Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 175]
| |
XIV.
| |
[pagina 176]
| |
en vruchten en de kust goede havens voor scheepvaart. Kort na het passeeren van de welvarende stad Spokane betreedt de spoorlijn den smallen noordelijken uitlooper van den staat Idaho, en stoomen wij uren lang langs het schilderachtige meer Pend d'Oreille en langs de rivier van dien naam met haar donkergroene oevers en heerlijke, tusschen blauw en groen spelende watertinten. Na die scenery, welke niet onderdoet voor die der Italiaansche meeren, biedt Montana ons weer een geheel ander beeld. Men ziet er veel bosch, maar lang niet zulke hooge en dikke stammen als aan de Pacific-coast; het is een droog bergachtig landschap, niet ongelijk aan de Germaansche woudgebergten, dat zich uitstekend leent voor paardenen schapenteelt. Zoo naderen wij langzamerhand het doel van onze reis, het Yellowstone Park. Het ligt tusschen 44 en 45o N.B. en 110 en 111o W.L. in den Noordwestelijken hoek van Wyoming, dáár waar die staat grenst aan Montana en Idaho. Het heeft den vorm van een rechthoekig vierkant met een lengte van Noord naar Zuid van 65 en een breedte van Oost naar West van 55 Eng. mijl, dus een oppervlak van 3575 E.M2. of 9000 K.M2. d.i. ongeveer 2/7 of meer dan een vierde gedeelte van die van ons land. Nauwelijks zal dan ook gezegd behoeven te worden dat hier, evenmin als in Colorado, onder ‘Park’ iets soortgelijks als onze parken moet verstaan worden, waartoe anders de gelijkluidende naam licht aanleiding zou kunnen geven. De ligging is in het hartje van de Rocky Mountains met een berghoogte van 10-12000 voet (3500-4000 M.), een parkniveau van 2000 M. en een gemiddelde terreinhoogte van 6-8000 voet. Deze streek geeft dan ook oorsprong aan drie der grootste rivieren van Amerika, die ieder naar een verschillende richting stroomen. De | |
[pagina 177]
| |
Yellowstone loopt oostelijk en stort zich in de Missouri om daarmede in de golf van Mexico te belanden; de Snake River wendt zich westelijk naar de Columbia om deze op haar tocht naar de Pacific Oceaan te vergezellen; de Green River eindelijk stort na een avontuurlijken loop door woeste streken haar wateren uit in de raadselachtige Colorado om zuidelijk de zonnige oorden van Mexico op te zoeken. Het was in 1807, dat de goudzoeker Coulter, die waarschijnlijk deel had uitgemaakt van de groote expeditie van Lewis en Clarke, het eerst in dit onherbergzame, ver afgelegen gebied doordrong en er de eerste berichten van aan de beschaafde wereld overbracht. Maar toen hij na duizende gevaren en ontberingen terugkwam, deelde hij in het lot van den ontdekker der reuzenboomen en werden zijn wonderbaar klinkende verhalen door niemand als waarheid aangenomen. Het duurde meer dan een halve eeuw, voordat zijn waarheidsliefde in eere hersteld werd en het bleek, dat werkelijk zijn berichten van kokende bronnen en heete fonteinen geloof verdiend hadden. In 1870 namelijk bereikte governor Washburn op nieuw deze streken, en een jaar later werd er eene expeditie onder Dr. F. Hayden tot onderzoek heengezonden.Ga naar voetnoot1 Het gevolg hiervan was, dat het Amerikaansche gouvernement, opmerkzaam gemaakt op de vele eigenaardige natuurverschijnselen, die hier gevonden worden, het volgend jaar bij congres-acte van 2 Maart 1872 dit stuk land volgens de boven omschreven afmetingen tot nationaal eigendom verklaarde d.i. tot | |
[pagina 178]
| |
Reversation, die werd afgezonderd ‘as a pleasuring ground for the people’ en waarover het gouvernement naar eigen goedvinden de vrije beschikking behield. Om het natuurschoon ongedeerd te laten en voor volgende geslachten geheel in zijn oorspronkelijk karakter te bewaren, werden van regeeringswege een aantal bepalingen gemaakt. Zoo is de jacht en het hakken van hout er streng verboden en mag er niet anders dan met den hengel gevischt worden. Evenzoo is het niet geoorloofd ergens advertenties aan te slaan, een drinking saloon of barroom op te richten, iets in de geysers of bronnen te werpen, of namen op de kalkachtige sedimenten en incrustaties te schrijven. Tevens is aan de Indianen het verblijf binnen de grenzen ontzegd, hetgeen geen overbodige maatregel schijnt, daar nog in 1877 een gezelschap reizigers hier door hen werd aangevallen. Om aan de nakoming van al die voorschriften de hand te houden zijn in het park omstreeks honderd vijftig bereden militairen gestationeerd. Te meer is dit noodig, omdat men vrijelijk overal mag kampeeren en hiervan druk gebruik gemaakt wordt, zoodat men overal camping parties met haar paarden en vrachtkarren tegenkomt. Het is begrijpelijk, dat onder deze beschermende bepalingen het park zeer rijk aan wild is. Herten, antilopen, bisons, beren, vossen en cajoten leven er nog in aantal in de bosschen en op de vlakten, en bevers, otters, kraanvogels, wilde ganzen en eenden aan het water. Daarbij zijn de dieren uiterst mak en is het alsof zij weten, dat zij hier nog ongestoord kunnen ronddolen zonder vrees voor het moordend lood des jagers, nu het verboden is vuurwapenen in het park met zich mee te brengen. Om in de Yellowstone-Reservation te komen kan men slechts tusschen twee wegen kiezen. De eene gaat uit van het | |
[pagina 179]
| |
station Beaver Creek aan de Union Pacific en komt westelijk binnen; maar daar deze een rit van een honderd mijlen met zich meebrengt, wordt bijna algemeen de andere weg, komende uit het noorden, verkozen. Men rijdt dan, evenals bij de Yosemite Valley, eerst een eind met een zijlijntje van de Northern Pacific tot aan Cinnabar aan de grens van het park, waarin zelf geen enkele spoorweg gevonden wordt en men daarom verder moet rondreizen met wagens en paarden. Vroeger bestond de eenige mogelijkheid om dit gedeelte van het rotsgebergte te zien hierin, dat men met anderen een kleine expeditie uitrustte en zelf zijn levensmiddelen, bedgerei enz. medebracht. Sinds evenwel in 1883 de Northern Pacific geopend is, zijn in het park zes eenvoudige maar ruime hotels op een halve dagreis afstand van elkander verrezen, en daardoor is het rondreizen zooveel vergemakkelijkt, dat b.v. in 1885 het park door meer dan tienduizend personen werd bezocht en dat wel in den tijd van slechts drie maanden, gedurende welke het park wegens zijn klimaat alleen bereisbaar is. De hotels moeten dus heel wat ruimte opleveren voor de herberging van zulk een stortvloed van gasten; maar dat het hun niet daaraan ontbreekt blijkt wel uit het feit, dat tegelijkertijd met mij een gezelschap van 280 ticket-agents met hun vrouwen, na een vergadering in S. Paul een gezamenlijk uitstapje in het park maakte en evenals een neergestreken zwerm hongerige sprinkhanen, aan sommige stations bijna alle mondvoorraad verslonden hadden. Die zes hotels - waarvan vooral het eerst aankomende, hoe eenzaam ook gelegen, met zijn electrisch licht, namiddagconcerten, courantenstalletje en telegraaf bureau echt Amerikaansch een ware karavanserai is - die zes hotels behooren evenals de stage-lijnen, die ze onderling | |
[pagina 180]
| |
verbinden, aan eene afzonderlijke Yellowstone-Park Association. De gewone trip door het park om een overzicht van het geheel te krijgen, neemt zes dagen in beslag en de kosten daarvan bedragen 50 $, dat is dus evenveel als de tocht naar de Yosemite Valley, alleen met dit verschil, dat dáár een veel grooter eind sporens, hier daarentegen logies en nachtverblijf in den prijs zijn inbegrepen. In die zes dagen legt men niet minder dan 160 E.M. (257 K.M.) af in gemeenschappelijke wagens van de association, die gewoonlijk voor zeven personen berekend zijn. Ik voor mij houd echter niet van die gezamenlijke ritten; men zit met vreemden, aan wie men gebonden is, men is niet vrij in zijn bewegingen en kan zijn tijd niet zoo verdeelen, als men het zelf wel zou willen. Vooral is dit minder aangenaam, wanneer men, zooals met mij het geval was, komt samen te zitten met een Amerikaan, die voortdurend in een hurry voortjacht, wat er ook te zien is en hoe het weer ook wezen moge. Indien ik dan ook ooit weer hier mocht komen, denk ik op mijn eigen gelegenheid te gaan. De wegen in het park zijn nog schandalig slecht, niettegenstaande de regeering jaarlijks 15.000 $ toestaat voor hun onderhoud en verbetering. Voor een groot deel bestaan zij enkel uit een paar voren in den grond voor de wielen, en op andere plaatsen loopen zij eenvoudig over omgevallen boomstammen of steken afgezaagde boomstronken midden op den weg uit den grond. Na regen zijn zij veelal in een modderpoel herschapen, en daar van bruggen over de creeks geen sprake is, reikt het water dikwijls tot aan den wagen. Zeer passend is een der halsbrekendste plaatsen ‘duivelstrap’ (devils staircase) genoemd. Alles saamgenomen leenen zich de wegen vooralsnog veel beter voor paardrijden en een volgend maal | |
[pagina 181]
| |
zou ik dan ook zeker die manier van reizen kiezen. Het is anders vreemd genoeg, dat de wegen nog in zulk een jammerlijken toestand verkeeren. Het park is nu reeds twintig jaren voor het publiek geopend; de regeering is rijk genoeg en over het aantal reizigers, die hier komen, kan niet geklaagd worden. Het schijnt evenwel dat, ofschoon het terrein oogenschijnlijk hoegenaamd geen moeilijkheden oplevert, des winters stormen en sneeuwbuien een enorme verwoesting aanrichten en daardoor aanleg en onderhoud der wegen zeer bezwaarlijk wordt. Toch is men gelukkig bezig nieuwe aan te leggen en mogen binnen eenige jaren aanmerkelijke verbeteringen tegemoet gezien worden. Hoe bar weer het hier gedurende het grootste gedeelte van het jaar wel zijn moet, kon ik reeds eenigszins opmaken uit een langdurige hevige hagelbui, die onzen wagen eens midden op de vlakte overviel. Onze koetsier, die naast mij op den bok zat, trok warmpjes zijn buffelmantel aan, maar ik arme was een ware pechvogel, dat ik mijn overjas, die ik zonder er eenig nut van te hebben de geheele reis had meegesleept, juist nu, afgaande op het warme weder van den eersten dag en met het oog op de weinige voor ons beschikbare ruimte, in de eerste halte, waar wij aankwamen, had achtergelaten. Het was hier als op zoovele plaatsen in Amerika: den eenen dag smoorheet, den anderen ijzig koud. In den tijd, dat ik hier reisde (midden September), waren dan ook reeds groote haardvuren voor de verwarming der gasten in de hotels aangelegd. Maar die maand, kort voor de sluiting van het park (1 Oct.), heeft ook weer haar goede zijde, zij heeft boven midzomer het voordeel van prachtige heldere luchten en van het gemis van vliegen, die een maand vroeger in ontzettende quanti- | |
[pagina 182]
| |
teiten ook eens een kijkje in het park komen nemen. Het Yellowstone Park bestaat deels uit bosschen van laag en dun hout, deels uit kale heuvelachtige prairievlakten. De boomen zijn er in 't oog vallend dun en bestaan voornamelijk uit exemplaren van Pinus contorta, die er niet dikker wordt dan een voet. In het versteende bosch (petrified forest) evenwel, waar het hout geimpregneerd is met amethyst en kwarts en waar ook knollen van agaat en opal gevonden worden, blijkt uit de verkiezelde boomen, die vooral tot de Araucariten (Araucarites Schrollianus) behooren, dat in vroegere perioden hier veel dikker stammen voorkwamen. Voegt men nu ten slotte nog hierbij, dat de hoogte, die het terrein op zich zelf reeds bereikt, de omliggende bergen voor het oog niet zeer hoog doet schijnen, dan is het duidelijk, dat het algemeene natuurschoon van het park verre van buitengewoon is en het geenszins, - afgescheiden nog van de groote afstanden, - aan te raden zou zijn, het park om die reden te voet door te trekken. Zijn ver, tot in Europa doorgedrongen roem dankt het dan ook niet hieraan, maar aan enkele merkwaardige punten, die niet veel elders op den aardbodem en nergens zoo vele in zulk een klein bestek bijeen gevonden worden. Het zijn de Grand Canon, de Lake en de Geysirs. Het Yellowstone Meer is na het Titicaca Meer in Bolivia het hoogst gelegen watervlak van zulk een omvang. Zijn hoogte bedraagt namelijk 7788 voet of 2475 M. en de oppervlakte 150 E.M2. Het vindt zijn uitwatering in de Yellowstone River, zijn diepte loopt tot 300 voet en zijn temperatuur is zelden hooger dan 15o C., zoodat het bijna niet mogelijk is er in te zwemmen. De begrenzing is zeer grillig; het meer doet in zijn zonderlingen vorm denken aan een uitgespreide hand, waarom sommige | |
[pagina 183]
| |
der vele inhammen de namen van duim en vingers gekregen hebben. Het water is bizonder rijk aan een soort forellen, de salmon-trout, die evenwel meestal behept is met ingewandswormen, welke infectie sommigen in verband brengen met de heete bronnen. Verder vindt men aan de oevers een groot aantal vogels, die op de visschen jacht maken, als pelikanen, reigers, kraanvogels, havikken enz. Dit geeft aan het meer wel iets eigenaardigs, maar op zich zelf is het anders niet zeer indrukwekkend; alleen heeft het evenals bergmeeren in het algemeen iets schilderachtigs, vooral wanneer men er op gaat varen, waartoe behalve in roeibooten ook met een kleine stoomboot gelegenheid bestaat. Achttien mijlen benoorden het meer stroomt de Yellowstone met twee stoute watervallen, waarvan de benedenste 121 M. hoog is, in den Grand Canon aan den oostelijken voet van den Mount Washburn (3433 M.). Bij een gemiddelde wijdte van slechts ½ mijl rijzen de wanden van deze rotskloof twee tot driehonderd meter loodrecht naar boven. Het is een reusachtige insnijding in den bodem, die een des te grooter indruk maakt, nu het omliggende terrein uit een heideachtige vlakte bestaat. Uren lang zou de eenzame wandelaar versmachtende van dorst langs den rand kunnen dwalen, zonder ergens het frissche water, dat hij voortdurend beneden zich ziet stroomen, te kunnen naderen; en evenzoo zou iemand, die in de diepte geraakt was, als levend begraven zijn. Het is het meest wilde en verbijsterende punt in het park, dat slechts door de Colorado in Arizona geëvenaard wordt. Uitrustende van zijn dubbelen val, vliet het lichtgroene water in den peilloozen afgrond tusschen de grillig geplooide rotswanden, die alle mogelijke tinten tusschen wit, geel, oranje en rood | |
[pagina 184]
| |
vertoonen, welke bonte kleurschakeeringen voor een groot deel te danken zijn aan de ontleding van het gesteente door het heete water uit de bronnen. Het is alsof men in een sprookjeswereld verplaatst was en een van den hemel gevallen regenboog zich tegen de wanden gefixeerd had. Na vruchtelooze pogingen om dit beeld weer te geven moest een schilder, beroemd om zijn coloriet, bekennen, dat deze mengelingen van kleuren onmogelijk door menschelijke kunst met paletverwen op het doek waren over te brengen. Moge de canyon al de diepste impressie achterlaten van al wat in het park te zien is, merkwaardiger nog als natuurverschijnsel zijn de talrijke vulkanische phaenomenen. Door zijn bodem mag deze streek met recht een wonderland heeten. De zwavelafzettingen, de blaasachtige grond, de kratervormige bassins - alles wijst op een Plutonischen oorsprong. Op één plaats, bij de zoogen. Obsidian Cliffs, voert de weg over de grootst bekende massa obsidiaan. Het is een donkergroene, bijna zwarte glasachtige stof, die in gesmolten toestand tot zeshoekige prisma's kristalliseerde. De weg, die hier dus feitelijk als van glas is, werd erover aangelegd door de massa eerst sterk te verhitten en daarna door opwerpen van koud water te doen springen. Overal in het park vindt men verder heete bronnen. Zij komen ook wel elders in de Rocky Mountains voor, maar nergens in zoo grooten getale. De grootste en merkwaardigste zijn wel de Mammoth of Terrace Hot Springs. Hier, te midden van een omgeving van basalt- en trachytgesteenten, is het water met een temperatuur van 70-74o C. bizonder overvloedig en rijk aan opgeloste zouten, zoodat het misschien een groote toekomst als badplaats voor zich heeft. De opgeloste vaste | |
[pagina t.o. 184]
| |
[pagina 185]
| |
bestanddeelen bestaan voornamelijk uit natriumsulphaat (35.5 pct.), chloornatrium (13.5 pct.), calciumcarbonaat (25 pct.) en calcinmsulphaat (13.5 pct.). Verder is het water rijk aan silicaten, koolzuur, zwavelwaterstof, soda, aluminium en magnesium. De kokende vloeistof, waaruit voortdurend zwavelriekende dampen opstijgen, is opgesloten in terrasvormig gerangschikte bassins en vloeit langzaam over de randen van de eene in de andere over. Het is als een groote, trapvormig aangelegde, kunstmatige waterval, die versteend is en opgehouden heeft te loopen. Het geheel doet denken aan een onderzeesch koraalrif en de platte kruin met zijn gegolfden bodem aan een versteend strand, waarover de zee gekabbeld heeft. Met geweld borrelt het water op uit den bodem der hoogste bassins en raadselachtig schijnt het, hoe het zoo hoog gekomen is om even spoorloos weer in geheimzinnige spleten te verdwijnen. Zoolang de bodem met het water in aanraking blijft is het gesteente hard, maar zoodra het geheel opdroogt wordt het bros en brokkelig. Daardoor is de witkorrelige grond tusschen de bassins nu eens steenhard, dan weer een uiterst fijn poeder. De uit stalactieten opgebouwde wanden der kommen gelijken op fraaie bloemkoolen en hare randen zijn nu eens sneeuwwit gezwaveld, dan weer roodachtig bruin, terwijl zich licht geelgroene cementachtige draden er in bossen tegen afzetten. Men begrijpt, welk een vreemdsoortigen aanblik dit alles oplevert, nog verhoogd door de in de helling van het terras opgesloten, witgekalkte verdorde boomen en een kegelvormige zuil aan den voet, Liberty Cap genaamd en opgebouwd uit lagen kalktuf, die zich successievelijk hebben afgezet. Niet minder eigenaardig, hoewel veel geringer van afmeting is een andere bron, de Paint Pots. Stel u voor | |
[pagina 186]
| |
een groote kom van 15 M. doorsnede met prachtig helder witte brei van de fijnste porceleinaarde, waarin op honderde plaatsen de oppervlakte met een klokkend geluid in koepelvormige blazen van allerhande grootte wordt opgeheven, die de opstijgende gassen laten ontsnappen en telkens weer plat neerploffen.
Last not least de Geysirs. Ook op enkele andere plaatsen der aarde komen zij voor zooals op IJsland en Nieuw-Zeeland, in Alaska en enkele kleinere ook in Californië; maar nergens zooveel als hier, waar er in 't geheel een zeventigtal werkzaam zijn aangetroffen. Voor het grootste gedeelte liggen zij bijeen in het zoogenaamde Upper Bassin, waarin op Hayden's kaart 47 geysirs staan aangegeven. Het is verwonderlijk zooveel heete springbronnen hier in een kleine ruimte bijeen liggen, dikwijls geen tien schreden van elkander verwijderd. Mijlen ver zijn de warme dampen, die uit de ketels opstijgen en door den wind worden weggedreven, reeds zichtbaar en overal komen zij te voorschijn uit gaten, spleten en kloven in den rookenden bodem. Het is bepaald wat ijzig hier rond te wandelen, waar alles sist en borrelt, ziedt en kookt als in reusachtige brouwketels of hoogovens - onzeker als men is of niet plotseling een uitbarsting naast ons zal plaats hebben. Men begrijpt bijna niet, dat de grond, waarover men loopt, niet warmer is en dat hij toestaat, zoo maar vrijelijk tusschen al dat eruptieve water zich te bewegen. Nog vreemdsoortiger is het, dat sommige dier kokend heete bassins vlak aan de Fire Hole RiverGa naar voetnoot1 liggen, de koude | |
[pagina 187]
| |
beek die het uitgebraakte water afvoert; zoodat het niet overdreven is, dat als men hier stond te visschen, op dezelfde plaats, zonder een voet te verzetten, de gevangen visch aan den hengel zou kunnen gekookt worden. Het gedeelte van het park, waarin de geysirs liggen, bestaat uit een heuvelachtig terrein, waarop tusschen kleine sparreboschjes en te midden van kale, witte, zonnige plekken van vulcanisch trachyt, de kraters gelegen zijn. Dat die grauwe steenharde plateau's niet hoog boven den oorspronkelijken bodem liggen, blijkt wel uit sommige plaatsen, waar geheele bosschen van doode boomen er met den voet in opgesloten zijn en nu er bovenuit steken als beelden van dood en verwoesting. De kraters zelve zijn soms zeer zonderling gevormd, verheffen zich een eind boven de omgeving en hebben aardige karakteristieke namen als Castle, Beehive, Grotto, Punch Bowl. De meeste geysirs echter ontspringen gewoon uit een vlakke waterkom, wier wanden veelal prachtig als door sponzen en koralen zijn opgebouwd en soms niet minder schoone kleuren vertoonen dan de grot van Capri. Het water is kleur- en reukeloos, maar met een zwak alcalischen smaak. Het is alsof er zeep in was opgelost, en linnengoed, dat in de kraters geworpen wordt, komt er schoon en netjes gewasschen uit, waarom dan ook een der bronnen den naam Laundress- of Chinaman Geysir gekregen heeft. Zeer merkwaardig is het, dat vele geysirs gevoelig zijn voor zeep en dadelijk gaan uitbarsten als die stof er in geworpen wordt; vroeger werd dit middel dikwijls toegepast om een eruptie te voorschijn te roepen, maar sedert is dat streng verboden. Niet alle geysirs evenwel spuiten helder water op, een enkele heeft in zijn krater een meer troebele stof. Zoo bijv. de Mud Geysir, die een wonderlijk schouwspel | |
[pagina 188]
| |
te zien geeft. Het is alsof een groote baggermolen aan het werk was zonder veel op te schieten, of - wil men een minder prozaïsche vergelijking - alsof een onderaardsche reus voortdurend slib aan het uitbraken was, dat telkens weer in zijn muil terugvloeit. De uitbarstingen hebben hier bij vele geysirs, evenals bij den grooten geysir op Ysland, op onregelmatige tijden plaats, maar ook vele hebben haar vaste, hoewel onderling zeer uiteenloopende intermezzo's. Wanneer men dus slechts één of twee dagen hier in den omtrek doorbrengt, kan men het zeer gelukkig of zeer ongelukkig treffen. De gewone intervallen tusschen de erupties loopen van 4-30 uren en de duur der uitbarsting van 2-30 minuten. Bizonder dikwijls springt de Old Faithful met slechts 65 minuten tusschenpooze; daaraan dankt zij dan ook haar eervollen naam. Daarentegen werkt bijv. de Giantess slechts om de veertien dagen, maar dan ook twaalf uur achtereen. De hoogte, waartoe het water door de geysirs wordt opgespoten, wisselt tusschen 30 en 250 voet. De hoogste straal is wel die van de Excelsior, de grootste geysir der aarde, wier vlak bassin niet minder dan ½ H.A. groot is, waarom zij ook aanvankelijk niet voor den krater van een nog werkzame geysir gehouden werd, hetgeen eerst later bleek. Terwijl de groote geysir van IJsland, die volgens Burton een kracht van 700 paardekrachten vermag te ontwikkelen, slechts 20-30 M. hoog spuit, bereikte de stoomzuil, die in 1888 na een rust van zes jaren uit de Excelsior opsteeg, een hoogte van duizend voet. Hoe zijn nu die geweldige erupties natuurkundig te verklaren? Wij kunnen de geysirs definieeren als ‘intermitteerende warme bronnen met periodieke uitbarstingen.’ In onderaardsche holen kunnen zich dampen ophoopen, | |
[pagina 189]
| |
die ten slotte zich een uitweg zoeken en de op haar rustende waterkolom, die ze van de buitenlucht afsluit, voor zich uitdrijft en naar buiten stuwt. De temperatuur neemt in de geysirbuis naar de diepte toe; zoo vond op IJsland Bunsen op een diepte van 14 M. een warmtegraad van 122° C. en evenzoo vond men hier in de Giantess op 18 M. 121o. Maar daar ook het kookpunt in die richting door den steeds vermeerderenden bovendruk voortdurend toeneemt, zoo zal in den beginne, zooals Bunsen aantoonde, op alle punten van de buis de temperatuur beneden het kookpunt daar ter plaatse zijn. Komt nu evenwel het water, zijn temperatuur behoudende, in hoogere gedeelten van de buis, dan zal het daar, waar door den minderen druk het kookpunt lager is, gedeeltelijk in damp overgaan. Op het oogenblik der uitbarsting is de temperatuur van het water, die wisselt tusschen 80 en 95o, het kookpunt genaderd en korten tijd na afloop zal zij sterk gedaald zijn en, na die afkoeling zwaarder geworden, weer naar beneden zinken. Het eruptiewater is merkwaardig weinig verhit; na de uitbarsting daalde het tot 77o, gemiddeld bedraagt zijn temperatuur 85o en slechts zelden bereikt deze het kookpunt, dat anders hier in het Yellowstone Park aan de oppervlakte van het geysirbassin bij de aanmerkelijke hoogte van 2200 M. boven het zeevlak gedaald is tot 92.7° C. De voor de erupties benoodigde warmte wordt geleverd door vulkanisch heete gesteenten op belangrijke diepte onder de oppervlakte. Maar vanwaar het water? Evenals op IJsland komen in het Yellowstone Park alle geysirs voor in de onmiddellijke nabijheid van water, hetzij dan van een rivier of van een meer en hieruit heeft Forbes afgeleid, dat het geysirwater niet geleverd wordt door onderaardsche bronnen, maar door naar | |
[pagina 190]
| |
beneden door den bodem siepelend meteorisch water. Ook alle vulkanen worden gevonden in de nabijheid van groote watermassa's en de verbazende hoeveelheden waterdamp, die zij uitstooten zijn hoogst waarschijnlijk afkomstig van het nabijzijnde zeewater. De geysirs zijn te beschouwen als uitingen van een vulkanische werking, die op weg is geheel uit te dooven. Op IJsland vinden wij nog naast de geysirs verscheidene werkzame vulkanen en de Hekla heeft gedurende de laatste zeven eeuwen nog twintig uitbarstingen vertoond. Evenzoo vinden wij in noordelijk Californië in den Mount Shasta (4403 M.) een enormen uitgebranden vulkaan met duidelijken kegelvorm, en ook Alaska en Nieuw-Zeeland vertoonen een vulkanischen aanleg. Zoo beschouwt dan ook Hayden het geheele geysirbassin van het Yellowstone Park als behoorende tot éénzelfden reusachtigen uitgedoofden krater. |
|