De wonderlijke historie van de Zwaanridder die in Nijmegen aankwam
(2005)–Martijn Wijngaards– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |||||||||
Zwervende Zwaanridder HeliasAls je het verhaal in dit boek hebt gelezen, dan heb je al kennisgemaakt met de dappere Helias. Dus je weet al dat hij er goed uitziet en snel en sterk is. Bovendien is hij gek op avontuur. Als iemand zijn afkomst weet, dan is de kans groot dat hij weer terugmoet naar zijn koninkrijk om daar zijn verantwoordelijkheden als heerser weer op te nemen. Hij maakt dat dus liever niet bekend, dus je mag hem de verboden vraag niet stellen. Vooral zijn echtgenote mag dat niet, want dan gaat hij bij haar weg.
Van alle Zwaanridders beschouw ik Helias als de oudste (alhoewel zijn leeftijd niet veel verschilt met die van Zwaanridder Lohengrin). De sympathieke held komt verschijnt voor het eerst in de Franstalige Heliastrilogie. Deze naam geef ik voor het gemak aan de drie verhalen getiteld: ‘De geboorte van de Zwaanridder’, ‘De Zwaanridder’ en ‘Het einde van Helias’.Ga naar eind36
Deze verhalen worden tussen 1180 en 1220 geschreven in Noord-Frankrijk of in Brabant. Hoe aardig de verhalen in deze Heliastrilogie ook mogen zijn, ze maken meteen deel uit van een groter geheel. Ze worden namelijk geplaatst voor aan een reeks kruisvaartromans. In deze serie boeken worden allerhande verhalen verteld over de gebeurtenissen rondom de eerste kruistocht.Ga naar eind37 Deze begon aan het einde van de 11e eeuw en beleefde haar hoogtepunt toen de kruisvaarders Jeruzalem veroverden en innamen. De centrale figuur van deze kruistocht is Godfried van Bouillon, een tamelijk eenvoudige edelman uit de Ardennen, die nu ineens koning werd van Jeruzalem - al noemde hij zichzelf liever ‘Beschermer van het Heilige Graf’ (= het graf van Jezus). Mijn onderonsje met Godfried in zijn burcht in Bouillon. Op het document dat hij vasthoudt staat: ‘Dieu le veult’ of ‘God wil het’. Dat was de lijfspreuk van de kruisvaarders.
| |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
Godfried wordt door deze prestatie en benoeming uitgeroepen tot één van de drie ‘besten’ uit de MiddeleeuwenGa naar eind38 - tegenwoordig zouden wij hem een superheld noemen. In de kruisvaartromans is hij de centrale figuur; alles draait om hem. Voor de verhaalschrijvers is er echter één probleempje: Godfried heeft een vrij eenvoudige afkomst. Een beetje ‘superheld’ heeft echter bovennatuurlijk bloed door zijn aderen stromen. Hoogstwaarschijnlijk is om deze reden de Heliastrilogie - het Zwaanridderverhaal dus - aan de reeks kruisvaartromans toegevoegd.
Dit verschijnsel komt niet voor het eerst voor in de literatuurgeschiedenis. Als de Normandiërs in 1066 onder leiding van Willem de Veroveraar het huidige Engeland veroveren, doen zij zich al snel voor als erfgenamen van koning Arthur. Al snel wordt koning Arthur in allerlei geschiedenisboeken in verband gebracht met de nieuwe Normandische heersers. De bovennatuurlijke afkomst van Arthur geeft ze het gezag om te regeren.Ga naar eind39 Vergelijkbaar is het gebeuren rond de (literaireGa naar eind40) Godfried van Bouillon. Dankzij zijn fictieve opa Helias heeft hij een mooie stamboom gekregen. En niet alleen hij, want er zit nog een extra politiek tintje aan mijn verhaal; hertog Hendrik I van Brabant (†1235) wil zelf de geschiedenis ingaan als een groot kruisvaarder. Maar de zogenaamde ‘Duitse kruistocht’ waaraan hij deelneemt is - ondanks wat kleine persoonlijke succesjes voor Hendrik in het Midden Oosten - geen geslaagde onderneming. Als hij later trouwt met Mathilde van Boulogne (†1211) meent hij echter een nieuwe kans te krijgen om als belangrijke kruisvaarder de geschiedenis in te gaan. Mathilde stamt namelijk direct af van Eustatius, de broer van Godfried van Bouillon. Hendrik wordt nu ook de baas over Bouillon en beschouwt Godfried als zijn eigen voorvader. Diezelfde Hendrik is hoogstwaarschijnlijk de opdrachtgever van de kruisvaartromans en dus ook van de Heliastrilogie.Ga naar eind41 Met andere woorden: Helias is dus zoiets als de betoveroverovergrootvader van Hendrik. | |||||||||
Oorsprong van de vertellingIn de tijd dat het Zwaanridderverhaal voor het eerst wordt opgetekend (omstreeks 1200 dus) doen al allerlei verhalen de ronde in het mondelinge circuit. Zeker weten we het niet, maar je kunt je gemakkelijk voorstellen dat die dan gaan over een ridder in een bootje met ‘zwaanaandrijving’ of over kinderen die in zwanen veranderen en een trouwpartij met een verboden vraagGa naar eind42 als huwelijkse voorwaarde. Van de Zwaanriddervertelling is echter niet bekend dat er een oerversie geweest moet zijn, al is hier zeker naar gezocht in het verleden.Ga naar eind43 Een duidelijke verbinding kan je wel leggen tussen het eerste deel van de Heliastrilogie (in dit boek het hele verhaal van de geboorte van Helias en de zwaankinderen) en een ver- | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
haal uit ongeveer 1190. In ongeveer dezelfde ontstaanstijd als het Zwaanridderverhaal schrijft de monnik Johannes de Alta Silva een raamvertelling op over een koning en zeven wijze mannen. Eén van de verhalen die daarbinnen wordt verteld gaat over kinderen die in zwanen veranderen en weer terug. Als je deze vertelling naast het verhaal uit de Heliastrilogie houdt zie je dat de verschillen eigenlijk heel klein zijn: de moeder wordt na haar beschuldiging niet netjes opgesloten, maar tot haar nek toe in de grond begraven om zo jarenlang te leven; degene die de kinderen uiteindelijk redt is niet de oudste jongen, maar het meisje; en alle zwanen veranderen aan het slot weer in kinderen, niemand blijft zwaan en bootjestrekker.
Maar goed, het is dus niet vreemd om aan te nemen dat dit verhaal en dat van de zwaankinderen een gemeenschappelijke bron hebben. Héél misschien is het verhaal van Johannes wel gebruikt als bron voor zeg maar de Heliasversie, maar wie dat zeker weet mag het zeggen. En het verhaal van Helias zelf dan? Daarover is niet meer zinnigs te zeggen dan ik al heb gedaan. Over het laatste deel kan ik zelfs helemaal geen fatsoenlijke bewering doen, daarover is waarschijnlijk ook niks meer uit te zoeken.Ga naar eind44 Detail van een van de weinige overgebleven bladzijden van de druk van Van Doesborgh uit 1512-1515. (Zie je het woord Nijmegen staan op de tweede regel?)
| |||||||||
De reis van Helias' literaire ZwaanbootFeit is wel dat het verhaal van Helias regelmatig opnieuw opduikt in de geschiedenis. Het maakt duidelijk deel uit van de serie kruisvaartromans. Als er rond 1350 een soort verkorte versie van de hele reeks komt, staat hij zelfs in de titel: ‘De Zwaanridder en Godfried van Bouillon’ (‘Le Chevalier au Cygne et Godefroid de Bouillon’).Ga naar eind45 Helias duikt in 1500 opnieuw op in een druk van de Franstalige Pierre Desrey, daarin geeft hij de hele genealogie van Godfried van BouillonGa naar eind46 weer en daarbij | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
een overzicht van zijn daden. Een soort bewerking weer van het handschrift uit ongeveer 1350. Om nu heel kort door de bocht te gaan: dit verhaal werd min of meer vertaald in het EngelsGa naar eind47 en die laatste versie weer in het Nederlands.Ga naar eind48 Helias reist al eerder in de Lage Landen, vanaf dat moment spreekt hij dan ook eindelijk onze taal.Ga naar eind49 | |||||||||
Zuiveren en herstellenDe weg het Zwaanridderverhaal in het Nederlands door aflegt is er niet één zonder slag of stoot. Van de druk van Van Doesborch is slechts één katerntje bewaard gebleven. De oudst geheel overgeleverde druk komt uit Amsterdam en is daar in 1631 verschenen bij drukker Cornelis Dircksz Cool. Totnogtoe lees ik overal dat de druk van Cornelis Dircksz Cool uit 1651 de oudst geheel overgeleverde uitgave is. Deze is ook het uitgangspunt geweest voor de teksteditie van professor Boekenoogen.Ga naar eind50 In de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam trof ik - tot mijn vreugde - echter een versie aan uit 1631. Als je de voorkanten van beide uitgaven vergelijkt zie je al dat er dusdanig veel verschillen zijn dat hier sprake moet zijn van een eerste druk. Ook uit de tekst zelf blijkt dat. Kortom: Cool heeft twee drukken gemaakt van het Zwaanridderverhaal. Helias heeft zeker zijn marktwaarde gehad.
Cool heeft de tekst van Van Doesborch wat laten inkorten. Allerlei overbodigheden worden weggehaald: de Zwaanridder wordt bijvoorbeeld niet meer keer op keer ‘de coninck Helias’ genoemd, maar gewoon Helias. Daarnaast wordt bij het optreden van de zwaan niet bij elke zucht vermeld dat de broer van de held betreft. Dat kan de lezer op een gegeven moment immers best zelf onthouden. Ook veel religieuze formuleringen zijn verwijderd: God en Maria worden een stuk minder aangeroepen in de tekst van Cool. Ik neem aan dat dit komt zodat de zetter de gehele tekst precies kwijt kan op enkele katernen van 8 bladen. Een langere tekst levert achter aan veel stukken wit op en bovendien veel nutteloze arbeid. Cool drukte immers nog met de hand en dat moest zo efficiënt mogelijk gebeuren.Ga naar eind51
Van Cools drukken moet je je niet zo veel voorstellen: het zijn dunne boekjes op kwalitatief minder goed papier. Ze lijken erg op schoolschriften; dankzij de blauwe omslagen worden ze ook wel ‘blauboecxkens’ genoemd. Ze waren bestemd voor iedereen en daarom erg betaalbaar.Ga naar eind52 | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
Zoek de verschillen: de drukken van de Amsterdammer Cool uit 1631 (eigen kopie) en uit 1651 (kopie uit Boekenoogen 1931)
| |||||||||
Een gespleten traditieAlle Nederlandse drukkers die het verhaal van Helias opnieuw laten verschijnen gebruiken de druk van Cool - of een afstammeling - als bron. Daardoor is het verhaal tamelijk ongeschonden in deze tijd terechtgekomen. De drukkers uit Antwerpen en - later - Gent hebben een hele andere lijn gevolgd. Zo worden er vreselijk veel dingen weggelaten uit het oorspronkelijke verhaal. De Nederlandse drukken hebben allemaal als titel een variatie op die van Cool: ‘Een schoone en miraculeuse historie vanden Ridder metter Swane die te Nimmeghen in Gelderlandt te scheep quam by den geleyde van een swaen [...]’. De Vlaamse drukken hebben allemaal ongeveer als titel ‘Een schoone historie van den Ridder van avonturen Helias, genoemd den Ridder met de Zwaen.’ Maar ook inhoudelijk zijn er diverse opvallende verschillen:
| |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
Voor een getrouwe overlevering van de tekst van Cool moet je dus zijn bij de Noord-Nederlandse drukken. Die zijn haast woordelijk hetzelfde, door alle eeuwen heen. Opmerkelijk daarbij is met name dat de verbinding van de Zwaanridder met Godfried van Bouillon is behouden. Nergens verdwijnt de vermelding, alhoewel het verhaal zelf nooit is verschenen met alle kruisvaartromans erna. Een connectie met de verhalen uit het Heilige Land is dus altijd blijven bestaan, al is het niet meer dan een drietal verwijzingen.Ga naar eind53
Een aparte vermelding moet ik nog wel maken voor een ‘Historielied’ uit 1710 (maar mogelijk al uit de 16e eeuw). Het kost aardig wat tijd om de gehele tekst te zingen, want iemand heeft het hele verhaal van Zwaanridder Helias op muziek gezet. Een verwijzing naar Godfried komt hierin overigens niet voor. Het ging de auteur ervan waarschijnlijk puur om het verhaal zelf.Ga naar eind54 Voorkant van het Historielied uit 1710.
|
|