| |
| |
| |
De strijd om het ongedeeld bestaan
Ontwerp
Het minst bejubelde wetsontwerp van de eeuw is vandaag aan de Kamer aangeboden. Het behelst een nieuwe bestuurlijke organisatie en het is vooral saillant vanwege de opdeling van Nederland in 24 zogeheten mini-provincies.
Over de ellende die daar voor sommigen mee wordt gesticht, zou men wekenlang de krant vol kunnen schrijven. Er zijn wandelaars van Maastricht naar Gennep gelopen om het getij te keren, er is een schuttersvorst in het Limburgse die een coup gaat plegen en Limburg gaat veranderen in een hertogdom, er zijn boekwerkjes verschenen met het voor en tegen, er zijn folkloristen die alle staten van de wanhoop hebben bereikt en er zijn bestuurders - onder hen gouverneur Van Rooy - die bij voortduring beweren dat het plan geen enkele kans heeft.
Toch hebben we er ons zelf een beetje ingeluisd. Het heeft geen zin de geschiedenis nog weer eens op te rakelen, maar het is wel goed er nog even op te wijzen dat ook menig Limburgse bestuurder de nieuwe tijd een dienst wilde bewijzen met voortdurend ge-emmer over de deplorabele staat waarin de bestuurlijke organisatie van dit land zich bevond. Er zijn gewesten en streekorganen gevormd en met dat alles hebben we overduidelijk aangegeven dat er iets moest gebeuren. We moeten nu ook toegeven dat we de zaak ongevaarlijk wilden houden en dat we menig gewest in het leven hebben geroepen om er bijvoorbeeld als gemeente niet aan onderdoor te gaan.
Waar we niet op gerekend hadden, wellicht bij gebrek aan politieke feeling, was dat het parlement niet aan de aanvankelijk door de minister van binnenlandse zaken gelanceerde
| |
| |
gewestwet wilde. Daarop is de minister, die nu verweten wordt dat hij een hoop ellende sticht, maar van wie wel wordt verwacht dat hij iets aan die bestuurlijke organisatie doet, aan een ontwerp gaan werken waarbij die vermaledijde vierde bestuursdag niet nodig zou zijn.
De arme man zal het weten. De folkloristen, heemschutters en separatisten, die het altijd verdomden mee te denken over hoe het dan wel moest, gorden nu hun sabels om.
Ze staan tamelijk sterk, al was het maar omdat er nieuwe verkiezingen voor de deur staan die misschien winst opleveren voor partijen die doodsbenauwd zijn voor de regio's. Dat die mini-provincies er aldus niet komen hoeft geen ramp te betekenen, maar dat de bestuurlijke reorganisatie voor de zoveelste keer op de lange baan geschoven wordt moet, de roepkreten van destijds indachtig, wél als een ramp worden beschouwd.
| |
Oorlog
Heb ik het goed dan ontbrandt in Limburg zoetjesaan een soort koude oorlog. Inzet is de eventuele splitsing van de provincie op basis van de plannen die minister De Gaay Fortman heeft gemaakt voor een bestuurlijke reorganisatie. Een koude oorlog kenmerkt zich vooral door een sfeer van verdachtmakingen. Iemand met een afwijkende mening wordt voor vuile vis uitgekreten of gekwalificeerd als een gevaarlijke gek. De koude oorlog berust dan ook op een bepaalde sfeer die het mogelijk maakt de mensen die weigeren het alom aanvaarde standpunt te huldigen in de verst mogelijke hoek te schoppen.
Als ik dan lees dat een blad, dat zegt het beste met Limburg voor te hebben, bepaalde groepen die wel eens grondig willen nadenken over die splitsing, afdoet met ‘mensen die
| |
| |
het denkelijk in de bol geslagen is’, dan begin ik gewoon een beetje bang te worden. Nu zakt in iedere discussie het niveau wel eens tot beneden het aanvaardbare, maar zodra de verdachtmakingen een rol gaan spelen, krijgt het hele gebeuren iets hoogst bedenkelijks. Het was natuurlijk te voorzien dat het ministeriële plan de emoties hoog zou doen oplaaien.
En in een emotionele sfeer worden er wel eens dingen gezegd die op z'n minst niet verstandig zijn.
Maar dat heeft niets te maken met de stemmingmakerij die men hier en daar kan signaleren en die de zinnigheid van een discussie bij voorbaat de das om doet.
Net zo goed als de mensen die tegen de eventuele splitsing gekant zijn een royale kans moeten hebben hun inbreng te leveren, zo moeten ook de mensen die voor de splitsing zijn rustig kunnen uitpraten.
De discussie toont nu in ieder geval al aan dat het met de overal gepropageerde stelling dat Limburg een hechte eenheid vormt droevig gesteld is. Van die eenheid is geen sprake en de inmiddels losgebarsten koude oorlog zou wel eens een definitieve wig in die eenheid kunnen drijven.
Dan heeft het ook geen zin meer om dammen op te werpen tegen vloedgolven die men zelf veroorzaakt heeft.
Nu kan men wel zeggen dat het zo'n vaart niet loopt. Maar daar staat dan wel tegenover dat er al bijna onherstelbare schade is toegebracht aan een discussie die aanvankelijk in een waardige sfeer op gang kwam. Niets is sneller verstoord dan een eenheid, vooral als men de verdachtmakingen te baat neemt om een twijfelachtig gelijk te bevechten.
| |
| |
| |
Revolutie
De heer Jans heeft de hem immer ter beschikking staande schuttebuks aangewend om een daverend schot voor de Haagse boeg te lossen. Jans, voorzitter van de Limburgse schuttersfederatie, heeft onder luide toejuichingen van zijn aanhang gewezen op de gevaren van een bestuurlijke versnippering van Limburg. Gaat die versnippering toch door, dan zal men in Den Haag nog het nodige van de schutters horen.
Wat de heer Jans denkt te gaan doen is niet geheel duidelijk. Misschien bereidt hij wel een soort coup voor, bij welke gelegenheid de met onklaar gemaakte geweren, donderbussen en bordkartonnen hellebaarden toegeruste schutters alle openbare gebouwen gaan bezetten.
Het moet ook niet uitgesloten worden geacht dat de schutters zich zullen scharen achter het door Jans met instemming geciteerde motto van ex-deputé Jac. Lebens, die eens gezegd heeft dat als men de handen naar Limburg wil uitsteken er van dit gewest een hertogdom gemaakt zal worden. In dat geval worden de Limburgse grenzen hermetisch afgesloten door een legioen bielemannen en wordt Lebens met veel revolutionair elan naar Maastricht gebracht om daar tot de nieuwe hertog te worden uitgeroepen. Jans blijft als sterke man zeer nadrukkelijk op de achtergrond.
Wie intussen kennis genomen heeft van het standpunt der carnavalisten, weet dat de schutters voor het uitoefenen van het burgerlijk bestuur meteen kunnen terugvallen op alle Raden van Elf en Prinsengardes. Zij zullen, in hun steeds deftiger wordende pandjesjassen en smokings de nieuwe orde mee helpen vestigen, daarbij terzijde gestaan door talloze dansmarietjes, die overal in het hertogdom een wat wulps soort propaganda bedrijven.
En reken maar dat Limburg dan snel uit de problemen zal zijn, dat de herstructurering in versnelde vaart tot stand
| |
| |
zal komen, dat enorme bedrijven, geholpen door de door Lebens, Jans en Heemskerk ingevoerde belastingvrijdom naar het hertogdom snellen en dat als gevolg van een en ander een niet te overzien aantal vette jaren in het verschiet zal komen te liggen.
Limburg wordt dan het Monaco van het noorden en de schuttersfederatie zoekt haastig aansluiting bij de NAVO, terwijl een prins carnaval de Verenigde Naties mag toespreken. En voor de goede orde: wie niet van Limburgsen bloede is, wie nog nooit met een schuttebuks een aardappel van een stokje geschoten heeft en voor wie de aanschaf van een smoking of een rokkostuum te kostbaar is, die wordt in speciale, in de Zuidlimburgse heuvelen gelegen kampen opgesloten om een ideologische herscholingscursus te ondergaan.
| |
Autoritair
Ik heb niet deelgenomen aan de door deze krant uitgeschreven enquête over de snode plannen van minister De Gaay Fortman om Limburg in tweeën te splitsen. Ik heb trouwens goed praten, want ik beschik over het onevenredig grote voorrecht mijn mening over dat soort zaken desgewenst iedere dag in deze kolom uit te dragen. Waarmee ik maar wil zeggen dat een journalist op min of meer toevallige gronden een heleboel dingen kan zeggen waarop dik 45000 lezers alleen maar ja of nee mogen zeggen.
Weliswaar waren de enquêteformulieren voorzien van een paar stippellijntjes waarop enkele randbemerkingen gemaakt konden worden, maar dat vergroot de voorrechten van de lezer nauwelijks. Je zit als journalist nu eenmaal in een soort ‘autoritaire’ situatie op grond waarvan je dingen mag schrijven, die een ander alleen maar in zijn eigen vrienden- | |
| |
kring kan uitdragen.
Voor de lezers resten slechts de stippellijntjes en dat zijn bij uitstek lijntjes, die uitnodigen tot het slaken van loze kreten. De stippellijntjes hebben het spandoek vervangen en zo weten we nu het nodige over ‘pokken Den Uyl’, de ‘rooie rakkers’ die het op ons gemunt hebben en de ‘barbaarse’ plannen die de bij voorkeur ‘in tweeën te hakken Fortman’ heeft gemaakt.
Maar ik realiseer me intussen maar al te goed dat het volk gesproken heeft en dat mijn democratische gezindheid me gebiedt met de wensen en de verlangens van het volk rekening te houden. Dat neemt niet weg dat ik een paar zeer bange gevoelens koester over de vraag hoe dit land en deze provincie bestuurd zou worden als de teksten op stippellijntjes maatgevend zouden zijn. Om nog maar niet te spreken over mijn vrees jegens de moord-en-doodslag-mentaliteit, die om zich heen zou grijpen als we deze samenleving met uitsluitend referenda en enquêtes te lijf zouden gaan.
In zo'n samenleving zou Wim Ibo op basis van enkele laatdunkende uitspraken over de Zangeres Zonder Naam in een werkkamp worden opgesloten, zou iedereen die verregaande denkbeelden over de bestuurlijke inrichting van die samenleving had aan stukken gescheurd worden en zou iedere afwijkende mening tot het nietszeggende, maar wel levensgevaarlijke predikaat ‘rooie rakker’ aanleiding geven.
Maar dat zijn dingen, die ik mag zeggen, gewoon omdat ik bij de krant werk. Ik hoef het niet te doen met een paar stippellijntjes. En ik ben dan maar zo autoritair er van uit te gaan dat alles wat op de lijntjes van het enquêteformulier geschreven stond eigenlijk niet telt. Waarbij ik dan wel het gevaar loop mijzelf iets wijs te maken.
| |
| |
| |
Emotioneel
Met de mythevorming gaan we door alsof er niets aan de hand is. Zo heeft het actiecomité Limburg blief Limburg het regionale nationalisme weer eens aangewakkerd door minister De Gaay Fortman een brief te sturen waarin de bewindsman o.m. wordt gevraagd een gouverneur te benoemen die tegen de splitsing van Limburg is.
Die brief moet wellicht een uiting van ‘onvervalste Limburgse humor’ zijn. Want men kan de midvoor van een bepaald elftal net zo goed vragen in het doel van zijn eigen team te schieten. Voorts vraagt het comité de minister mee te werken aan het referendum over deze zaak. Maar het smeken om deze volksuitspraak is eigenlijk een soort verdachtmaking van de democratie die niet over de instrumenten zou beschikken om aan te geven wat er gebeuren moet. Dan laat het comité nog even weten dat de nieuw te benoemen gouverneur (waarom houdt men toch zo hardnekkig aan die verouderde functienaam vast?) ‘de Limburger met zijn menselijke, intermenselijke en emotionele verhoudingen’ moet kennen.
Waarmee maar weer eens voldoende is aangegeven dat de Limburger temidden van al die andere landgenoten een uitzonderlijk fenomeen is waarvan men vooral de menselijke, intermenselijke en emotionele verhoudingen moet kennen. En wat is dat dan voor een gouverneur? Iemand die zelf Limburger is en dus weet heeft van zijn eigen menselijke, intermenselijke en emotionele verhoudingen? Of iemand van buiten Limburg die niettemin gelooft dat er zoiets als een Limburger bestaat?
De vraag is waarom men voor de eenheid van Limburg blijft vechten met dit soort nonsensicale en nergens op slaande argumenten. Dezer dagen verscheen een overzichtelijke en zakelijke uiteenzetting van het ministerie over de nieuwe bestuurlijke indeling van Nederland (want daar gaat het
| |
| |
om en niet uitsluitend om de tweedeling van Limburg, zoals de eenheidsstrijders nauwkeurig vermijden op te merken) en het groothertogdommelijke eenheidsfront zou dat stuk maar eens met zakelijke argumenten moeten ontrafelen.
Maar de zakelijke argumenten worden zorgvuldig achterwege gelaten en men stapelt in plaats daarvan de ene mythe op de andere.
De grootste ramp die ons intussen boven het hoofd hangt is dat de Limburger op den duur gaat geloven in het beeld dat de Limburg-nationalisten van hem maken.
| |
Politiek
Carnaval en politiek. Er is een onmiskenbaar verband. De carnavalisten dienen de waarde van de politiek te relativeren. Doen ze dat niet, dan ondermijnen ze de diepere zin van het carnaval.
De oppercarnavalist Jules Jansen mag er natuurlijk gerust een mening op na houden over de tweedeling van Limburg. En als hij graag een klappende menigte op zijn hand wil krijgen, dan zij hem de niet als politiek bedoelde redevoering die hij dezer dagen in Horst hield - en waarin hij de ontwerpers van de nieuwe bestuurlijke indeling in de hoek zette als idioten - natuurlijk graag vergeven, maar er blijft iets politieks in zo'n redevoering zitten, vooral omdat een van de meest kenmerkende elementen van de politiek royaal aan bod komt: de demagogie.
Ik heb het er een beetje moeilijk mee als de tweedeling van Limburg op die wijze wordt uitgespeeld, als er gedaan wordt alsof het hele bestuurlijke plan uit niet meer dan die tweedeling zou bestaan, alsof er geen honderden Limburgers zouden zijn die van harte op een betere bestuurlijke organisatie hebben aangedrongen en alsof er nu een ramp staat
| |
| |
te gebeuren die met name ernstige gevolgen zou hebben voor de carnavalsviering.
De zuiverheid van de discussie over een dergelijke zaak wordt allerminst bevorderd door de manier waarop Jules Jansen ze voor een groot front heeft aangekaart.
Als je allerlei informatie weglaat, als je de zaak alleen maar bekijkt vanuit die ene niet geheel fundamentele hoek, dan loop je het gevaar je publiek een aantal vooroordelen aan te praten. Daarbij is het ook wel eens aardig te bedenken dat met name de folkloristische grenzen geheel anders lopen dan de bestaande en de eventueel nieuwe provincie-grenzen. Zo loopt de grens van de schutters en de gilden bijvoorbeeld dwars door Noord-Limburg heen en dat heeft die folklore nooit geschaad. Zo viert men in Brabant minstens even goed carnaval als in Limburg. Zo kent men de traditie van bijvoorbeeld de amateurblaasmuziek door geheel Nederland. En zo houden we een aantal dingen voor afkomstig van onszelf, terwijl ze een veel groter bereik hebben.
Hoe goed ik me de emoties van Jules Jansen ook kan voorstellen, het heeft geen nut ze als carnavalist te etaleren. Het enige dat de carnavalist kan doen is de tweedeling van Limburg op zijn eigen, zeer relativerende wijze aan de orde stellen. Daarin is Jules Jansen waarachtig niet voorgegaan.
|
|