongen Adonis, die in zijn onberispelijk costuum sterk doet denken aan een veelbelovenden jongeman uit de eerste kringen, stelt zijn vragen, plaatst zijn antwoorden, besluit tot zijn bevelen op een wijze, die inderdaad meer beantwoordt aan de voorstelling, die wij om den Meester geweven hadden.
‘Je neemt dus aan, dat mrs. Danty ons geen moeilijkheden in de weg zal leggen? Toch wil ik, dat je het materiaal op andere dan de afgesproken wijze in ont- | |
| |
vangst neemt. Op een ander tijdstip en op een andere manier, begrepen?’
‘Ik zal het doen, als U dat beter acht,’ antwoordt Gregor.
‘Daarna breng je alles hierheen en sorteer je alles, dat betrekking op onze zaken heeft en voegt het dan bij het materiaal, dat wij bij de “Universal” vonden. Ik zal dan morgenavond persoonlijk komen onderzoeken, of alles nu in onze handen is. Je moet mij dan even vooraf het teeken geven, zoodat ik weet, dat alles goed verloopen is. Na mij overtuigd te hebben, vernietigen wij alles, zoodat geen spoor meer gevonden kan worden en vertrek jij vast uit Londen. Je pakt de nachtboot naar Calais en gaat naar Parijs, waar je alles in het huis op de Plaçe Vendôme vast regelt voor mijn aankomst. Je hebt echter wel ongeveer drie weken tijd, want eerder zal ik daar niet aankomen. Engeland zal ons dan voorloopig niet weerzien, want hoe goed alles totnogtoe verloopen is, er zal eens een eind aan ons gelukkig gesternte komen en voordien wil ik ophouden.’
Gregor bevestigt, de opdrachten in zich opgenomen te hebben.
‘Trouwens,’ hervat de Meester nu weer, ‘onze eerste tegenslag heeft zich reeds aangekondigd. Dat met de auto was een enorme stommiteit en heeft mij eens temeer duidelijk gemaakt, dat onze tijd gekomen is.’
‘Hoe moeten we met het huis aan?’ vraagt Gregor nog.
‘Wij zullen het voorloopig aanhouden; betaal een jaar vooruit en zeg, dat je op reis bent, maar zorg toch in ieder geval, dat hier niets compromitteerends meer aanwezig is. Zet vooral ook de zoemer buiten werking.
Is dat mogelijk zonder opzien te baren?’
‘Ja, op de eerste trede verbreek ik het contact; dat is
| |
| |
dan ook weer gemakkelijk in werking te stellen, als het later noodig blijkt.’
‘Afgesproken dan, tot morgenavond. Ik krijg het teeken dus nog. Pas dubbel op bij de laatste afwikkeling in deze zaak. En ga nu even naar de garage, om de auto te betalen, zoodat wij nog niet juist met zoo'n ondergeschikte aangelegenheid last krijgen.’
Gregor geeft, na zijn overjas te hebben aangetrokken, gevolg aan het verzoek en de bijeenkomst is geeindigd. De Meester blijft alleen in de kamer achter.
|
|