Hoe de engel de kluizenaar te kennen gaf dat de zeven kinderen, die hij gevonden had, kinderen waren van Koning Oriant en dat hij zijn petekind zou zenden om de waarheid te tonen
Nu heeft God het gebed van Beatrijs verhoord. Hij heeft Zijn engel uit de hemel gezonden om de kluizenaar te openbaren dat de zes zonen en de dochter, die hij had gevonden in het bos, de kinderen waren van koning Oriant en Beatrijs - die gelijktijdig zwanger was van hen allen. Maar de boosaardige Matabrune en de vroedvrouw gaven de koning te verstaan dat zij kinderen had gekregen van een hond. De zwanen, die de jonge Helias dagelijks voerde, waren zijn vijf broeders en zuster. Zij hadden deze gedaante aangenomen toen Matabrunes jager Savari met zijn gezellen de zilveren kettinkjes van hun hals haalde, net zoals Helias er een draagt. De kluizenaar móest Helias naar het hof zenden om de bedriegelijke ridder te bevechten die de goede koningin - zijn moeder - ten onrechte beschuldigde. Dit was hem ingegeven door Matabrune, die haar graag had laten doden en de 7 kinderen daarbij. Die Matabrune heeft Beatrijs 16 jaar lang gevangen laten houden. Helias zou zijn vijanden overwinnen en zijn broeders en zusters zouden daarna weer in hun menselijke vorm terugkomen. Zij zouden grote vreugde brengen.
Toen de engel dit allemaal gezegd had, keerde hij terug naar de hemel en de kluizenaar bleef beduusd achter. Toen hij weer wat bekomen was, riep hij de jonge Helias, die net van het meertje teruggekeerd was, waar hij de zwanen brood gebracht had, zoals het dagelijks de gewoonte was. Hij vertelde hem alles dat de engel gezegd had: ‘O mijn petekind, ik zou met recht eren, zoals God dat wil, en uw edele vrienden ook.’
Toen zei de jonge Helias: ‘Wat voor nieuwe tijdingen hebt u gehoord?’ Waarop de kluizenaar vertelde dat Helias tegen de ridder Macharis moest strijden om de eer van zijn moeder te verdedigen. Bovendien zei hij: ‘Zij zal uit de gevangenis worden verlost en in meer eer worden hersteld dan ze daarvoor had. Uit uw geslacht zal een vrome heer voortkomen, Godfried van Bouillon geheten, die door zijn kracht het land van Jeruzalem en andere landen zal veroveren, om de grote naam van Jezus te verbreiden en Gods Heilige Wet.
Toen de jonge Helias, die wijs en geleerd was dankzij God, alle woorden van de kluizenaar had gehoord, stelde hij zich in dienst van God en bereidde zich voor om zijn vader en moeder te zien.