| |
| |
| |
Zes Dagen.
Ik heb ze nooit heel juist geteld, maar in mijn leven moet ik zeker wel zooiets van 100 Zes Dagen hebben bijgewoond.
Te Brussel ben ik langen tijd mede-inrichter geweest; te Antwerpen was ik gedurende vier jaren scheidsrechter, om op een dag van den rechterstoel te komen en het te belijden: wie zijn vader en moeder vermoordde, is nog te goed voor dat werk.
We wisten in ons land met de Zes Dagen beginnen: op de Kroonlei te Brussel. We hebben ze dus zien worden, zien vergroeien en verworden, en vooral: zien verwateren, tot dat er te weinig overbleef voor de sport, om nog leefbaar te wezen. 't Is in 1912 dat we onze eerste Zes Dagen kregen, en in 1939 dat het sportkomiteit besliste: geen Six Days meer!
Intusschen waren we zoowat overal geweest, waar die koersen worden ingericht: te Berlijn, te Gent, te Amsterdam, te Milaan, te Parijs, te Dortmund, te Dresden, te New-York, te Chicago, te Kopenhagen, enz.
Elke inrichter hield er nagenoeg zijn eigen opvatting en dunk op na, in zake inrichting en verloop of leiding. Maar de deelnemers integendeel vonden mekaar op 't eigenste punt terug, ook als ze bitsige tegenstrevers waren, namelijk bij het besluit van met een minimum van inspanningen, een maximum van uitslagen te bereiken; en 't is langs dien weg dat men gerocht, aan die beruchte en zooveel besproken kombien, waaraan de Zes Dagen ten andere zijn dood gegaan.
Mijn eerste Zes Dagen? Te Brussel, in Maart van 1912 op de Kroonlei. De Amerikaansche Mac Farland was de ontwerper met den Duitschen sprinter Henri Mayer; een paar Brusselsche inrichters kwamen er bij met Alban Collignon als koersleider.
| |
| |
En die piste met 125 meter omtrek?... Met bochten, die bijna pijlrecht omhoog gingen, zoodat ik het me afvroeg: of men er zich zou kunnen op recht houden?...
Mac Farland, die zelf Zes Dagen renner was geweest, en onder meer deze won van New York in 1900 en 1908, wist wel meer en beter, en als de piste gereed was liet hij Root en Hill komen om de proef te doen.
'k Was er bij en 'k zie ze nog altijd draaien in de bochten: ze waren schier niet te volgen, en 't kwam me voor dat ze er met onzichtbare hand werden ingeworpen, om met ongehoorde snelheid zoo onmiddellijk al den overkant weer uit te komen.
In dien koers hebben Root-Hill ten andere naar de overwinning ‘gewandeld’, en als ze geen tien of twintig of dertig ronden voorsprong namen op Van Hauwaert-Van der Stuyft, dan is het doodeenvoudig omdat ze aan ééne genoeg hadden.
Hill had een open, sympathiek wezen, maar Root?... Mager, scherp, nijdig, droog, maar rijden kon hij. Ten andere, hij kwam de eene Zes Dagen na de andere te winnen, al moet het gezegd dat hij in 1912 reeds ‘op den weg terug was’.
Later leerden we Root beter kennen te New-York, in den dienst van den inrichter Chapman, en ik herinner me niet, hem ooit te hebben zien lachen. Stond voorzeker niet in zijn levensboekje!
Van geldelijk standpunt bekeken, waren die Zes Dagen een meevaller. Wellicht daarom dat men in December van 't eigenste jaar reeds uitpakte, met de tweede Zes Dagen, die door René Van den Berghe - Lapize werden gewonnen, en waarvan we reeds vertelden op een andere plaats in dit boek.
Het jaar nadien gerocht Van Hammée gereed met zijn Sportpaleis, en in 1914 kregen we die Zes Dagen te Brussel,
| |
| |
waarover we 't reeds hadden, en die de meest bewogene zijn geweest, die we ooit hebben mee gemaakt.
In die tijden kregen we nog voor 90 % sport in die koersen, en voor 10 % spektakel, terwijl het omgekeerde waar was in 1939, te zeggen in 't jaar dat bij ons de Zes Dagen verboden werden.
* * *
Het is ons natuurlijk niet te doen, om de geschiedenis der Zes Dagen te schrijven, want daarvoor zijn heele boekdeelen noodig. Maar aan wat we zelf en persoonlijk ondervonden of beleefden, hebben we wellicht genoeg om uwe belangstelling gaande te maken, en te voldoen.
We haalden er reeds een paar anekdoten bij, uit de Brusselsche Zes Dagen van 1912 en 1914. Hier iets uit de Zes dagen van Berlijn van 1914.
Ik trok er naartoe met Mac Bolle - natuurlijk - Michel De Baets en Leon Buysse. Deze laatste scheen er geen schik in te vinden, en vond zoo moeilijk zijn weg op die kleine piste: nu en dan vergat hij te draaien in de bochten, met het gevolg, dat hij de omheining meer in zijn armen ging nemen dan noodig was.
En op een schoonen namiddag - halfweg koers - stelde Mac Bolle tot zijn groote ontsteltenis vast, dat Leon Buysse spoorloos verdwenen was!
Ongeveer 36 uren nadien kwam hij terug, en...
- Even Berlijn bezocht en leeren kennen. Heel wat meer van belang, dan die piste met die onmogelijke bochten!
't Is in die eigenste Zes Dagen dat Poulain-Brocco mededongen, en op een Zaterdagvoormiddag, rond 10 ure, een ronde voorsprong namen, die hen ten andere niet werd aangerekend, omdat de tegenstrevers, met Lorenz-Saldow en Rutt-Stelbrinck aan 't hoofd protesteerden, bewerende dat die ronde werd genomen, tegen alle overeenkomst en afspraak in.
Waarin dan bestond die afspraak?
| |
| |
- Van niet te demareeren en den koers in zekere mate te neutraliseeren, tijdens de morgenuren, ‘vermits er toch geen toeschouwers zijn, waarom krachten verspelen die men beter kan bezigen als er veel volk is’.
't Is op dat standpunt dat de tegenstrevers van Poulain-Brocco zich stelden, terwijl deze vasthielden aan 't reglement, dat niet alleenlijk geen neutralisatie voorziet, maar zelfs dergelijke afspraken niet dult.
Wettelijk gesproken hadden Poulain-Brocco het dus bij 't goede eind, maar de koersleiders - of waren het Lorenz-Saldow?... - die er anders over oordeelden en beslisten: Poulain-Brocco krijgen hun ronde niet!
Maar tien. minuten later, en binst dat de twee Franschen nog aan 't redetwisten waren, demareerde een der Duitsche renners. Al de anderen volgden, uitgenomen Poulain en Brocco, die beweerden ‘dat de koers geneutraliseerd zijnde, de ronden voorsprong of verlies niet mogen aangerekend worden’.
Maar ditmaal werd in tegenovergestelden zin beslist, met het gevolg dat de Franschen opgaven.
Is 't misschien op dien dag dat de eerste deuk werd gegeven, aan het organisme der Zes Dagen, waaraan ze 25 jaren later zouden dood gaan? Misschien wel!
* * *
Berlijn begon met de Zes Dagen in 1909 en Parijs eerst in 1913. Maar met den slag stonden ze plankenvast te ‘Paname’, want elke avond liep de ‘Vél. d'Hiv.’ stampvol. Die Zes Dagen stonden in het teeken van een tweestrijd, tusschen Dupré-Lapize en Goullet-Fogler, lijk deze van 't jaar nadien een werd, tusschen Hourlier-Comès en Goullet-Grenda.
- Gij zult u uitrusten, dusdanig dat ge over je volle maat sprinterskwaliteiten beschikt om den eindloop aan te gaan.
| |
| |
Aldus Lapize tegen Dupré, zes uren vóór 't einde - ik spreek van 1913 - die er aan toevoegde:
Ik zal wel mijn man staan, en ùw streng terzelvertijde trekken.
Lapize hield woord, en stand. Want hoe de anderen zich ook inspanden en te werk gingen, hij hield het alleen vol tegen de saamgepakte krachten zijner tegenstrevers, al moet het gezegd, dat Cruppelandt-Godivier zeer welwillend een handje toestaken, als 't neep.
Dupré ging dus eten, drinken, slapen en rusten, en deed alsof voor hem de koers gedaan was, tijdens de laatste zes uren.
Zijn tegenstrever voor den sprint, Goullet, integendeel, bleef zijn man en zijn stuk staan, bleef in de beweging, de atmosfeer van den koers en den strijd. Tegen alle verwachting in, werd Dupré geslagen, door Goullet in den sprint.
- Is zijn eigen schuld omdat hij te lang en te vroeg ging rusten, wat een verstramming der spieren voor gevolg had, in plaats van versterking en van lenigheid.
Schreven de eenen. Maar de anderen die meenden:
- Dat Goullet na een kamp die over Zes Dagen gaat, in elk geval rapper sprint dan Dupré.
Er werd veel papier zwart gemaakt, zelfs door de meest bevoegde kronijkers, zonder dat ze 't maar ééns konden worden. Maar 1914, die 't antwoord bracht, want daar hadden we 't eigenste verschijnsel alhoewel in een anderen vorm. Goullet-Grenda stonden tegenover Hourlier-Comès voor den eindsprint, met nog acht tegenstrevers naast hen.
Hourlier-Comès reden voor Peugeot en kregen in hun dienst als helpers voor den sprint: Engel-Berthet, Petit Breton-Poulain, terwijl Fogler-Moran, Goullet-Grenda zouden helpen.
Die sprint begon op 10 ronden van 't einde: lees goed, 10 ronden!
| |
| |
Engel zette zich op kop, met Hourlier aan 't wiel, en liet niemand meer voorbij, zelfs Fogler niet, die op 3 ronden van 't einde den vollen sprint inzette, met Goullet aan 't wiel, en zocht aan de leiding te geraken. Maar Engel, die hen komen zag, en het tempo dusdanig opdreef, dat Fogler-Goullet niet verder gerochten, dan ter hoogte van Hourlier-Engel.
Nog ééne ronde: Engel laat Hourlier voorbij en Fogler gaat Goullet uit den weg. De twee sprinters, die aldus zij aan zij aan de laatste ronde begonnen. Wie van de twee?... Twintig duizend menschen die 't zich afvragen! Twintig duizend harten die angstig kloppen! Veertig duizend oogen die de laatste ronde zoo heel aandachtig volgen!
Hourlier bleef de overwinnaar. Goullet op ééne lengte. Maar 't publiek dat Engel naast Hourlier wilde voor de eereronde. Ik herinner me niet, ooit in een velodrom zooveel gloeiende begeestering te hebben aangevoeld als dien avond te Parijs.
Enkele maanden later brak de wereldoorlog los, waarin deze drie heerlijke athleten die Hourlier, Comès en Engel noemen, hun leven lieten, evenals twee andere renners die ook aan dien eigensten sprint deelnamen, namelijk Lapize en Petit Breton!
Van Engel reeds geschreven, dat hij den waardigen opvolger zou worden van laatst vernoemde kampioenen. Hij is den laatsten Franschen renner met wien ik gesproken heb, na onze afreis uit Parijs, op 28 Juli 1914.
- Weet ge 't nog, Cyriel Van Hauwaert, dat wij samen afreisden met de laatste trein, die over de grenzen zou komen eer het oorlog was?
* * *
Pas was de oorlog ten einde, of Van Hammée liep reeds met de plannen voor een Zes Dagen in den kop, die ten
| |
| |
andere doorgingen te Brussel, in 't begin van 1919, met Dupuy-Thijs als overwinnaars, die een ronde voorsprong namen - tijdens den zesden dag als ik me niet bedrieg - zonder dat de tegenstrevers er zich erg schenen om te bekommeren.
Maar 1920 bracht ons heel wat beter, met een verloop en een uitslag, die heel wat meer om het lijf hadden.
Vier renners die 't in den sprint zouden uitmaken wie winnen zou: Persijn, De Ruyter, Aerts die favori was, en Spiessens, op wien niemand telde voor dien sprint. Maar binst dat Aerts en De Ruyter een ‘op leven en dood’ uitvochten, kwam Spiessens van 'k weet niet waar, en heel aan den buitenkant, afgestormd om tegen De Ruyter te winnen met... met 5 centimeter!
Verrassing en verstomming onder het publiek, en bij al dezen, die meenen er iets van te weten of te kennen. Maar toch een overwinning waarop niets af te dingen viel, vermits ze met de macht en de zuivere kunde werd thuis gehaald.
Is 't niet tijdens diezelfde koers - was 't misschien in 1921? - dat we Spiessens dingen hebben zien doen, zooals het nooit te voren door een renner werd verricht, en ook nooit meer door hem werd nagedaan?
Hij was namelijk zoo sterk en zoo machtig, dat hij met zijn tegenstrevers aan 't wiel, ronden aan één stuk boven in de bochten ging rijden, te zeggen dicht bij de omheining, bij zoover dat die tegenstrevers mekaar gedurig af te lossen hadden, om mee te kunnen terwijl hij, Spiessens, niet eens naar zijn maat vroeg!
En terwijl de anderen met open mond, en snakkende naar adem zich aan 't wiel van Spiessens vast te klampen hadden, om niet onwederroepelijk los te geraken, reed hij rond, al blazende op een klein trompetje, tot meerder pret en jolijt van de toeschouwers, die op den duur zoo dikwijls in de handen gingen klappen, als Spiessens na een verpoozing op de piste verscheen.
| |
| |
In die Zes Dagen heeft Spiessens werkelijk wonderen verricht!
* * *
't Is in 1920 dat we met de mannen van Mac Bolle naar New-York trokken, namelijk met: De Baets - Persijn, Van Hevel - Van Lerberghe en Dossche - Van de Velde. De renners waren voren gegaan. Ik ging achter, met de ‘Vaderland’. Niet de groote Duitsche boot, maar wel deze van de Red Star Line, die elf dagen noodig had om over den Oceaan te geraken, terwijl we 15 jaren later met de ‘Manhattan’, maar de helft van dien tijd noodig hadden om van Den Haver naar New-York te komen.
Ik weet het nog dat we vóór Southampton, 24 uren moesten stil liggen ter wille van de mist, die zoo dik was dat hij kon gesneden worden.
Als we van de boot stapten kwam iemand op me toe, en...
- Even uw foto laten maken!
't Ging in 't Engelsch natuurlijk, en 'k verstond er geen gebenedijd woord van. Maar met 't apparaat en een paar gebaren had ik het vast.
'k Heb nooit heel goed begrepen, ten eerste hoe die fotograaf het wist dat ik aan boord was, en hoe hij mij uit die groote bende onbekende menschen haalde. Min dan 48 uren later hong er een plakbrief uit, op de muren van New-York, waarin ik min of meer me-zelven herkende: staande voor een hok, van ijzeren staven gemaakt, waarin de Flandriens zaten, die gretig naar het bloedende vleesch snauwden, dat ik hen door de tralies toestak, bij middel eener vork. Het opschrift luidde:
- Zoo voedt men de halve wilde Flandriens binst de Zes Dagen...
En als Rieten van Lerberghe voor de eerste maal op de piste kwam, bij den aanzet van den koers, ging er van
| |
| |
uit het volk een gegrol op, waarmee men het brullen van leeuwen wilde nadoen.
* * *
Daags vóór die Zes Dagen, werd ik bij Chapmann geroepen; hij sprak geen andere taal dan Engelsch, en ik van alles, behalve de taal van Chapmann. Maar Fogler, die goed Duitsch sprak, was de vertaler.
- Hier in Amerika, zijn de Zes Dagen heel wat anders dan in Europa. Wij willen hier vooral en bovenal spektakel. Wat de sport betreft, dat heeft minder belang. Onze kliënten willen zien vallen, zien sprinten, demareeren en premies najagen. Al 't andere is maar bijzaak. Ge zult u dus moeten aanpassen. Uw renners nog meer. En onthoudt het goed: uw renners hebben zich nooit met de beslissingen van de jury in te laten. Zij hebben te rijden, meer niet. Als ze 't wel doen, zal ik zorgen dat ze geld winnen. En 't overige is maar bijzaak.
Die Zes Dagen begonnen, en eer we drie uur ver waren, hadden Van Hevel - Van Lerberghe en De Baets - Persijn de heele rangschikking wel al tien keer het onderste boven gereden, zoodat we 't ons afvroegen:
- Hoeveel ronden voorsprong dat ze wel hadden?
Om 4 uur 's morgens werd het afgekondigd: Brocco-Coburn aan de leiding, Van Hevel - Van Lerberghe en De Baets - Persijn op een ronde, al d'anderen op twee en meer ‘laps’.
Van Lerberghe huilde er bij dat ze 't konden hooren te Lichtervelde, terwijl De Baets vond dat ‘'t een echte schande was, van dat gruwelijk bedrog’!
- En ik hoop wel dat ge zult protesteeren, en bij machte zijt om uw woordje te doen!
Tierde Rieten. Ik was me de vermaning van Chapmann vergeten, en trok naar zijn bureel. Ik stond vóór een neger en eene draaideur. Te voren nooit gezien.
| |
| |
- Mr. Chapmann spreek...
- Entrance not alloued!
'k Verstond er niets van, stapte een kompartiment van de deur binnen en... ik voel me nog altijd mee draaien, tot ik weer stond aan de trap, waarlangs ik boven gekomen was. 't Is de neger die aldus gemanoeuvreerd had!
Fogler kwam te naargange en...
- Of ik die aanbeveling vergeten was: u niet inlaten met de beslissingen van de jury!
Ik knikte, en ging.
- Wat ze gezegd hebben?... vroeg Henri.
- Dat alles in orde komt. 'k Vernam het van een neger.
Tegen avond kwam Chapmann in hoogst eigen persoon om te zeggen:
- Hier zijn 100 dollar voor de twee ploegen. En als ze t'avond weer zulk prachtig werk verrichten, krijgen ze nog eens 100 dollar. Elken dag evenveel. Als ze elken dag even goed rijden. Maar zwicht u van de draaideur...
* * *
Van die Zes Dagen zijn we terug gekomen, om in negentien artikelen te schrijven, wat we daar hebben gezien, gehoord, beleefd en ondervonden.
En onder meer beleden, dat we in ons leven nooit een publiek zagen, dat zoo geweldig opging in wat er op de piste gebeurde, dan daar te New-York. Bij de minste jacht, stond de Velodrom in laaie vlam van begeestering en vervoering.
- Of 't naïeveteit was? Ofwel passie voor de wielersport?... We zijn 't nooit wijs geworden. Alleenlijk hebben we 't geleerd en onthouden, dat we nergens elders zoo luid wisten roepen, tuiten, tieren, fluiten en... en vechten!
Ja, voor 'n niet werd er gevochten onder de toeschouwers: ter wille van 'nen sprint, van 'n premie, van 'n
| |
| |
ronde voorsprong of achterstel. Daarover werd geredetwist met het vuur of 't fanatisme van menschen, die 't over 100.000 dollar hadden. En gerochten ze 't niet eens, dan haalden zij er de vuisten bij!
Op 'n avond wisten we weeral twisten en krakeelen. 't Was ter wille van een zitplaats. Wij waren het zoodanig gewoon, dat we niet eens meer opkeken. Opeens weerklinkt er een schot en een Amerikaansch verzorger, die het flegmatiek zegt:
- 't Moest er van komen.
Uit het gedrum en gewoel komt er een man op de piste gesprongen, met veel menschen er achter, altijd maar voort twistende en vechtende.
De renners konden maar wat stoppen en uitrusten. Eerst het gevecht. De politie komt eindelijk tusschen. En 't bleek dat de bebloede man op de piste, een kogel in den mond gekregen had. Waar gebeurd!
En vijf minuten later?... Werd de piste ontruimd, kwamen de renners op, vochten voor de punten of de premies en... en van dien man met den kogel in den mond, was er geen spraak meer!
* * *
De Flandriens, die er naartoe getrokken waren, om hun naam eer aan te doen en hun faam te vestigen, werden na de Zes. Dagen gehuldigd en gefeest zooals nooit te voren renners werd eer aangedaan.
In de ‘The Evening Telegram’ liet Kramer een onderhoud afkondigen, waarin hij zegde:
- Veel Zes Dagen gezien van mijn leven. En veel renners, goede en beste, uit Europa naar Amerika weten komen, maar nooit hebben we renners zoo geweldig zien doen, en zoo. onverbiddelijk kampen.
Den Zondagavond na de Zes Dagen, werden de Flandriens ontvangen door den ambassadeur van België te
| |
| |
New-York. En daags nadien door de eigenaars van het Hotel Brevoort, waar een prinselijk avondmaal werd opgediend, de Flandriens ter eere.
- Ik kende u te voren niet, zegde de hoffelijke gastvrouw aan tafel, maar 'k was elken nacht in den velodrom, en tegen mijn man heb ik gezegd: die jongens moeten we te gast vragen, opdat ze van den Amerikaanschen sportman, eene beste herinnering zouden meedragen bij de afreis. Zooveel verdienen ze wel om het genot en de voldoening, dat wij er binst de Zes Dagen aan hadden!
* * *
Na 48 uren koers liet Brocco mij in zijn kabien roepen:
- We zijn nog maar 2 dagen ver, maar ik weet al dat ik deze Six Days win. Uw Flandriens kunnen zich daartegen gerust verzetten, 't zal niet baten. Want wat Chapmann beslist, wordt hier uitgevoerd. De Baets-Persijn en Van Hevel - Van Lerberghe kunnen, als ze verstandig zijn en zakelijk, de tweede en derde plaats veroveren. 't Zal voldoende zijn dat we mekaar verstaan en helpen, tegen Egg - Mac Namara. Van d'anderen zullen we niet veel last hebben, omdat ze niet zoo zwaar wegen. Aan de overwinning zijn 1000 dollar verbonden. Hetzij 500 voor mij, en 500 voor Coburn. Voor deze sta ik niet in, maar als uw twee ploegen op mijn voorstel ingaan, van wederzijdsche hulp en samenwerking, dan krijgen ze van mij die 500 dollar.
Te kiezen was er eigenlijk niet, en dan maar aangenomen. Egg - Mac Namara hebben hemel en aarde bewogen, gedurende de volgende dagen om de verloren ronde weer in te halen, maar 't mocht niet baten.
Den Donderdagmorgen om 4 uur bracht het toeval mee, dat wij samen aan tafel zaten om te morgenmalen, en 'k hoor het Egg nog zeggen:
| |
| |
- Eer het vannacht 12 uur is, staan wij mede aan de leiding in de algemeene rangschikking.
Hij keek me sterrelings in de oogen, om te vernemen hoe ik die voorspelling opnam. En omdat ik zoo twijfelend aandeed, vroeg hij mij op den man af:
- Ge gelooft het soms niet?
- Ik geloof het niet, omdat ik het zeker weet dat het niet zal!
- Dan maar zien... zei Oscar Egg.
Neemt den uitslag van New-York's Zes Dagen van 1920, en ge zult het lezen:
- le Brocco-Coburn, 2e De Baets-Persijn, 3e Van Hevel-Van Lerberghe en 4e op 1 ronde: Egg - Mac Namara.
* * *
De koers liep ten einde, maar Brocco gewaagde nooit meer van die 500 dollar. Zoodat ik het me begon af te vragen: of hij het dan wel vergeten was? Of zijn gegeven woord zou verloochenen? Ik kende Brocco en aan 't laatste wilde ik niet gelooven. En het hem herinneren? Ik dierf niet.
Wij waren op de Aquittana reeds sedert 5 dagen. Nog 24 uren en we zouden te Den Haver ontschepen. En nog altijd geen nieuws van Brocco's 500 dollar. Maar in den namiddag komt een loopjongen me vinden met de mare:
- Dat Brocco me onmiddellijk verwacht in zijn kabien.
- 't Zal voor die 500 dollar zijn,... zei ik tegen de Flandriens.
Ik ging naar hem toe, maar aan de deur gekomen, hoorde ik 'n helsch gerucht en gekrakeel. Egg en Brocco, die in ruzie geslagen waren, en stonden om handgemeen te worden. Ik sprong er tusschen; met een litanie van harde en scherpe woorden, werd het geding beslecht. Of beter: Egg trok er uit en 't bleef bij een ruzie. Want ter- | |
| |
loops moeten wij er op wijzen: tusschen die twee renners heeft het nooit willen vlotten, en dat kwam omdat ze alle twee in zekeren zin vochten, om de gunst van Chapmann. Brocco was schier onmisbaar te New-York. Egg was een beter renner. Maar de Franschman die een hooger loon kreeg dan de Zwitser. Vandaar ijverzucht en gedurige tweestrijd.
Brocco vertelde me in 't lang en in 't breed waarom de ruzie ontstaan was. Ik zat natuurlijk te luisteren en te knikken maar... m'n gedachten die eigenlijk op de 500 dollar stonden. Op 'n gegeven oogenblik zegt Brocco:
- Ge moet me verontschuldigen, maar 'k heb nog een haastigen brief te schrijven.
Ik trapte 't af en...
- Hebt ge ze gekregen?
Vroegen De Baets, Persijn, Van Hevel en Van Lerberghe te gelijk.
- Van niets gesproken!
't Was lijk de donder die viel. Maar nog dien eigensten avond kwam Brocco zelf op mijn kamer en...
- Ik ben u nog altijd 500 dollar schuldig. Hier zijn ze.
Welk een zucht van ontlasting.
Te Parijs gekomen, werd ik door de vier voornoemde renners op een prachtig geschenk vergast: een gouden chronometer.
Hij is totaal versleten, maar toch houd ik er aan als aan 'n relikwie. Omdat dat uurwerk me nu en dan nog eens doet denken, aan de glorierijke dagen der beroemde Flandriens van Mac Bolle.
* * *
Wij hebben reeds verteld van de Brusselsche Zes Dagen van 1914, als zijnde geweest de geweldigste, en meest rumoerige, die we ooit hebben bijgewoond.
We blijven bij dat gedacht. Al hebben we in deze van
| |
| |
1922 ook zeer beroerde uren gekend, en het beroemd geworden geding, waarvan Van Lerberghe - Van de Velde de slachtoffers werden, en dat voor gevolg had dat Mac Bolle gedurende een vol jaar weigerde, met Van Hammée te onderhandelen. Daarover spraken we reeds in het kapitel der Flandriens. Nu willen we de zaak even wat toelichten, want de oorzaak van dat geschil is te zoeken, in de fijn bedachte kombinatie van den manager van Aerts - Van Kempen.
Van de Velde - Van Lerberghe staan aan de leiding, met 2 ronden voorsprong, en zijn niet meer te kloppen, omdat Pier Van de Velde dien keer reed, zooals hij het nooit te voren kon, en het ook nooit meer heeft nagedaan.
De Baets-Persijn waren naar de Zes Dagen van New-York, zoodat Mac Bolle geen andere bondgenooten had, voor Van de Velde - Van Lerberghe dan Buysse - Van Hevel, omdat Defraeye en De Pauw te traag vielen.
Aerts-Van Kempen, die als ploeg wel een weinig boven Van de Velde - Van Lerberghe staan, omdat Rieten wat trager viel. Pier integendeel was eender welke van de twee weerd: Aerts of Van Kempen, want meer dan eens zagen we hem van 'n halve ronde ver, op zijn ontvluchte mededingers springen. Brocco-Sérès liepen in 't vaarwater van Aerts-Van Kempen, en tusschen deze vier ploegen kwam het tot geweldige botsingen binst den laatsten nacht, maar trots alles behielden de Flandriens hun 2 ronden voorsprong, en 't is om 4 ure van den morgen, dat het dingen gebeurde waarover zooveel gepalaberd en geschreven zou worden.
Aerts zit in den groep, Van Kempen komt om hem af te lossen. Aerts laat zich naar achter uitzinken, Van Kempen gaat mee met den groep. Opeens echter demareert Aerts van achter den groep, enloopt uit. Niemand zet hem na, omdat zoowel de een als de ander in de meening verkeert, dat Van Kempen afloste, dus de renner is die in aan- | |
| |
merking komt, en niet Aerts. Deze loopt heel alleen de groep in, komt bij Van Kempen, die nu aflost, en ook een ronde neemt, altijd onder het verzet van de andere renners en een gedeelte van 't publiek. Middelerwijl nemen Aerts-Van Kempen nog eene ronde. Wat zal er nu van tellen? Van de Velde - Van Lerberghe, Buysse - Van Hevel en Brocco-Sérès stappen af, om een ultimatum te stellen bij de koersleiders:
- Die ronden zijn op onwettige wijze genomen, en als ze hen aangerekend worden, geven we op.
De beraadslaging duurde meer dan twee uren, en ten slotte komt het verdikt:
- Twee van de drie ronden worden toegekend. De derde niet.
Nooit heeft iemand kunnen raden waarom twee en niet drie. Maar Van de Velde-Van Lerberghe gaven op, evenals Buysse-Van Hevel en Brocco-Sérès.
Deze laatsten kwamen op hun besluit terug, maar de Flandriens bleven bij hun opgave. Onnoodig te zeggen dat de toeschouwers er zich mede bemoeiden, en er werd weer eens gestreden en gevochten. De koersleiders kregen het onder de markt niet, lijk de weerbots niet uitbleef, want voor den Zondagavond kreeg Van Hammée niet eens een half bezette zaal. Zoodat deze Zes Dagen eindigden in een zeer triestige atmosfeer, en met een sleep van naweeën en straffen of boeten.
Ik weet niet of we ooit Zes Dagen hebben gezien, waar zooveel misbruik werd gemaakt van het slecht aflossen. En een algemeen besluit was: dat de koersleiding niet krachtdadig genoeg was. Ik hoor nog altijd een gesprek tusschen Mac Bolle en Van Hammée, tijdens den vierden dag:
Het bevalt me volstrekt niet dat al die kleine ploegen aan de leiding staan, en de grooten op een of meerdere ronden. Dat maakt slechten indruk.
| |
| |
Aldus Van Hammée, waarop Mac Bolle antwoordde:
- Wilt ge instaan voor de goede en regelmatige aflossingen, en binnen een uur staat de rangschikking het onderste boven.
- 't Akkoord!
Van Hammée riep zijn koersleiders bijeen, en een besluit werd afgekondigd dat al wie nog slecht afloste, ongenadig en onvoorwaardelijk zou gestraft worden met eene ronde achterstel.
Om 4 uur stipt liet Mac Bolle Van Lerberghe los, en tegen dat het 5 uur was, stonden Van de Velde - Van Lerberghe alleen aan de leiding, met twee ronden voren op Aerts-Van Kempen en Buysse-Van Hevel!
Van die Zes Dagen nog een andere treurige herinnering bewaard. Namelijk van Bobby Walthour, die een levend beeld geworden was van verval, zoo op lichamelijk als op geldelijk gebied.
Walthour is misschien de beste stayer geweest die ooit bestond. Hij won millioenen, maar ‘met 't fluitje gewonnen, met 't orgelke verspeeld’. En 't is uit armoede dat hij aan 45-jarigen ouderdom nog mede dong, in de Zes Dagen van Brussel, mitsgaders een loon dat niet hooger opliep, dan het drinkgeld dat hij gewoon was te geven, vroeger, aan deze die hem behulpzaam waren, als knecht of verzorger in de koersen.
Ik herinner me een nieuwsje, dat zooveel jaren terug in de dagbladen verscheen, en waarin werd gezegd: dat Mevrouw Walthour een halsband verloren had, die een weerde vertegenwoordigde van verscheidene honderd duizenden franken. En diezelfde Walthour, die nu op den draad versleten was, dong mee aan de Zes Dagen, om aan den kost te geraken. Zijn kabien stond naast deze van Mac Bolle. Daarmee dat we al de schrijnende armoede leerden kennen, die door Walthour werd geleden, en gedeeld door een vrouw, die hem als verzorger diende - de eenige
| |
| |
ten andere die hem behulpzaam was - kwestie van kosten te sparen.
Schrijnend beeld van grootheid en verval!
* * *
Van die Zes Dagen nog iets anders onthouden. Na afloop immers schreef mijn goeie vriend, en bevoegde konfrater Michel Maeyens:
- Jules Van Hevel?... Een groot kampioen, maar niet een Zes Dagen rijder. Dat krijgt Mac Bolle nooit klaar.
Waarop deze antwoordde in ‘Sportwereld’:
- Jules Van Hevel wordt niet alleenlijk een Zes Dagen rijder, maar ook een Zes Dagen overwinnaar. Ik vraag slechts een weinig geduld, en durf voorspellen dat, als hij er nog twee zal betwist hebben, hij er ten minste één van zal winnen.
Ende het gebeurde zoo. 't Jaar nadien startte Jules te Brussel met De Baets als maat, en na een heldhaftigen strijd van zes dagen en zes nachten - waarvan we verder zullen vertellen - won hij met een ronde voorsprong op Aert s- Van Kempen. Zoodat de voorspelling van Mac Bolle in redelijk korten tijd werd bewaarheid. Altijd gezegd dat hij wel 't een en 't ander afwist van Zes Dagen!
* * *
En nu van die Zes Dagen in 1923. Wij hebben het reeds gezegd: er zijn athleten die, naar hun uiterlijk bekeken, geen vertrouwen wekken en daardoor verstaan we dat men het hen niet aangeven wil, niet aangeven kan, dat ze tot groote athletieke daden bestand en bekwaam zijn.
Pier Van de Velde was zulk een renner. Als g'er vlak voren stondt, waart ge geneigd uw kop te schudden en te zeggen:
| |
| |
- Als daar nu ook al een goed renner in steekt!
Maar schijn die bedriegt, want hij won eens een achtervolgingsmatch tegen Spiessens, die ten dien tijde een onzer beste treinloopers was. En in de Zes Dagen, waarvan hooger spraak, was hij zoo uitstekend, dat hij bekwaam was van alleen te rijden tegen twee. Wat hij ten andere meer dan eens deed, omdat Van Lerberghe, die wel sterk was, wat snelheid miste, zoodat Pier meer dan eens verplicht werd, van ‘een gemaakt gat te stoppen’, tusschen zijn maat en wegloopers.
Ik herinner me het nog zoo goed uit dien beroerden nacht waarvan hiervoren spraak, dat Rieten weer eens veld verloren had, op de sprintende en springende Van Kempen en Aerts, en dat Mac Bolle met de armen omhoog stond te roepen op Van de Velde:
- Als ge niet spoedig ingrijpt wordt het te laat!
- Laat ze maar hun half rondeke nemen, zei Pier heel flegmatiek, dan zal ik zooveel te meer deugd hebben aan de ‘wip’ die noodig is, om ze bij te halen.
Hij wachtte dus met opzet, en liet ze wat verder gaan dan noodig, om te betoonen aan het publiek, aan Aerts-Van Kempen, en voor zijn eigen voldoening, hoe sterk hij was en hoe hij hen in de handen hield.
Diezelfde Pier Van de Velde wisten we rijden, in de Zes Dagen van Parijs van 1921, met Persijn als maat. Tijdens de eerste uren van den koers begon zijn hielpees te zwellen, wat. gaandeweg verergerde tengevolge van de gedane en gedurig herhaalde inspanningen. Al wat men maar vinden kon aan chemische heelmiddelen werd aangewend, zoodat op den duur het vel verbrandde en de pees schier bloot lag.
Wat hij er in afzag kan men met een pen niet beschrijven. Hij moest op zijn fiets gedragen en er af genomen. Elke duw op de pedaal veroorzaakte op den duur zooveel pijn, als het trekken van een tand... zei hij zelf. En meerdere keeren zagen we de tranen die hem langs de kaken rolden, klaar van de uitgestane pijn.
| |
| |
En toch niet willen opgeven.
- Ik ben gekomen om wat geld te verdienen en als ik het laat steken, heb ik niets!
Binst den nacht van den zesden dag gebeurde het mirakel: tegen den morgen was de pijn heelemaal over.
- Of ge u sterk gevoelt?...
Vroeg hij aan Persijn. Die instemmend antwoordde.
- Dan maar eens beproefd voor 'n rondeke?
- Voor mij niet gelaten.
En min dan tien minuten nadien stonden ze op kop, met een ronde voorsprong. Niemand die zijn oogen gelooven wilde. ‘Of er dan een mirakel gebeurd was?’
Later verloren ze die ronde voorsprong op Egg-Van Kempen, om redenen die beter niet aan 't klokzeel worden gehangen, maar die toch bijbrachten dat Van de Velde-Persijn na den koers zooveel meer ontvingen, en Egg-Van Kempen zooveel min!
* * *
Na de Zes Dagen van Brussel, met het geding tegen Aerts-Van Kempen, zouden deze van Gent volgen, en omdat Pier zoo best gereden had te Brussel, zocht iedereen hem voor maat. Van Kempen inbegrepen. Als Van de Velde bij Mac Bolle kwam, om hem te zeggen dat hij met Van Kempen ploeg wilde vormen, dacht deze onmiddellijk aan het geschil dat nog niet opgelost was, en...
- Ge hebt u goed bedacht? Met Piet Van Kempen?
- Zeker. Men moet kunnen eten, vergeten en vergeven. Rijden is ons beroep. Winnen ons doel. En met een Van Kempen als maat zijn bergen te verzetten.
- Als 't wel is voor u, is 't goed voor mij... zei Mac.
Cesar De Baets zou met Van Hevel rijden en Persijn met Brocco. Maar tusschen Persijn en Van de Velde, die twee schoonbroers geweest waren, kwam er 'n veete en 'n zekere ijverzucht, met het gevolg dat deze twee ploegen
| |
| |
tegen mekaar op reden, zonder zich veel te bekommeren om den koers, en de tegenstrevers. Brocco, die al oud en verstandig genoeg was om te weten, dat dergelijke handelwijze te kinderlijk was, om bevorderend te kunnen wezen, zocht wel van in 't goê vaarwater te geraken, maar de andere drie die 't weer verbrodden, zoodat het koersbestuur ten langen leste verplicht was om gestreng op te treden, en te straffen, om de kerk in het midden van het dorp te kunnen houden.
Er zijn renners, die anders verstandig zijn, gezapig, zakelijk en bedaard, maar van als ze in de kleederen steken van den Zes Dagen rijder, of een guidon in handen krijgen, dan?... Zijn ze dezelfde menschen niet meer, omdat ze een zeker gedeelte van hun kalmte verliezen, en van de gezonde rede!
* * *
Die Zes Dagen van Gent van 1922, werden gewonnen door Marcel Buysse - Egg.
Ik herinner mij van dezen laatste, hoe hij tegen zijn gedacht reed en aan heimwee leed.
De atmosfeer was hem te koud en te killig, naar de dubbele beteekenis van 't woord: warmte te kort van vuur en van geestdrift.
Op een avond riep hij me bij hem en...
- Ik zou willen opgeven. Hebt gij soms een maat voor Marcel?
- Is voor het oogenblik niet voorhanden. En daarom moet ge kost wat kost voortdoen.
- Goed. Dat zal ik, maar op één voorwaarde: dat ge onmiddellijk telegrafeert naar mijne vrouw, om te vragen dat ze seffens komt.
Zoo gezegd, zoo gedaan, en min dan 24 uren later was Mevrouw Egg in den velodrom van Gent, waar ze niets anders te doen had, dan het eten voorzetten en bij de kabine zitten van haar man.
| |
| |
En dienzelfden nacht riep hij me opnieuw en...
- Vraag aan Marcel of hij zich in staat voelt om aan te vallen. En zeg hem dat, zoo hij wel en degelijk in staat is, hij binnen het uur na den aanval, aan de leiding staat met een ronde voorsprong, en dat we deze Zes Dagen zullen winnen.
Is woordelijk echt en juist weergegeven. Want dat moet ge nog weten: Egg reed met Buysse, en deze met Egg natuurlijk, maar wat ge niet weet is, dat deze twee samenrijdende ploegmaten, tegen elkander niet klapten. In ruzie gevallen al rijdende. Egg had een ietwat lastig karakter, terwille van zijn somber gemoed, en omdat Buysse het tegenovergestelde was, geleken ze aan water en vuur.
Ik maakte de boodschap over aan Buysse en...
- Dat hij maar afkomt en begint! Buysse is gereed.
En de ‘Grooten’ die het klassiek gebaar uithaalde: de hemdsmouwen opslooven, en een ‘slok uit de flesch’.
- Ik ben klaar!
En toen hebben we gedurende drie uur een ongenadigen kamp gezien van Egg-Buysse tegenover al wat hen in den weg liep met den uitslag: overwinning van Egg-Buysse!
* * *
Ik weet het nog zoo goed van de Zes Dagen van Brussel in 1923, met dien onvergetelijken tweestrijd van De Baets-Van Hevel tegen Aerts-Van Kempen. of moeten we misschien zeggen: van de Flandriens tegen een andere groep, rond Aerts-Van Kempen geschaard?
Deze twee renners hadden te Parijs een 100 Km. koers betwist, daags vóór den aanzet te Brussel. 's Nachts de reis gemaakt in den trein, wat niet van aard is om op te knappen. En bij de eerste schermutseling had Mac Bolle het gesnapt: dat er geen schot zat in den gang van Aerts en Van Kempen. Wat stram in de beenen en log in den kop. Ge- | |
| |
volg van de 100 Km. en van de normale nachtrust te hebben gemist.
Daarom dat hij het zei tegen Van Hevel en De Baets:
- Als ge de slag durft wagen, loopt ge negentig kansen op honderd van te slagen!
Zoo gezegd, zoo gedaan, en na een korte, maar nijdige jacht loopen ze een ronde uit. Wat later, en dit op aanval van De Graeve-Stockelynck, nemen ze een tweede ronde voorsprong, samen met laatstgenoemden, zoodat ze twee ronden voorsprong hadden op deze die hun rechtstreeksche tegenstrevers zouden worden: Aerts-Van Kempen.
Gebeurde, zeggen we, den Maandagavond rond 9 uur, 60 minuten na den start, en 'k zie Van Hammée nog toegeschoten komen op Mac Bolle, om het hem te vragen:
- Of hij zijn Zes Dagen kapot wilde maken?...
Daarmee bedoelde hij, met 2 ronden voorsprong hebben Van Hevel-De Baets al genoeg - zelfs te veel - om nog belangstelling te kunnen verwekken, vermits de menschen zullen zeggen: waarom nog gaan zien, de overwinnaars zijn al gekend!
Zonder dat zou Mac zijn leeuwen nog eens los gelaten hebben, voor een derde ronde: moeilijk was 't niet op dat oogenblik, om de reden die we hooger aanhaalden.
* * *
Maar de stramheid, die er uit ging bij Aerts en Van Kempen, en naarmate dat de koers vorderde, verbeterde hun athletiek vermogen, zoodat van af den Donderdag, deze twee renners een ongenadigen strijd aanbonden tegen De Baets-Van Hevel die, 't moet gezegd, goede medehelpers hadden in de personen van Van de Velde, De Jaegher en Van Lerberghe, terwijl Aerts-Van Kempen ternauwernood konden vertrouwen op een weeken Sergent, en een kreupelen Godivier.
Later veranderde de toestand, en Aerts-Van Kempen,
| |
| |
die ook wel min of meer konden rekenen op Dupuy-Beyl, Moeskops-Nefatti en Pagnoul-Duray. Daarmee was het evenwicht min of meer hersteld en 't is in den nacht van Zaterdag op Zondag, 's morgens om 4 uur, dat we een wanhopigen aanval beleefden van Aerts en Van Kempen tegen een De Baets, die wonderen verrichtte, en Van Hevel, die een lichamelijke inzinking te boven had te komen.
Was me dat een kamp! Hij duurde van 4 tot 6 uur 's morgens, en daar waren maar twee ploegen die regelmatig aflosten: De Baets-Van Hevel en Aerts-Van Kempen. Al d'anderen leken de dienst te doen van gangmakers. Als Van Lerberghe De Baets zag afkomen, keek hij niet eens om te vernemen waar De Jaegher zat. Hij kende zijn werk: ‘trekken’ voor De Baets, en 't andere ging hem niet aan.
't Zelfde gebeurde al den overkant, in 't kamp van Aerts en Van Kempen, met dien verstande nochtans, dat deze zulk geen afdoende hulp kregen van hun ‘gangmakers’.
En de koersleiders die maar lieten begaan, omdat... ja, misschien wel omdat er geen stok door te slagen was! Heel de velodrom, zoo groot of hij was, stond in geweldige beroering. Ten andere de strijd zelf, al ging hij met middelen die alles behalve wettelijk waren, was werkelijk boeiend en opwindend.
- Als ik niet gedurende minstens een half uur op mijn bed mag gaan liggen, zal ik het moeten afleggen.
Zei Van Hevel tegen Mac Bolle. 't Gebeurde gelukkiglijk om 6 uur 's morgens, op 't oogenblik ‘dat de wapens neergelegd werden’. Maar hadden Aerts en Van Kempen het goed moeten weten?... Want dat moeten we eerlijk toegeven: niettegenstaande de hulp die ze kregen, van minder gehalte was, toch kwamen ze als overwinnaars uit dezen strijd, en wonnen ze een der twee ronden achterstel terug in.
Maar om te kunnen winnen, hadden ze nog een ronde
| |
| |
terug te nemen. Wat ze zouden beproeven in den vooravond van den laatsten dag. Het begon rond 5 uur 's middags, maar Aerts en Van Kempen haalden het zwaar geschut eerst boven rond 7 uur 's avonds. De velodrom stak bomvol, want iedereen wilde dien ongenadigen tweestrijd zien en bijwonen. En ongenadig was hij. Aerts en Van Kempen slaagden er niet in, hunne ronde achterstel goed te maken, en dat om twee redenen: omdat hun bondgenooten niet zoo sterk waren, en zoo toegedaan als Van de Velde en Dejaegher-Van Lerberghe, en ook nog, en vooral, omdat Van Hevel nu weer over zijn volle macht en kunde beschikte, en weer lijk te voren, op wegloopers kon springen van halve ronden ver.
De zege van Van Hevel-De Baets is een der heerlijksten geweest, die we wisten behalen, maar van Aerts en van Van Kempen moeten we belijden, dat ze niet op hun weerde werden geslagen, maar wel verwonnen omdat de omstandigheden hen min gunstig waren.
* * *
Als ik me niet bedrieg, is dit de laatste Zes-Dagen geweest waarin Mac Bolle de volle macht van zijn ploeg deed gelden, 't is te zeggen waarin het ging van de eene groep tegen de andere. Zoo lang of die gegroepeerde machten evenwijdig sterk waren, lijk ten tijde dat Coste of Ravaud kwamen met sterk gedrilde Fransche ploegen, of Mac Farland met Amerikaansche, ging dat goed, en wonnen de Zes Dagen zelfs aan aantrekkende kracht, omdat men wist dat de Flandriens in groep zouden storm loopen, tegen al de overkant staande machten. Maar omdat de groepen niet meer evenwijdig waren, en de overmacht van Mac Bolle drukte op het geheel, in den strijd van Van Hevel-De Baets tegen Aerts-Van Kempen, daarom werd die overwinning min sympatiek bejegend na afloop.
En 't verslechtte nog te Gent, in de Zes Dagen die in November van dat jaar werd betwist, waar een samenloop
| |
| |
van omstandigheden het bijbracht, dat de ploegen Frederick - Van Ruysseveldt en Van Lerberghe - Lucien Buysse tegenover mekaar kwamen te staan, en streden voor de eindoverwinning, terwijl koppels lijk Van de Velde - Persijn en Buysse-Van Hevel in den dienst gingen van Lucien Buysse - Van Lerberghe, met het onvermijdelijk gevolg: dat de overmacht te zwaar en te drukkend was, om niet hinderend en antipathiek te wezen.
Met het gevolg dat Mac Bolle aan die Zes Dagen zeer triestige uren beleefde, en ervan een herinnering bewaarde, die blijvende wonden sloeg in zijn ziel.
Want hij had zich schoon in te spannen, om den kamp dusdanig te wenden, dat Buysse-Van Lerberghe den strijd alleen en op eigen kracht zouden uitvechten, tegen Van Ruysevelt-Frederick, al wat hij deed of bedoelde werd verkeerd voorgesteld, door de verzorgers en aanhangers van deze laatste, wat onvermijdelijk antipathie verwekte onder het publiek. Wat ten andere heel natuurlijk is: de massa kiest geeren partij ten bate van de minderen.
En 't is binst dien koers dat Mac Bolle bevonden heeft en geleerd, dat zijn zon aan het dalen was. Kwam daarbij een verdeeldheid van gedachten, en botsing van gevoelens onder de renners zelf van zijn groep, zoodat de beslissing haast automatisch kwam, om niet te zeggen gedwongen:
- Best ware er maar in eenen keer van af te zien, en de Flandriens en gevolgenlijk ook de Zes Dagen koersen, hun normalen gang te laten gaan!
De strijd van groep tegen groep, die de Zes Dagen zooveel kleur en leven had bijgezet, had uitgediend. Andere tijden brachten andere zeden en gewoonten, andere menschen en andere eischen.
Mac Bolle trok er uit, maar de microob der kombine sloop in een andere gedaante binnen. En ze heeft aan den boom der Six Days gevreten, tot hij heelemaal vermolmde en moest geveld! |
|