| |
| |
| |
Een jaar met storende gebeurtenissen
Het is in de Ronde van Vlaanderen van 1925, dat we weer eens kwamen te staan, voor dat wonderbaar verschijnsel in de sport, van athleten die, van buiten uit bekeken, zoo breekbaar zijn, maar van binnen een wereld van weerstandsvermogen dragen. Een huis dat gemaakt is met muren van één steentje, en dat blijkt zoo sterk te zijn als deze van twee.
Ik spreek van Julien Delbecque. Als onafhankelijke was hij den weerdigen tegenhanger van Gerard De Baets en Jules Verschelden. Van eerstgenoemde weten we al, dat hij een groot, zeer groot kampioen geworden is. Later heeft Jules Verschelden, die lijk op 't eigenste model gegoten was - zeer licht van bouwtrant - het hoogste bereikt, in de pistekoersen wel te verstaan. Want als de ploeg Persijn-Verschelden in 1925 de Zes Dagen van Berlijn won, dan is 't voornamelijk omdat Verschelden den besten renner was uit het heele veld.
Julien Delbecque was een tenger manneke. Maar Cesar De Baets hield altijd staande dat er een groot renner in stak. Heeft hij ten andere enkele jaren later ook gepredikt van Gust Danneels, die op dezelfde leest geschoeid was als Delbecque. En in beide gevallen was 't gelijk langs den kant van De Baets, want zoowel Delbecque als Danneels gerochten bij middel hunner uitslagen, tot op den hoogsten trap in de galerij der groote kampioenen.
Verschelden en Delbecque hebben niet een lange loopbaan gehad. Voor Verschelden is er een uitleg: een zware schedelbreuk opgeloopen tijdens een Zes Dagen koers te Brussel, en langen tijd tusschen leven en dood gehangen. Heeft zeker wel een breuk gemaakt in den draad van zijn rennersleven?
Delbecque lei er op zekeren dag den riem af, zonder
| |
| |
dat we zoo heel juist kunnen zeggen waarom, al meenen we te weten dat de raad van een geneesheer, er niet heelemaal vreemd aan was. Maar toch?... Tijdens zijn korte loopbaan heeft Julien Delbecque wonderen verricht, en heb ik moeten toegeven aan zijn sportbestuurder Ludovic:
- Dat ik me aan hem bedrogen had, en dat er meer lichamelijke eigenschappen in staken dan ik eerst wilde aannemen.
Zat dien rijkdom van kunde hem in 't bloed?... In het staal van zijn karakter? Of was het hart hier de grootste faktor, en den aanvoerder van zooveel lichamelijke energieën?... 'k Heb het nooit kunnen achterhalen, omdat het antwoord te diep lag, in de plooien van een organisme dat er, van buitenuit bekeken, ‘breekbaar’ uitzag, maar van binnen goed vergaard en ineengestoken moet geweest zijn, want die Ronde van Vlaanderen van 1925?... Daar heeft hij 't werk verricht van een groot athletiek kunstenaar!
* * *
Sellier won veertien dagen later Parijs-Robaais in den sprint tegen 29 tegenstrevers, waaronder de rapsten van die tijden als daar waren: Van Hevel, Linari, Girardengo, Henri Suter, Hillarion, Ville, Vermandel, Binda, Gerard De Baets, Bellenger en Henri Pélissier in hoogst eigen persoon!
Sellier heeft nooit de faam gekend waarop hij recht had. Hij won nochtans onder meer drie maal Parijs-Brussel, om van zooveel andere overwinningen niet te spreken.
En toch?... Toch was hij niet een beroemdheid, lijk Van Hevel bijvoorbeeld of Vermandel. Hoe dat kwam?... Weet ik het! Is 't misschien omdat hij zoo onhandig op zijn rijwiel zat, dat niemand er geeren langen tijd op keek?... Hij zat diep voorover gebogen, met de armen wijd open, die meer aan haken geleken omdat één ervan niet behoorlijk
| |
| |
plooien kon, ter oorzake eener vroegere breuk. De beenen sloegen naar buiten en naar binnen, en aan de heele positie was er niets te vinden, dat maar min of meer harmonieus wilde aandoen.
Sellier ging niet wel om op te kijken. Is 't daarom dat hij nooit die hoogte bereikte, in de achting van de sportmenschen, waarop hij aanspraak had mogen maken?...
Die overwinning in Parijs-Robaais? Was weeral een verrassing. Want onderwege wisten we hem wel tien keeren lossen en weer bijkomen. Maar omdat er dertig tegelijk toekwamen om te sprinten was hij er ook bijl En waarom niet?...
En dan die sprint zelf?... Laat ons Henri Pélissier aan 't woord, die er van vertelde aan een konfrater van ‘L'Auto’:
- Hoe het kwam dat Sellier won?... Terwille van zijn groot verzet? Is maar 'n halve waarheid, want een groot verzet is niet voldoende om een Parijs-Robaais te winnen: men moet het nog meester kunnen!
- Ik ga liever recht op den man af, zoo ging Pélissier voort, en verklaar het ronduit: als Sellier gewonnen heeft, dan is het omdat hij op het oogenblik van den sprint, de beste was, en de rapste. Ik zie het nog gebeuren. Van Hevel had Verschueren om hem te ‘trekken’. Girardengo had Bestetti voor gangmaker, en Linari beschikte ook over een helper. Ik hong aan 't wiel van Sellier, die Van Hevel vóór hem had. Op 200 meter van de aankomst demareert hij zoo plots en zoo geweldig, dat we allemaal los gegooid worden, Van Hevel en ik inbegrepen, zoodat hij eigenlijk won omdat hij de beste was.
- Wel heb ik vernomen dat Linari zou gehinderd zijn geweest tijdens den sprint, maar dat belet me niet te zeggen en te herhalen, dat Sellier won omdat hij de beste was!
* * *
| |
| |
Tijdens dat jaar 1925 heel wat aardige dingen beleefd, en opstootjes of opstandige gebeurtenissen.
Het begon met de Ronde van België, door Denis Verschueren gewonnen, die voor den Franschen construkteur ‘Wonder’ reed. ‘Alcyon’ zond een ploeg renners die, ‘op 't papier gezien’, niet te kloppen was; maar heel die ploeg die opgaf na den eersten rit, met het treurig gevolg dat de Ronde dusdanig verminkt werd, dat alle belangstelling te loor ging.
En de reden dier opgave?... We waren tijdens den eersten rit gekomen, in de omgeving van leper. Denis Verschueren demareert met zijn ploegmaat Remon Decorte. 't Gebeurde op een oogenblik dat een volgende auto voorbij stoomde. De tegenstrevers, met Vermandel en Mottiat aan 't hoofd, beweerden:
- Dat Verschueren baat had gekregen van dien auto, vermits hij er een wijle achter reed.
- En als ge hem niet onmiddellijk doet stoppen, dan zullen al de renners van ‘Alcyon’ opgeven!
Aldus de woordvoerder Vermandel, tegen koersleider Fernand Paul. Maar deze die moeilijk een beslissing kon nemen, omdat hij het gebeurde maar van op afstand had gezien. En toch reed hij onmiddellijk naar voren, om Decorte en Verschueren te ondervragen, maar deze die 't zwoeren:
- Wij hebben inderdaad gedemareerd op 't oogenblik dat een auto voorbij den groep kwam, maar die wagen die onmiddellijk 30 meter voorsprong op ons had, en wij die hem nooit dichter benaderden.
En Fernand Paul die niet goed wist waaraan zich vast te houden. En hoe de zaak opgelost. Hij wachtte den groep Vermandel af om te zeggen:
- Denis Verschueren beweert van zich niet plichtig te hebben gemaakt, en zijn voorsprong te hebben genomen zonder de hulp van dien auto. Het onderzoek moet dus
| |
| |
voortgezet, en 't is me niet mogelijk onmiddellijk een beslissing te nemen. Gij zult dus voort rijden en heden avond ter aankomst te Gent, zullen we ondervragen, onderhooren en uitspraak doen.
Maar tijdens die onderhandelingen en palabers, hadden Verschueren en De Corte meer dan 10 minuten voorsprong genomen. Die 10 werden er 15, en intusschen was er den moed en het vuur uit bij de mannen van ‘Alcyon’, die zich geslagen voelden door een Verschueren, die niet meer te onttronen zou wezen. Zij reden weliswaar voort maar de gang was van alles, uitgenomen deze van renners die koersen.
En het gevolg? Meer dan één uur achterstel te Gent. Het sportkomiteit van Brussel werd onderwege telefonisch op de hoogte der gebeurtenissen gebracht, en gedagveerd om nog denzelfden avond naar Gent te komen, om te beraadslagen en te beslissen wat er te doen stond. Ludovic van ‘Alcyon’ werd uit Parijs ook naar Gent geroepen, en gevraagd om deel te nemen aan de bespreking.
De uitspraak luidde: behoud der rangschikking met vraag van straf voor de werkstakende renners.
De gevolgen bleven niet uit: Ludovic die bevel gaf aan zijn renners van op te geven, en die waren: Vermandel, Benoit, Sellier, Masson, Gerard De Baets, Beeckman, Delbecque en De Busschere, te zeggen al de eigenlijke tegenstrevers van Verschueren, zoodat de Ronde met den slag al haar aantrekkende kracht verloor.
In 't algemeen was de pers tegen de renners gekant, en de meening toegedaan dat, als de renners hun eigen rechter mochten worden, het gedaan zou zijn met de baankoersen, vermits de inrichters zich bij elken wedstrijd aan een soort ultimatum mochten verwachten.
Het sportkomiteit was ten andere niet zacht ten opzichte der ‘werkstakers’, waarvan de voornaamsten voor drie maanden werden geschorst. Later kwam er een ge- | |
| |
deeltelijke kwijtschelding, maar intusschen werd er een gestreng voorbeeld gesteld. Wat noodig was, want intusschen was een geest van opstand door de rangen van de renners gaan waaien, en het dreigde zelfs te komen tot een soort ‘staatsgreep’ van het Syndikaat der renners, die zich van het bewind der sportbeweging zocht meester te maken.
Hier een woordje uitleg.
* * *
De zetel van het syndikaat was eigenlijk te Parijs, en de oorzaak een geschil tusschen Henri Pélissier en Henri Desgrange, twee ‘koppen’ van menschen, zooals het in den volksmond heet, en twee machtige figuren uit de wielerbeweging dier tijden: de machtigste.
Pélissier beschikte inderdaad over een populariteit in Frankrijk, waartegen alleen deze van Girardengo in Italië op kon.
Desgrange was de inrichter van Frankrijk's grootste en klassieke baankoersen, bestuurder van ‘L'Auto’, en beheerder van den velodrom van het Prinsenpark te Parijs, en den wintervelodroom.
Twee katten dus om niet zonder handschoenen aan te pakken. En waarom ging het geschil eigenlijk?... In den grond om verhooging van prijzen. De eischen waren redelijk, omdat de prijzen van Parijs-Robaais bijvoorbeeld, niet meer waren in evenredigheid van den tijd en de levensduurte. Het is best mogelijk dat Desgrange het beleed: dat de prijzen moesten verhoogd. Maar hij kon niet dulden dat de eischen gesteld werden, onder den vorm van een ultimatum, en wilde daarom niet toegeven. Henri Pélissier was niet diplomatisch genoeg aangelegd, om de onderhandelingen te voeren en stelde koppigheid tegenover macht, zoodat het heele syndikaat meegesleept werd in
| |
| |
een geschil, dat wel ging onder het uithangbord ‘verhooging van prijzen’, maar in den grond had moeten heeten Desgrange zal buigen of bersten!
Want Henri Pélissier predikte het op de bijeenkomsten van het syndikaat:
- Als wij volhouden winnen we het pleit, want ‘hij’ kan toch geen koersen inrichten zonder renners.
Maar Desgrange die 't zwoer:
- Liever geen koersen inrichten dan me te plooien voor die oproermakers.
Zoo stonden de zaken als het geschil der Ronde van België oprees. Het Syndikaat van Henri Pélissier, waarbij ook de Italiaansche renners aangesloten waren, verklaarde zich solidair met de gestrafte renners, en... en het konflikt dat zich verscherpte en uitbreidde.
Maar Pélissier, die zonder den waard had gerekend. Hij had weliswaar de sterke koppigheid van een Jan Breydel, maar miste de behendige diplomatie van Pieter De Coninck. Hij meende dat alles van het zweerd kon komen, en verwaarloosde daarom de moreele hulp van de konstrukteurs en de pers, die zich min of meer vernederd voelden, terwille van het eigenwijs optreden van Pélissier.
Intusschen naderde de datum van Parijs-Tours; het syndikaat stemde een besluit dat onverbiddelijk was:
- Verhooging van Prijzen of niet mee doen!
Desgrange weigerde niet alleen te onderhandelen, met den vertegenwoordiger van het syndikaat, maar wilde niet eens nota nemen van de vraag naar prijsverhooging.
- Die zal ik toestaan, maar niet onder dwang. Eerst zullen de renners hun goeden wil betoonen en starten. Dan komt de belooning.
En de stem der konstrukteurs?
- Aan renners, die zelf beslissen of ze zullen rijden of niet, hebben we niets. Zij zullen dus starten, waar en wanneer wij het zeggen, of uit onzen dienst ontslagen worden.
| |
| |
Was erg voor de leiders van het syndikaat. Lijk de pers ook niet onzacht was met hare bemerkingen:
Als wij, inrichters, afhankelijk worden van de goede of slechte luimen van de Pélissier's, dan zijn we slecht ingespannen.
Het eene dat het andere bijbracht, en een groot gedeelte der renners die afvallig werden van het syndikaat, zoodat op den dag van Parijs-Tours, de groep van Henri Pélissier's persoonlijke vrienden schier alleen stond, om zich van deelname te onthouden.
Heeft Pélissier nooit goed kunnen kroppen en vergeten. In elk geval kwam hij tot het wijselijke besluit: van het op te geven tegen Desgrange.
- Maar in den Omloop van Parijs zullen we eens toonen wat we kunnen.
De trouw geblevenen van het syndikaat, schaarden zich dien dag rond Henri en Frans Pélissier, om een strijd aan te gaan tegen al de andere deelnemers, met den verbazenden en bewonderensweerdigen uitslag ‘dat de mannen van Pélissier’ de koers wonnen, namelijk: Souchard eerste en Lacquehaye tweede.
Welnu, in die koers hadden de Pélissier's weer eens betoond en bewezen, wat ze als renners werkelijk weerd waren: de meerderen van al hun tegenstrevers! De meerdere in athletieke, maar vooral de meerderen in verstandelijke kunde. Lastige kliënten, we geven toe. Maar onverbiddelijke kampers, dat moeten we belijden, en groote kunstenaars, naar den dubbelen zin van 't woord, vooral Henri, die welbespraakt was en zeer onderlegd, van intellectueel standpunt beschouwd.
* * *
Maar daarmee was 't nog niet uit, met de storende gebeurtenissen en opstootjes in de wielerbeweging. Want de grootste kwam nog met het kriterium der kampioenen
| |
| |
van Longchamps. Het reglement voorzag: tijdens de laatste ronde, en op 500 meter der aankomst, zullen de gangmakers stoppen om de renners alleen te laten voor den sprint.
Nog 2 ronden voor 't einde. Martin, Van Hevel en Souchard bevinden zich aan de leiding, met 33 seconden voorsprong op den volgenden groep.
Tijdens die voorlaatste ronde, en op 500 meter der aankomst, deed de dienstdoende sportafgevaardigde teeken aan de gangmakers, dat ze te stoppen hadden. Deze gangmakers, alsmede de drie renners keken verbaasd op, vermits ze meenden dat het 'n ronde te vroeg was. Maar intusschen was 't gebeurd. Van Hevel én Martin strijden zij aan zij, en zoo ijlen ze de aankomstlijn over. De aankomstrechter is verrast, vermits hij die rijders eerst de ronde nadien verwachtte om te sprinten. Toch is hij op post en...
- Martin eerste, Van Hevel tweede op 10 cm. en Souchard derde op 50 meter.
Protest van Van Hevel, die beweert eerste te zijn!
Protest van den konstrukteur van Souchard, die aan deze het bevel geeft van voort te doen, ‘vermits er nog een ronde te doen is’.
Martin rijdt er achter. Maar Souchard is reeds 150 meter weg. En 't volk, dat al protesteerende de ordedienst omver loopt, en naar de aankomstlijn stormt, zoodat Van Hevel er niet door geraakt.
En dan?...
Enkele minuten later geraakt Souchard met veel moeite terug aan de meet.
Wie dan wordt er overwinnaar?... Of Martin? Of Souchard? Maar Van Hevel die beweert van eerste te zijn, en ook zijn aanhangers heeft! Is me dat een spel!
De koersleiders worden door de menigte bedreigd, want de Fransche supporters houden het natuurlijk bij Souchard
| |
| |
‘de eenige die den volledigen afstand aflegde’. Van rechterlijk standpunt beschouwd, hebben ze gelijk. Maar Martin en Van Hevel die beweerden:
- Als de koersleiders zeggen dat we moeten sprinten, en we doen het, moeten we daarom bestraft met het verlies van een koers die we wonnen?...
Na lange beraadslaging beslissen de koersleiders van het te houden bij: Martin le; Van Hevel 2e; Souchard 3e.
Deze teekent beroep aan bij de Fransche Wielrenners-Vereeniging, die de eerste uitspraak te niet doet en volgende uitslag afkondigt:
- 1e Souchard, 2e Martin.
Van Hevel wordt niet geplaatst om den afstand niet volledig te hebben afgelegd. En deze heeft schoon in te brengen, dat hij niet kon omdat de toegestroomde toeschouwers, wellicht 100.000 in getal, hem den weg versperden, de F.W.V. bleef bij haar besluit. Van Hevel ging in beroep bij de Internationale Vereeniging, evenals Martin, maar 't bleef bij de beslissing van de Fransche Wielrenners - Vereeniging.
Onnoodig te zeggen dat de heele Belgische pers verontwaardigd protesteerde, tegen deze uitspraak, bij zoover dat een paar maanden nadien, toen Souchard kwam starten in een koers te Brussel, hij zoodanig uitgejouwd werd dat hij er bloedige tranen bij weende.
De storm der verontwaardiging ging eindelinge liggen en... en het berucht kriterium werd vergeten, lijk zooveel andere dingen, die stormen veroorzaken in glazen water!
* * *
Het is in 1925 dat Girardengo de eerste gevoelige aanval te verduren had van Binda, die hem onttroonde als overwinnaar der Ronde van Italië. Ik zeg: gevoelig, en met opzet. Want reeds te voren werd Gira geslagen in die
| |
| |
Ronde, door Belloni, door Brunero, door Linari zelfs, maar geen der drie renners die over zooveel toekomstmogelijkheden beschikte als Binda, in wien Girardengo werkelijk zijn rechtstreekschen en hardsten tegenstrever vreesde te vinden. Wat dan werkelijk werd bewaarheid, zooals we verder zullen zien, en vooral op dien dag in 1927, op den berg van Nurnbergring in Duitschland, waar het wereldkampioenschap werd betwist, en waar Binda zijn tegenstrever Girardengo letterlijk uit het wiel reed. Deze nederlaag heeft Girardengo nooit goed verteerd, en dien dag is 't uitgangspunt geworden voor een tweestrijd tusschen hen, die maar ging luwen op den dag dat Girardengo zijn wapens als renner neerlegde.
* * *
Het is ook in 1925, en voornamelijk in Bordeaux-Parijs, dat Gerard De Baets zijn hoogtepunt bereikte.
In die koers legde hij een zulkdanig meesterschap aan den dag, dat men het van af Orleans zegde: dat hij niet meer te kloppen was!
Te Dourdan had hij maar één tegenstrever meer te overwinnen, nl. de Zwitser Suter. Maar tusschen Dourdan en Parijs leed hij drie maal bandbreuk. Twee maal kwam hij terug bij, dank zij de broederlijke hulp als gangmakers van Cesar en Gaston, en van Jules Huyvaert. Maar bij zijn derde bandbreuk, op 16 Km. van Parijs, overviel hem een ontmoediging die zoo groot was, dat hij zijn rijwlel in den gracht wierp bezijden de baan, en eerst weigerde van nog verder te rijden. Maar zijn broeder Cesar die hem vaststekte, en terug in het zadel zette, hem dwingende voort te doen. Wat hij ook deed, maar zonder de minste begeestering of bezieling. Van lieverlede echter kwam de vechtlust in hem boven, vooral onder den druk zijner twee broeders, en lijk te voren begon hij gedurig te roepen en
| |
| |
te tieren: nog rapper! Meter voor meter haalde hij opnieuw in op Suter. Maar de volgende auto's, die hem in den weg liepen, en de aankomst die nakend was. Bij de intrede van den velodrom had hij maar 1 minuut achterstel meer. Nog 10 Km. verder en hij zou Suter bijgehaald hebben.
Met Hector Martin en Gust Verdijck vormde Gerard De Baets een trio van jonge renners, die 't met de allerbesten van de wereld kon opnemen. De loopbaan der twee eersten is gebroken geworden. Daar vertellen we meer van. Maar Gerard De Baets integendeel, bereikte eerst het allerhoogste op de baan, om naderhand uit te groeien tot een der beste Zes-Dagen-renners van alle tijden, en de meest populaire der Belgen in Chapmann's Six Days, tijdens de periode die ging van 1930 tot 1940 in Amerika.
* * *
Gust Verdijck won in 1925 den omloop der Baskische landen in Noordelijk Spanje. Zoo dikwijls of ik dien naam op het papier breng, denk ik aan Deolet, aan Jef Van Dam, aan André Verbist, aan Arthur Dewit, zooveel renners, zooveel wonderbare athleten die ondergingen eer ze ooit tot volle opbloei waren gekomen, omdat het raderwerk van hun anders zoo kloek organisme ontredderde.
Deolet en Verdijck waren de beste: van het gehalte der grootste kampioenen. Over eerstgenoemde zullen we 't hebben, als we spreken van de Ronde van Frankrijk. Maar Gust Verdyck, die de Ronde van België ‘won op zijn één been’, precies lijk Omer Huysse 't jaar te voren, en van wien we aan Pierrard schreven, die toen sportbestuurder was bij ‘Automoto’: ‘een nieuwe Lucien Buysse gevonden voor u, maar die over nog meer athletieke middelen beschikt. Misschien wordt hij zoo goed als Lucien voor de Ronde van Desgrange, maar is alleszins van nu al beter in de gewone klassieke koersen’.
| |
| |
In 1925 liep hij de Ronde mee, en bewees met den slag van ‘iemand te zijn en nog meer te zullen worden’.
- Ik zou kost wat kost den omloop der Baskische landen moeten winnen.
Aldus Pierrard.
- En 'k weet niet met wie van de twee ik best zou varen: met Bottechia of Lucien Buysse?
- Met geen der twee, was mijn antwoord. Omdat ge wel de athleten zult mee hebben in Spanje, maar de moreele menschen in hen niet. Want ze zullen op de piste willen rijden en veel geld winnen. Maar ik ken een die niet te kloppen is: Verdijck.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Bottechia en Buysse gingen mee als figuranten. Pé, Dossche, Jules Buysse en meer anderen als ‘knechten’. En zoo kwamen we aan den laatsten rit met Verdijck aan de leiding der algemeene rangschikking, en Bidot van ‘Alcyon’ als eenige konkurrent.
- Die laatste rit en gevolgenlijk den omloop moeten we kost wat kost winnen, terwille van onze algemeene vertegenwoordiger voor Spanje, die op 't punt staat van groote leveringen te krijgen.
En dien laatsten rit vergeet ik mijn leven niet.
- Daar, even voorbij die stad, ligt een lastige berg, Gust, die redelijk lang is. Ge moet eerst boven komen, en vermits er dan maar 40 Km. meer af te leggen zijn, zult ge uw voorsprong gemakkelijk behouden, mitsgaders gij er u voor inspant!
- En waar moet ik dan beginnen?
- Aan den voet van den berg zelf. Bidot moet kost wat kost los. En dat kunt gij, als ge wilt!
Die rit kwam, die berg en... en...
- Is 't hier?... vroeg Verdijck, toen we naast hem gingen rijden, om 't bevel tot den aanval te geven.
We knikten, en... en zooveel sekonden later lag Verdijck
| |
| |
alleen aan de leiding, met Jozef Pé aan 't wiel en Bidot in derde positie.
Eer we nog heelemaal boven gekomen waren, moest ook Pé achter blijven.
- Ik zou anders mijn braven ploegmaat niet los gereden hebben, maar g'hadt me toch gezegd dat ik alleen moest toekomen?
Kon het eenvoudiger?... In onze lange loopbaan veel schoone en treffende dingen gezien, maar zulk een onbedingd en onvoorwaardelijk meesterschap, als dat van Verdijck in dien omloop van Spanje, neen, nooit te voren en nooit nadien gezien, al vergeten we het meesterschap niet van Lucien Buysse, bij de beklimming van de Pyreneeën in 1926. of van Bartali bij de bestijging van den Izoard in 1938.
Verdijck zou een wereldkampioen worden. Daar waren we zeker van. Maar een ziekte in de darmen, die dat fijne kunstwerk van zijn sterk organisme ondermijnde met het gevolg, dat Verdijck omlaag werd gehaald, nog eer hij den hoogsten trap van de athletieke kunde had bereikt!
Welk een ongekende en pijnlijke tragedie? Welk een afgrond van verdoken en verzwegen menschelijke miserie?... |
|