De wonderlijke historie van de Zwaanridder die in Nijmegen aankwam
(2005)–Martijn Wijngaards– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Hoe Pontius in Bouillon kwam en de tijdingen bracht naar de hertogin van haar man HeliasOp Hemelvaartsdag zaten de graaf van Boulogne en zijn vrouw Yda aan tafel met de hertogin van Bouillon. Toen kwam Pontius in de eetzaal, met een muilezel, beladen met kostbare schatten en giften. De hertogin van Bouillon stond op van tafel en zei: ‘Wees welkom, Pontius. Hebt u mijn man Helias niet gevonden?’ Pontius antwoordde: ‘Ja vrouwe, ik heb hem gezien. Als bewijs ziet u hier zijn ring, die hij u heeft gezonden.’ Daarmee was ze zeer blij en ze kuste de ring. Ze weende en beklaagde haar man Helias en zei tegen Pontius: ‘Dit is een waarachtig teken dat u hem hebt gevonden.’
Pontius zei: ‘Vrouwe, ik heb een muilezel meegebracht, vol met kostbare juwelen, dia hij aan u en uw dochter zendt. Hij is de zoon van koning Oriant en heeft vijf edele ridders als broer en een zuster. Hij stamt af van een groot geslacht.’ De hertogin en haar dochter waren zeer blij met dit alles. Zo ook de graaf van Boulogne. Pontius vertelde dat Helias een broeder was in de abdij die zijn vader had laten bouwen. Hij had alles gezien, samen met de abt van Sint-Truiden, die met hem uit Jeruzalem was teruggereisd.
Nu de hertogin wist dat haar man Helias een broeder was, reisde ze naar hem met haar dochter Yda. Zij namen afscheid van de graaf en droegen hem op om goed te zorgen voor hun drie zonen. Godfried, Boudewijn en Eustachius waren al mooie kinderen toen. Ze verlieten Bouillon en reisden met Pontius naar het hiervoor beschreven klooster. Daar vonden ze Helias. Hij lag zeer ziek in bed. God weet hoe liefdevol zij elkaar aankeken. De vrouw beweende haar man en hun dochter. Nadat ze een luttele tijd samen waren, werd de goede Helias zo ziek, dat hij zijn ziel overgaf aan God. Toen de hertogin haar man zag sterven, werd ze zó bedroefd dat ook zij ziek werd en stierf. Hun dochter Yda was buitengewoon verdrietig.
Ze werden met eer begraven in het klooster. Voor het hoge altaar, onder een mooie steen, zoals het hun toebehoorde. Yda gaf het klooster rijkelijk veel geld. Om Gods wil en om de liefde voor haar vader en moeder die daar waren begraven. | |
[pagina 86]
| |
Toen keerde ze terug naar haar eigen land, waar zij haar man Eustachius vertelde hoe haar vader en moeder in het buitenland waren gestorven. Eustachius en al zijn onderdanen waren daarom zeer bedroefd.
Daarna stelde Yda zich in dienst van God en leerde haar zonen om God te dienen in eer en deugdzaamheid. Daardoor veroverden zij het Heilige Land van Jeruzalem, waar Godfried en Boudewijn de kroon droegen en stierven als koningen van Jeruzalem. Deze drie zonen verrichtten wonderlijke dingen, zoals u kunt lezen in de Historie van Godfried van Bouillon.Ga naar eind22 Zijn kinderen stierven ook in zaligheid, hetwelk ons ook is gegund door God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
AMEN.
Gevisiteerd en geapprobeerdGa naar eind23 door de eerwaarde meeste Willem, pastoor van de kapel te Brussel. Toestemming om te mogen drukken vanuit Brussel, 11 februari 1547. | |
[pagina 87]
| |