De wonderlijke historie van de Zwaanridder die in Nijmegen aankwam
(2005)–Martijn Wijngaards– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Zwabberende Zwaanridders De Kleefse equivalentenIn Kleef zie je beelden, winkels en bussen die verwijzen naar de Zwaanridder. Boven de stad steekt de Zwaanburcht uit; een weerzwaantje in plaats van een weerhaantje op de Zwaantoren. Al vele eeuwen wordt beweerd dat de Zwaanridder in Kleef is aangekomen. Welke Zwaanridder dat is geweest, is niet helemaal duidelijk.
Als je in Kleef komt, kun je moeilijk om de Zwaanridder heen. Het winkelend publiek loopt dagelijks langs de bekende ‘Lohengrinbrunnen’ van Karl-Hennig Seemann op de Fischmarkt. Een gezette vrouw (de stereotype operazangeres) schreeuwt dramatisch naar een man die wordt meegesleurd door een zwaan. Twee van de drie afgebeelde kinderen proberen dat te verhinderen: zij houden zijn bovenkleding vast. Een bekende persiflage. Ouder zijn de grafstenen in de Stiftskirche waarop zwanen prijken in allerlei gedaanten. De Kleefse adel heeft zich laten voorzien van symboliek waarin het edele dier de hoofdrol speelt. Zij claimen immers af te stammen van de Zwaanridder van Kleef. Hoe die held dan ook mag heten, Kleef heeft inmiddels een verteltraditie gekregen die in één adem genoemd hoort te worden met de stad.
De Kleefse traditie is waarschijnlijk in betrekkelijk korte tijd ontstaan. Tussen 1465 en 1473 destilleert Berthault de Villebresmes een prozaversie uit de Heliasvertelling van de kruisvaartromans. Dat doet hij in opdracht van edelvrouw Maria van Kleef, weduwe van Charles van Orléans. Zij beschouwt zichzelf als de laatste afstammeling van het huis Boulogne-Bouillon.Ga naar eind66 Kort daarna schrijft de secretaris van het hof van Kleef, Gert van der Schuren, het Heliasverhaal definitief naar de stad toe in zijn ‘Chronik von Cleve und Mark’ (1478). Waarschijnlijk voerde de Kleefse adellijke familie al eerder een zwaan op hun wapen, maar nu had het een duidelijke reden gekregen. Op het graf van graaf Arnold van Kleef (1117-1142) is rond 1330 al een zwaan aangebracht. Konrad von Würzburg stelt in zijn ‘Der Schwanritter’ (1257-1258) immers al dat de graven van Gelre en Kleef van de Zwaanridder afstammen.Ga naar eind67 Het is gemakkelijk om aan te nemen dat de Kleefse adel goed bekend was met dit werk.
De lijnen die leiden tot de Kleefse traditie zijn dus niet helemaal duidelijk. Geregeld verschijnt er wel weer een boek waarin iemand probeert te verklaren hoe het werkelijk zit. Duidelijker wordt het er allemaal niet op. Vooral niet als je alle verhalen probeert te lezen die nog steeds circuleren in het Nederrijnse. | |
[pagina 105]
| |
In 1787 situeert Madame de Genlis een griezelroman in Kleef. Dit werk, ‘Chevalier au Cygne ou la Cour de Charlemagne’, is een nieuwe vertelling en staat eigenlijk op een zijlijn van de verteltraditie. Alle andere verhalen zijn wel rechtstreekse hervertellingen. Aan geen bundel met Nederrijnse sagen en legenden ontbreekt het verhaal. Maar in elk boekje heet de Zwaanridder anders: Elias GrailGa naar eind68, LohengrinGa naar eind69 en zelfs aan kinderen wordt verteld dat het niet duidelijk is hoe de held eigenlijk heette.Ga naar eind70 Kleef heeft dus een Zwaanridder, maar welke dat is weet men niet. De ‘Lohengrinbrunnen’ van Karl-Hennig Seemann op de Fischmarkt in Kleef.
|