Hoe de kluizenaar bij zijn kluis terugkeerde met zijn petekind
Nadat de kinderen waren veranderd in witte zwanen, kwam de kluizenaar met de jonge Helias terug bij zijn kluis. Zij konden de andere zes kinderen niet vinden die zij thuis hadden achtergelaten. Ze werden erg bezorgd. De kluizenaar zocht aan de ene kant en de jonge Helias aan de andere. Zij speurden het hele bos door tot aan de avond. Maar zij vonden hen niet en daarvan ze waren erg bedroefd.
's Morgens begon de jonge Helias zijn broers en zuster weer te zoeken. Toen hij huilend bij het water kwam, zag hij daar zes mooie zwanen, die zijn broers en zus waren, veranderd door Gods wil. Maar hij wist dat niet. Toch kreeg hij een vertrouwd en blij gevoel bij het zien van de zwanen. Hij ging naar hen toe en zij kwamen hem feestelijk onthalen. Hij gaf ze het brood hij had en aaide ze over hun lijf alsof het doodgewoon was.
De kleine Helias ging hun alle dagen bezoeken en hij bracht het brood dat hem om Gods wil werd gegeven. Toen de kluizenaar vernam dat hij nogal vaak aan het water ging spelen, vroeg hij hem wat hij daar deed. De kleine Helias vertelde de kluizenaar dat hij zes mooie zwanen had gevonden die hem een niet te verwoorden vriendschap bewezen.
Deze Helias was mooi en jong, sterk en gracieus. Er was geen beest in het bos dat hij niet kon bijhouden. Zijn gedrag was ook voorbeeldig, zodat de kluizenaar van plan was om hem priester te maken met de bestemming om God te dienen. Dit was de bedoeling van de kluizenaar tot aan de tijd dat de engel hem berichtte dat God andere plannen met hem voorhad, zoals hierna wel bleek.