De wonderlijke historie van de Zwaanridder die in Nijmegen aankwam
(2005)–Martijn Wijngaards– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Hoe de graaf van Frankenborch Clarisse vals beschuldigde voor het gerecht van Keizer Otto de eerste in Nijmegen en hoe zwaanridder Helias in Nijmegen aankwamHier wil ik u nu vertellen van de Zwaanridder Helias, die nu naar Nijmegen reist, naar de keizer, om aldaar de hertogin van Bouillon te beschermen. Let maar op!
Keizer Otto de Eerste van Duitsland, waaronder ook de Ardennen, Luik en Namen vielen, hield zijn gerecht in Nijmegen. Allen die onrecht was aangedaan konden door de keizer in het gelijk gesteld worden. Zo was daar een graaf die een hertogin voor de keizer liet roepen, want hij wilde haar onrechtmatig onterven en verspreide bedriegelijke berichten over haar. De raad was al verzameld en zo vertoonden de twee partijen zich voor het gerecht. De graaf opende zijn zaak en betichtte de hertogin ervan dat zij haar echtgenoot had vergiftigd. Daarnaast was haar man drie jaar onafgebroken op zee geweest en binnen die tijd had zij een dochter gebaard die zij wel buitenechtelijk verkregen had moeten hebben. Bovendien was het land van Bouillon erfgoed van zijn vaders kant. De hertogin mocht nu het land niet meer behouden, omdat zij dit enkel als huwelijksgift had gekregen. Ook haar dochter mocht het land niet bezitten, want zij was geen rechtmatige erfgenaam. De graaf wilde het land voor zichzelf opeisen, omdat hij de broer was van de man van de hertogin.
De hertogin antwoordde zo goed zij kon en ontkende alles wat haar dochter en haar ten laste was gelegd. Ze zei dat hij haar in haar eer getroffen had. Daarom meende ze recht te hebben dat de schande en het ongeluk, door hem opgelegd, ongedaan gemaakt zouden worden. ‘Vrouwe,’ sprak de keizer, ‘Deze schandelijke aantijgingen zijn voldoende om u te doden, tenzij u er iets tegen in kunt brengen.’ De graaf voegde daar aan toe: ‘Als bewijs van de waarheid geef ik mijn handschoen aan degene die mij wil weerstaan, om te bevechten dat het is zoals ik heb gezegd. Zij moet ter dood veroordeeld worden en mag het hertogdom niet bezitten.’ De keizer sprak tegen de hertogin: ‘U ziet wat hij doet. Dat kan ik niet tegenspreken. Zoek dus een ridder die voor u vecht en voor uw zaak. Ik zal de dag en de tijd noemen waarop hij voor u mag strijden.’ De goede vrouw zocht overal of er iemand was die voor haar wilde vechten, maar zij vond niemand. Hierom zocht zij troost bij God, om haar te helpen in haar recht te blijven. | |
[pagina 64]
| |
Zodoende stonden de graaf en de hertogin in onenigheid voor het gerecht van de keizer te Nijmegen in Gelderland. Daar was het dat de edele ridder Helias per boot aankwam, voortgetrokken door de zwaan. Hij blies op de hoorn, die zijn vader hem gegeven had, zodat allen die bij de keizer waren het hoorden. Zij keken uit het venster en zagen een zwaan een boot voorttrekken. Daarin stond Helias. Goed bewapend, zoals het een vroomGa naar eind15 ridder betaamde. Toen de keizer hem aan land zag komen, was hij verwonderd: de zwaan zwom onmiddellijk weg met de boot zodra Helias eruit gestapt was. Hij ontbood de ridder om naar hem toe te komen. De hertogin zag Helias naar de burcht klimmen en wendde zich tot haar dochter. Zij vertelde haar dat ze had gedroomd: ‘O mijn lieve dochter, luister. Deze nacht droomde ik van mijn rechtszaak tegen de graaf en dat ik was veroordeeld tot de brandstapel. Toen ik daar op stond, kwam er een vliegende zwaan met water om het vuur te blussen. Uit het water kwam een vis die iedereen tot beven toe ontzag inboezemde. Daarom geloof ik dat deze ridder mij zal verlossen van de dood.’
Helias groette de keizer hoffelijk en de keizer hem ook. Hij vroeg hem hoe hij hier was gekomen. Daarop zei Helias: ‘Ik ben een arme ridder en avonturier, om u trouw te dienen, als u mijn diensten wilt gebruiken.’
De keizer zei: ‘Als u ridder bent en avontuur zoekt, dan hebt u het hier gevonden. Want zie hier de hertogin van Bouillon met haar dochter. Zij zijn door de graaf van Frankenborch beschuldigd van zulke oneerlijke daden, dat zij ter dood veroordeeld kan worden en haar dochter onterfd kan raken. Als zij niemand vindt die voor haar recht wil strijden, tegen degene die dit gevecht heeft opgeroepen tegenover iedereen hier, moet zij sterven. Het hertogdom van Bouillon zal dan de graaf toekomen. Hierom, als u voor haar wilt vechten en wint van de graaf, zal ik haar in vrijheid stellen met behoud van haar erfenis. U zult haar dochter ten huwelijk krijgen.’
Terwijl Helias de keizer had horen spreken, bekeek hij de hertogin. Zij leek hem wel een eerbare vrouw. Hij zag de schoonheid en de aard van haar dochter en die beviel hem goed. Hij vroeg de keizer of hij wat spreken mocht met de hertogin alleen. Tegen haar zei hij: ‘Vrouwe, zegt u mij alstublieft dat u mij zult zweren alleen de waarheid te spreken, dan zal ik vandaag een trouwe dienaar zijn in uw zaak.’ Zij zei: ‘O edele ridder, ik zweer u bij de levende God dat ik u de waarheid vertel.’ ‘Vrouwe,’ zei Helias, ‘Bij de eed die u mij hebt gedaan: bent u schuldig aan alle genoemde zaken?’ ‘Nee,’ zei ze toen, ‘God hoeft zich werkelijk nooit meer over mijn ziel ontfer- | |
[pagina 65]
| |
men als ik ooit gedacht zou hebben aan zaken als waarvan ik nu ben beschuldigd.’
Toen zei Helias: ‘Vrouwe, u hebt een kampioenGa naar eind16 gevonden die uw eer zal bewaren. Ik zal uw vijand ten onder brengen deze dag.’Ga naar eind17 | |
[pagina 66]
| |
|