| |
| |
| |
Rosy in een moeilijk parket
Rosy Danty was, gezeten aan het moderne kleine damesbureau, wat correspondentie aan het afhandelen. Een vrouw in haar positie had een massa kleine verplichtingen. Daar waren eenige liefdadigheidsvereenigingen, die haar om een bijdrage voor haar werk vroegen, een paar aan hun doel beantwoordende bedelbrieven, die erop berekend waren haar medelijdend hart tot ontroering te brengen, een uitnoodiging tot deelneming aan een bridgedrive ten bate van arme gezinnen en eenige brieven van vriendinnen, die haar vanuit haar verblijfplaats buiten Londen op de hoogte brachten van de meest opzienbarende feiten aldaar, erop aandringend haar op haar beurt van de nieuwtjes uit de groote stad in kennis te stellen.
Zij zat te peinzen, wat zij deze op sensatie beluste dames als het laatste schandaaltje zou kunnen meedeelen, alhoewel zij er ditmaal eenigszins voor terugschrok, alle verhalen, die haar in de laatste dagen ter oore gekomen waren, er zoo maar zonder meer uit te flappen. Zij was in dit opzicht eenigszins terughoudend gestemd.
Geen wonder, overdacht ze, want hoe zou zij het vinden, als iemand haar samenkomst met William toevallig gewaar was geworden en voor de verbreiding daarvan op zoo groot mogelijke schaal zorg droeg? Het moest toch wel erg onprettig zijn, door een avontuurtje direct het middelpunt te worden van een roddelcampagne, die als een sneeuwbalsysteem om zich heen greep om ten
| |
| |
slotte bij je man te belanden en zich te ontladen in een onweer met alle gevolgen daarvan. En zooals zij daarvoor vreesde, zou dat natuurlijk eveneens het geval zijn met Lenn, waarover zulke opwindende verhalen gingen met betrekking tot Charles, beiden met hun respectieve andere helften habitué's op hun vrienden-avonden. Neen, Lenn en Charles zouden er natuurlijk evenals zij een lief ding voor over hebben, als de geschiedenissen, die de ronde deden, in 's hemelsnaam niet aan hun echtgenooten bekend werden.
En, indachtig het wijze spreekwoord ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’ maakte zij zich juist op, haar brieven aan de vriendinnen zoo in te kleeden, dat zij haar nieuwshonger negeerde, toen het meisje aanklopte om een heer, die haar wilde spreken, aan te dienen.
‘Heeft hij geen kaartje af gegeven?’ vroeg zij, ongaarne gestoord bij haar bezigheid, ‘je weet toch, dat ik geen onbekenden ontvang.’
‘Nee, mevrouw, ik heb er wel naar gevraagd, maar hij zei dat U hem toch niet kent, maar dat hij gezonden wordt door mr. Stone.’
Iemand van William, dacht ze, wat zou dat te beteekenen hebben? Die zou ze in ieder geval dan maar even moeten ontvangen. Zij vroeg het meisje den man binnen te laten.
Even later leidde het meisje een kleinen, donkeren man binnen, die, nadat het meisje zich had verwijderd, met uitgestoken hand op haar toekwam, zich met vreemde tongval voorstellend als Debyer. Zij noodde hem met een handbeweging plaats te nemen.
‘Hebt U een boodschap van mr. Stone voor mij?’
‘Neen, mevrouw,’ antwoordde de man, fijntjes glimlachend, ‘de naam van mr. Stone heb ik eenigszins ijdel
| |
| |
gebruikt om U, omdat U mij niet kende, te bewegen mij te woord te staan.’
‘Maar mijnheer,’ antwoordde zij, toch eenigszins weifelend door het gebruik, dat hij van William's naam had gemaakt, ‘waar haalt U de onbeschaamdheid vandaan, op dergelijke wijze tot mij door te dringen?’ En toen, verontwaardigd: ‘Ik moet U verzoeken, direct mijn huis weer te verlaten. Ik ben niet gewend, op dergelijke wijze om de tuin te worden geleid.’
Den man was haar aanvankelijke weifeling niet ontgaan. Daarom negeerde hij brutaal haar bevel, toen hij zei:
‘Mevrouw, in Uw eigen belang zou ik U willen raden, het onderhoud niet af te breken.’
‘In mijn eigen belang?’ Zij werd nu bepaald kwaad. ‘Waar doelt U op?’
Door haar vraag had zij inconsekwent haar bevel, om te vertrekken, opgeheven. Hij vatte dit dan ook als zoodanig op, toen hij kalm hernam:
‘Ja, mevrouw, in Uw eigen belang moet ik U raden, mij te woord te staan. Niet zoo maar heb ik voorgewend, door mr. William Stone hierheen gezonden te zijn.’ Hij wachtte een oogenblik de uitwerking van zijn woorden af, alvorens voort te gaan:
‘Als U mij een oogenblik gelegenheid geeft, de zaak uit te leggen, zult U zeker blij zijn, mij niet zonder meer te hebben weggestuurd.’
Zij beheerschte zich, liet zich, alvorens zeker te weten wat zij instinctief ried, n.l. dat hierachter een of andere afpersing als aap uit de mouw zou komen, geen onverantwoorde uitroep ontvallen.
‘Welnu, ga Uw gang, maar bespoedigt U het gesprek zooveel mogelijk, want ik heb zeer weinig tijd.’
‘Zeker, mevrouw,’ tartte hij, ‘ik kan zeer spoedig
| |
| |
gereed zijn; overigens ligt de snelheid, waarmee wij de zaak afhandelen, voor het grootste deel aan U. Om dan tot de zaak over te gaan,’ merkte hij op, onderwijl zich ervan overtuigend, hoezeer zij ernaar hunkerde het doel van zijn komst te vernemen, ‘U kent mij wel niet van naam, maar toch hebben wij elkaar reeds eerder gezien. Herinnert U zich niet, dat ik gisteren aan een nabijgelegen tafeltje in “Central” zat, toen U daar was met mr. Stone?’
Een oogenblik schoot het door haar hoofd, te ontkennen daar geweest te zijn. Zij zag echter tegelijk het nuttelooze daarvan in; als deze man op een of andere wijze misbruik van zijn wetenschap zou willen maken, zou hij zich niet door haar ontkenning met een kluitje in het riet laten sturen.
‘Neen, ik heb U bij mijn weten niet bewust gezien,’ antwoordde zij dus, een andere tactiek volgend, ‘maar wat wilt U van mij, met welk recht mengt U zich in mijn aangelegenheden?’
‘Ik kan mij voorstellen, dat U weinig oog voor Uw omgeving had,’ zei hij nu, niet reageerend op haar vraag.
Het was haar nu duidelijk, dat de man zou pogen haar uitstapje te misbruiken voor een of ander doel. Totnogtoe had zij het voor mogelijk gehouden, dat hij zich als vriend of familielid van William zou ontpoppen, om haar te bewegen van de vriendschap af te zien. Zij zou probeeren hem te overtroeven:
‘Ik begrijp niet, hoe U zoo durft insinueeren over een allergewoonste zaak,’ zei ze. ‘Als U soms denkt, dat ik gisteren een ongeoorloofd uitstapje heb gemaakt, dan moet ik U tot mijn spijt teleurstellen.’
Zij bezag opmerkzaam, angstig eigenlijk, de uitwerking van haar woorden, was de wanhoop nabij toen hij onverstoord antwoordde:
| |
| |
‘Neen, mevrouwtje, van het tegendeel van wat U mij daar vertelt, heb ik mij op de hoogte gesteld en wel op de volgende manier: ik ben, voordat ik hierheen kwam, bij mr. Stone geweest, tegenover wien ik mij heb uitgegeven als particulier detective, die in opdracht van dr. Danty zijn vrouw's gangen nagaat. Ik gaf voor, hem in Uw en zijn belang voor verdere uitstapjes te willen waarschuwen, omdat ik anders genoodzaakt zou zijn deze aan mijn opdrachtgever te rapporteeren en hij trachtte mij oogenbiikkelijk het zwijgen op te leggen met een behoorlijke som gelds, welke ik echter van de hand gewezen heb. Indien U dit wenscht, kunt U zich telefonisch van de juistheid van mijn beweringen overtuigen. U doet dus goed mij geen leugentjes op de mouw te spelden.’
Hierdoor was zij schaakmat gezet. Zij gooide het dus over een andere boeg:
‘Maar wat wilt U dan van mij?’
‘Zoo mag ik het hooren; ik zal het U duidelijk maken. Zooals U kunt merken door mijn houding tegenover mr. Stone, hebt U tot Uw geluk niet met een ordinairen afperser te doen, die geld van U zal eischen in ruil voor geheimhouding van Uw uitstapjes. Ik kan U verzekeren, dat het mij oprecht leed doet, van mijn wetenschap tegenover U gebruik te moeten maken. U behoeft mij slechts één dienst te bewijzen, welke U zonder veel bezwaar kunt inwilligen. Is dit gebeurd, dan heb ik geen verder belang meer bij Uw particuliere gangen.’
Zij luchtte toch eenigszins van zijn woorden op. Inderdaad zag hij er werkelijk niet uit als de voorstelling, die zij zich altijd van een chanteur had gemaakt. Misschien kon zij het dreigende gevaar nog voorkomen. Daarom vroeg zij snel:
| |
| |
‘En waaruit bestaat die dienst dan?’
‘U moet mij op een of andere wijze de administratie van het “Queen's Hospital” in handen spelen. Ik heb daar bepaalde belangen bij, die hier niet ter zake doen. Het moet U, als vrouw van den directeur, niet moeilijk vallen, aan mijn wensch te voldoen.’
‘De administratie? Maar dat is onmogelijk...... ik bemoei mij nooit met de aangelegenheden van mijn man, kom zelden of nooit in het ziekenhuis...... dat is een onmogelijke opgave.’
‘Mrs. Danty, het is mij ernst met wat ik zooeven zei, dat dit namelijk het eenige is, dat ik van U zal verlangen. Als ik het gevraagde in handen heb, zult U van mij geen last meer ondervinden. Maar ik moet en zal deze documenten dan ook hebben. Wellicht is het niet gemakkelijk, aan mijn wensch te voldoen, maar U zult zich op een manier moeten bezinnen, om het gevraagde in handen te krijgen. Ik neem aan, dat U over voldoende scherpzinnigheid en list zult beschikken, om een manier daarvoor te verzinnen.’
Hij stond op, om het gesprek te beëindigen.
‘Ik geef U hiervoor drie dagen. Over drie dagen zal ik op dit uur bij U komen, om de documenten in ontvangst te nemen. Reken er wel op, dat ervoor gezorgd zal worden, dat U mij geen valstrik kunt spannen. In de eerste plaats worden Uw gangen nagegaan en overigens zou Uw geheim bij een list, die U zoudt kunnen bedenken, ook al zou ik gearresteerd worden, toch aan Uw man bekend worden gemaakt. Weest dus verstandig, gebruik Uw verstand voor het in handen krijgen van het door mij benoodigde en U kunt van mijn stilzwijgen verzekerd zijn.’
Hij wachtte niet op haar antwoord, liep reeds naar de deur. Rosy waarschuwde het meisje, hem uit te laten.
| |
| |
Alleen gebleven peinsde zij over het bezoek. Zij wist niet, wat haar te doen stond. Onmogelijk was het Andy van haar misstap op de hoogte te stellen; het zou een breuk tusschen hen beteekenen. Even moeilijk scheen het haar, aan het verlangen van den vreemdeling te voldoen. Zij had toch inderdaad geen enkel contact met de inrichting van haar man. Zij was radeloos, wist niet waar ze om raad zou kunnen gaan.
Nadat zij een poosje had gepeinsd, nu eens naar het raam loopend om met niets-ziende blik naar buiten te kijken, dan weer voor haar bureau plaatsnemend, kreeg zij een idee. Zij zou naar William gaan en hem om raad vragen. Hij was tenslotte ook betrokken in de zaak en het zou niet meer dan billijk zijn, dat hij haar met raad en daad terzijde zou staan. Zij belde hem op, weerde zijn poging om door de telefoon reeds in te gaan op het vreemde bezoek, dat hij had gehad, af. Zij maakten een afspraak in een rustige tearoom ergens in de stad.
Toen zij er met een taxi heengesneld was, zat William er reeds. Met geheel andere stemmingen dan de vorige dag zaten zij samen. Bijna meteen gingen zij tot het doel van hun samenkomst over.
William luchtte op, toen hij vernam dat de zaak in werkelijkheid anders in elkaar zat dan de vreemdeling tegenover hem had verklaard. Hij meende zelf in een wespennest te zijn geraakt, maar bemerkte tot zijn vreugde, dat hij er maar zijdelings bij betrokken was.
Hij bevestigde hetgeen de vreemdeling haar over zijn bezoek aan hem had meegedeeld en Rosy vertelde, wat haar precies overkomen was. Zij smeekte hem, haar raad te schaffen omtrent de door haar aan te nemen houding.
| |
| |
‘Is het je volstrekt onmogelijk het gevraagde in bezit te krijgen? Omdat hij het geld weigerde, dat ik hem aanbood, kun je veilig aannemen dat het daarbij dan blijven zou.’
‘Ik zou geen kans zien, zelfs maar inzage van boeken of iets dergelijks te krijgen, laat staan ze te ontvreemden.’
‘En ben je ervan overtuigd, dat hij zijn bedreigingen uitvoert?’
‘O, zeker - en ook als ik hem in een val laat loopen, trek ik vast aan het kortste eind. Want tenslotte gaat het erom, dat Andy niets gewaar wordt.’
‘Er is dan maar één mogelijkheid,’ concludeerde William, die het toch wel een interessante zaak vond worden, vooral omdat hij er toch niet zoo erg veel en toch juist genoeg mee te maken had, ‘je moet je tot een detective, een vertrouwd detective, om raad wenden.’
Rosy kreeg weer eenige hoop.
‘Zou je denken, dat dit een zaak voor een detective is? En zou die resultaat kunnen bereiken zonder inmenging van Andy? Het zou mij alles waard zijn.’
‘Ja, het lijkt mij de eenige mogelijkheid, die er bestaat. Ken je een detective?’
‘Neen, alleen heb ik van Andy veel gehoord over Tim Taccle, die bij hem in het ziekenhuis verpleegd is. Ik heb hem er eenmaal vluchtig gezien, toen ik bij Andy moest zijn. Zou je denken, dat hij vertrouwd is, nu hij Andy kent?’
‘Zeker kun je hem vertrouwen. Ik geloof, dat je het beste naar hem toe kunt gaan, niet alleen omdat hij je eenigszins kent, maar vooral omdat hij een zeer goede naam heeft. Het is immers 's mans vak discretie te kunnen bewaren!’
Rosy was overtuigd. Zij sprak af, Tim Taccle op te
| |
| |
zoeken en de zaak in zijn handen te stellen, als hij een uitkomst zag.
Nog een oogenblik bleven zij samen, bespraken de mogelijkheden nog eens, maar namen spoedig afscheid. Na de onaangenaamheden van vandaag had Rosy geen behoefte aan andere avonturen. En ook William was een beetje bekoeld in zijn jeugdig enthousiasme. Nietwaar, wanneer men als ‘man van eer’ voor dergelijke feiten werd gesteld, was het altijd geraden zich een beetje terug te trekken.
|
|