Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liggen de grootste steden, waaronder Montreal de kroon spant. Deze stad is voor Canada, wat New-York voor de Vereenigde Staten is, en wilde men meer dergelijke parallellen trekken, dan zou men gevoegelijk Toronto bij Boston, Ottawa bij Washington en Winnipeg bij Chicago kunnen vergelijkenGa naar voetnoot1. De politieke hoofdstad is Ottawa, dat juist op de grens ligt van de Fransch en Engelsch sprekende bevolking en juist dáárom in 1858 tot residentie verheven werd, nadat eerst achtereenvolgens Kingston, Montreal, Quebec en Toronto de zetel van het gouvernement geweest waren. Zooals men weet, werd Canada bij den vrede van Parijs op 10 Febr. 1763 door Frankrijk aan Engeland na een langdurigen oorlog afgestaan. Tegenwoordig zijn de Britsche bezittingen in N. Amerika verdeeld in de volgende provinciën van O. naar W.:
Misschien zal men in deze lijst New-Foundland missen; maar dit groote eiland, hoewel vlak bij Canada | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelegen, behoort er toch niet toe maar is een afzonderlijke kroonbezitting, waaronder ook Labrador begrepen is. Canada ligt aanmerkelijk dichter bij de Engelsche havens dan New-York; zoo bedraagt de afstand Quebec-Liverpool 2645 zeemijlen tegen New York-Liverpool 3095. Behalve van Quebec over de breede S. Lawrence River is Montreal ook te bereiken van Halifax met de Intercolonial Railway (850 E.M.) Moeielijker was het tot voor korten tijd om over Engelsch grondgebied tot het Westen door te dringen. In 1870 had generaal Wolseley 95 dagen noodig om met een klein leger van Toronto naar Winnipeg te komen, een afstand dien men, nu de spoorweg voleindigd is, in nog geen twee etmalen aflegt. De behoefte aan een snellere verbinding deed zich dan ook sterk gevoelen en reeds in 1867 werd om militaire en politieke beweegredenen op een conferentie der Britsch-Amerikaansche provincien het bouwen van een Pacific-spoorweg besloten. Maar eerst in 1875 werd het werk begonnen en in de eerste jaren had het niet veel voortgang, Tot algemeene bevrediging werd dan ook in 1880 de bouw verder aan een private maatschappij overgelaten. Nu traden de handelsvoordeelen op den voorgrond en reeds een jaar later had zich de Canadian Pacific Railway Company gevormd. Zij verbond zich tegenover de regeering het werk binnen tien jaar tijds te voleindigen, maar kreeg van den anderen kant ook een subsidie van 25 millioen $ en 25 millioen acres land. Met ontzettenden spoed werd nu zóó hard gewerkt, dat in de groote vlakte bewesten Winnipeg dagelijks gemiddeld meer dan drie Eng. mijlen gelegd werden en reeds den 7en Nov. 1885 bij Craigellachie de laatste rail kon worden ingevoegd. Zoodoende was de Company, nog geen vijf jaren oud, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan het einde van dat jaar (met inbegrip van de zijlijnen) reeds in het bezit van 4315 E.M. spoor. Dat de lijn, die 140 millioen $ gekost had, wel levensvatbaar was bleek uit de inkomsten, die het laatste jaar (1890) 16½ millioen $ bedroegen met een voordeelig saldo van 6¼ millioen. De hoofdlijn van 2906 E.M. lengte ligt geheel op Britsch grondgebied en loopt door te voren nog zoo goed als onbekende streken, die dunkt mij een groote toekomst voor zich hebben. In verband met den bodem leveren de verschillende gedeelten zeer verschillende produkten. Het schijnt mij toe, dat men voornamelijk vijf gebieden kan onderscheiden en wel, van het oosten naar het westen gaande, achtereenvolgens: Centraal-Canada als regeerings- en handelscentrum. Ontario, de streek boven de groote zoetwatermeeren met veel timmerhout. Manitoba, een streek met veel rivieren en kleine meeren en met een groote hoeveelheid bouwland, waar een aantal graanboeren zich gevestigd hebben. Assiniboia en Alberta, prairie-vlakten met veel vee en 'wild (watervogels, prairiehoenders en antilopen), een echt land voor sportsmen. Columbia, de bergstreken met kolen- en metaalmijnen en veel visch, voornamelijk zalm, die in groote hoeveelheid, versch in ijs of geconserveerd in bussen, naar het oosten verzonden wordt.
Bezien wij nu, om haar hoog belang in de toekomst, de drie laatstgenoemde provinciën, die nog minder bekend zijn, eenigszins nader. Beginnen wij daartoe in omgekeerde volgorde met Britsch Columbia. Door de nabijheid van den Oceaan, gevoegd bij de oostelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begrenzing door den hoogen bergkam der Rocky Mountains, heerscht hier een rijkelijke regenval en is het klimaat er zeer gelijkmatig. Op Vancouver Eiland bijv. daalt de thermometer nooit beneden het vriespunt en stijgt de kwik ook nooit boven 84o F. Het land is zeer rijk aan uitgestrekte wouden en levert daardoor zeer veel goed timmerhout, vooral dat van den Douglas-den (Abies Douglasii), wiens bizondere waarde hierin ligt, dat het niet krimpt en dadelijk versch gebruikt kan worden, waarom het ook zeer gezocht is voor spoorwegbouw. Verdere industrie bestaat in de ontginning van steenkool, ijzer en goud en ook de handel in bontwerk is niet onaanzienijk. Een voorname bron van bestaan verschaft ook de enorme rijkdom aan visch, in de eerste plaats die aan zalm waarvan, niettegenstaande zij reeds het hoofdvoedsel der bevolking uitmaakt, alleen in 1885 twee millioen stuks d.i. meer dan zeven millioen lbs. (3 millioen K.G.) voor een exportbedrag van ± 900.000 $ in bussen verzonden werd. Daarnaast vindt men de Oolachan, een kleine visch die zóó rijk aan olie is, dat de Indianen ze in gedroogden toestand als vetkaarsen branden. Verder haringen, heilbot, kabeljouw, steur enz. Met de vangst dier visschen zijn voornamelijk Indianen bezig, die daartoe dikwijls nog van zeer primitieve instrumenten gebruik maken. Aan de oostelijke helling van het Rotsgebergte strekt zich een enorme uitgestrektheid grasland uit, waarin Calgary de voornaamste plaats is. Een goede cowboy kan hier 10 $ per maand verdienen en daarvan een goeden duit oversparen, vooral daar hij mijlen ver niet in de gelegenheid is zijn geld aan sterken drank uit te geven. Ware dit laatste niet zoo, dan zouden Calgary en andere plaatsen aan de spoorlijn, in plaats van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zooals nu rustige en ordelijke stadjes te zijn, allicht bestaan uit een rumoerige bevolking van ruziemakers die, evenals in de jonge steden van het westen der U.S. met haar vele saloons, meermalen tooneelen van gevaarlijke dronkenschap zouden opleveren. Hier evenwel is zoo iets onmogelijk, want bijna nergens op aarde heerscht een zoo groote beweging tot afschaffing en onthouding van sterken drank (temperance movement) als juist in Canada, met het gelukkige gevolg, dat daar tienmaal minder per hoofd verbruikt wordt dan in Engeland. Een eind verder in deze groote vlakte ligt Regina. Hier is het hoofdkwartier gevestigd van de Noordwestelijke bereden politie. Deze werd opgericht ter bescherming tegen de roofzuchtige Indianen, is ongeveer duizend man sterk en staat als voortreffelijk aangeschreven. Nog weinige jaren geleden dempten zij den opstand van Louis Riel, een Franschen halfbloed, die reeds in 1870 de bastaard-populatie in hare revolutionaire woelingen geleid had en later gevangen genomen, op 6 Nov. 1885 in Regina het schavot besteegGa naar voetnoot1.
Iets langer moeten wij stilstaan bij Manitoba. De winter begint hier in October en duurt vijf maanden. Ofschoon dan de koude zeer streng is, zoo is toch door de zuiverheid en de droogte van de lucht de lage temperatuur zeer goed te verdragen en het klimaat gezond. Het werksaizoen loopt van Maart tot September. De landerijen hebben hier een enorme uitgestrektheid, zóó dat op sommige de ploegvoren een uur lang zijn. Een voorbeeld van zulk een reuzenboerderij is de Bell-Farm, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die niet minder beroemd is dan de bekende Dalrymplefarm bij Fargo. Terwijl de laatste reeds 55.000 acres beslaat, wordt zij nog overtroffen door de eerste, die het tot 64.000 acres, d.i. ± 100 E.M.2 brengt en daarmede de grootste in de wereld is. Indien de ploegvoren hier in één gesloten lijn aaneengelegd werden, zou deze bijna zes malen de aarde kunnen omspannen. Die enorme lap bouwgrond behoort aan een maatschappij, maar het plan bestaat om haar na cultivatie in 250 afzonderlijke boerderijen te verdeelen en te verkoopen. Het is begrijpelijk, dat bij zulke afmetingen de grond hier zooveel mogelijk met gebruikmaking van de nieuwste uitvindingen bewerkt wordt. Algemeen zijn bijv. zelfbinders in gebruik, die het gemaaide graan tevens tot schoven samenbinden en evenzoo wordt overal het gedorschte koren in torenhooge elevators of graanpakhuizen tot later verdere verzending opgehoopt. De oogsten zijn zwaar en van een goede qualiteit; de acre brengt gewoonlijk 30 à 40 bushels (800-1100 K.G.) op ter waarde van ± 30 $. Boerenarbeiders kunnen hier behalve goede kost en inwoning jaarlijks 50-60 $ verdienen, waarvan zij 20-35 $ kunnen overleggen en binnen eenige jaren eigen land aankoopen. De koopcondities zijn zoodanig, dat men desverkiezende slechts 1/10 van de geheele som te betalen heeft en dan de rest verdeeld over de volgende 9 jaren met 6 pct. interest per jaar van de voorgeschoten som. De streek leent zich dus uitstekend voor landverhuizers, maar een vereischte is, dat deze van huis uit landbouwers zijn en geen mislukte handelslui of kantoorklerken. Het is veel beter hier te komen zonder eenig kapitaal, maar met een goede kennis van het vak, dan met kapitaal, maar zonder iets van landbouw te verstaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en daarmee nog van voren af aan te moeten beginnen. Tot nu toe heb ik mij altijd stelselmatig onthouden van alle finantieel-oeconomische beschouwingen. Ik wil dat ook hier doen, maar toch bij uitzondering even wijzen op de tevredenheid en de gunstige oordeelvellingen van de farmers, die zich in Manitoba gevestigd hebben en meest Schotten, Zweden en Canadeezen uit Ontario zijn. Laten wij enkelen hunner een oogenblik zelf aan het woord. ‘Dit is het gezondste klimaat in de de wereld en ik beschouw de toekomst van dit land als een zeker succes. Menschen, die werken willen, hebben een uitstekende kans op voorspoed in Manitoba’, zoo oordeelt de een, en een ander schrijft: ‘Ik ben volkomen tevreden gesteld door dit land. Ik zou voor farming geen beter kunnen wenschen en wilde alleen maar, dat honderden boeren in Europa dit eens wisten’. Voeg hierbij het getuigenis van een autoriteit als Mr. Sandison, een Schot, sinds 1883 hier gevestigd en nu een der grootste en rijkste boeren. Hij zegt in een brief van 13 October 1890 o.a. het volgende: ‘Er is geen enkele reden, waarom een vlijtig jongmensch met eenige practische kennis van farming hier niet zou slagen. Een goede werker kan hier in weinig jaren reeds goede uitkomsten verwachten en behoeft niet bang te zijn voor de toekomst, als hij zijn beroep verstaat en bereid is met het noodige verstand te werk te gaan en de handen uit de mouw te steken. Niemand behoeft te aarzelen om naar Manitoba te verhuizen, die bekwaam is en bereid om te werken.’ Hooren wij ten slotte, hoe een geheel ander man, de de heer M.S. Caine, lid van het Engelsche Parlement, die in 1887 deze streken bezocht, zich uitlaat: ‘Indien het Britsche Gouvernement, in plaats van geld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te steken in de twijfelachtige staatkunde van Iersche landaankoop, twintig millioen wilde besteden om langzamerhand 200.000 families van Iersche pachtboeren uit de overbevolkte distrikten naar Manitoba over te brengen, dan zou het geen moeilijkheid opleveren om het geld in kleine termijnen terug te krijgen van de welvarende landbouwers, die zij op die manier in het leven zou roepen... Ik verbaas mij, waarom een rijk land als Engeland de ellende verdraagt van de overkropte Iersche gewesten, nu enkele millioenen hun hongerende bevolking zou overplanten te midden van overvloed en tevredenheid met de zekerheid van terugbetaling van iedere uitgegeven stuiver.’ Hoe groot wel de hulpbronnen van Manitoba zijn blijkt het best uit de hoofdstad Winnipeg. Zij ligt aan den mond van de Assiniboine in de Red-River, juist halfweg tusschen de beide oceanen. Twintig jaar geleden was hier nog niets anders te vinden dan een kleine grenspost Fort Garry, eene factory der Hudson-Bay Company met 200 inwoners. En nu verrijst daar als een belangrijk spoorwegcentrum een groote moderne stad van 30.000 zielen.
Keeren wij terug tot de Canadian Pacific zelve. Niettegenstaande zij van de vijf verschillende interoceaansporen het laatst gebouwd werd, is zij reeds zeer populair en een zware concurrent van de Amerikaansche lijnen. De maatschappij doet dan ook al haar best; zij geeft uitstekende wagens en gelegenheid tot goed eten, de beambten zijn zeer voorkomend en de prijzen niet hooger dan op de andere Pacifics. Door haar stoombooten op de groote meeren en door een aantal zijlijnen tot aan de Amerikaansche grenzen zijn de aansluitingen met andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sporen voortreffelijk, en daar zij de eenige maatschappij is, die zonder hulp van andere geheel Noord-Amerika van het oosten naar het westen doorsnijdt, heeft zij ook de verst in één stuk doorloopende wagens, namelijk van Montreal tot Vancouver zegge 6 dagen en 6 nachten. Van dit laatste eindstation aan de Stille Zuidzee laat verder de Company sedert kort een eigen stoomvaartlijn op Azië loopen, waarvoor het Engelsche gouvernement haar een jaarlijksche subsidie van 45.000 £ en het gouvernement van Canada eene van 15.000 £ heeft toegezegd. Zij heeft daarvoor drie prachtige stoomschepen van 6000 tonnen, die weer concurreeren met de beide Amerikaansche lijnen, die van San Francisco uitgaan, en zoodoende stelt zij op het oogenblik de kortste verbinding tusschen Europa en Japan daar. Voor den Engelschman is daarmede het maken van een toertje om de wereld zeer vergemakkelijkt; men kan daarvoor nu in eens een ticket voor ± 675 $ koopen in Londen of Liverpool. De Canadian Pacific laat in hare treinen een aantal verschillend soort wagens loopen en is daardoor bizonder geschikt voor colonisten, die zich in deze buurten komen vestigen. Behalve de gewone, maar hier bizonder keurige Pullman Sleepers vindt men ook tourist-sleepers, die wel veel eenvoudiger zijn ingericht, maar toch tegen één Dollar per nacht een zeer goed bed geven; in een dezer zag ik ook een keuken met aangemaakt fornuis, waarop de reizende families konden klaarmaken, wat zij wilden. Daarenboven kan men in free-colonist-cars op uitschuifbare banken den nacht doorbrengen; dit is kosteloos, maar men wordt dan ook verondersteld zelf zijn dekens mee te brengen. Op de schoonste gedeelten wordt verder een observation-car aangehaakt, waarin ieder zonder extra-betaling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegang heeft. Men treft er dan ook evenals in de gewone wagens een aardige combinatie van verschillende beroepen en standen aan, hetgeen des te aantrekkelijker is, omdat het publiek in deze streken een beschaafd en goed slag volk is. Natuurlijk ontbreken daaronder niet eenige vertegenwoordigers van de dienaren der High Church, ‘weltmen’ van top tot teen, die reizen onder de hoogste comfort als hun voornaamste werkzaamheid schijnen te beschouwen en in dank daarvoor nu en dan in een der beste en grootste hotels een kort preekje houden of eenige gebeden voorlezen. Eten doet men gewoonlijk aan vaste stations à 75 cents per maal. Men merkt dan aan alles, niet meer in de U.S. te zijn, want er wordt niet gejacht, een half uur gegund om op zijn gemak te kunnen eten en voor het vertrek van den trein door afroepen gewaarschuwd. Soms ook wordt er bij gebrek aan een goed eetstation tijdelijk een dining-car aangehaakt, die keurig netjes is ingericht en waarin ons tegen denzelfden prijs een volledig maal wordt voortgezet.
Ik wil hier niet al de uitzichten beschrijven, die men langs de geheele lijn te zien krijgt, - een afstand zóó groot, dat driemaal de tijd een uur verzet moet worden.Ga naar voetnoot1 Ik wil mij beperken tot het schoonste, meest westelijke gedeelte, dat in pracht zelfs niet voor de Denver and Rio Grande R.R. in Colorado behoeft onder te doen. In de aan alle zijden open observation-car, waar men het uitzicht ongestoord genieten kan, wordt het publiek voortdurend geboeid door heerlijke tafereelen en gaarne heeft het daarvoor over, zich aan rook, roet en stof bloot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te stellen. Ik voor mij ken geen schooner spoorbaan ter wereld en zal daarom ook niet vruchteloos trachten er een goede beschrijving van te geven. Slechts enkele vluchtige, onderweg gemaakte aanteekeningen vinden hier eene plaats. Gelijk gezegd, begint de lijn aan de westkust in Vancouver. Het volgend jaar (1892) zal de spoor, die deze stad met Tacoma verbindt, gereed komen, maar vooralsnog gaat men er heen per steamer over Victoria door de Puget Sound. De vele booten, die door de groote baai varen, zijn ruim, goed ingericht en van een uitstekende tafel voorzien. De kusten, waarlangs zij stoomen, doen denken aan een Zweedsch landschap; zij zijn niet grootsch maar bizonder liefelijk en schilderachtig, vooral de jeugdige welvarende steden, die met haar houten huizen en omgeven door groene bosschen zich aan de boorden van den vlakken waterspiegel tegen de heuvels uitbreiden. Victoria, de hoofdstad van Columbia, ligt prachtig op de zuidpunt van het groote Vancouver Eiland. De heerlijke invaart in de ruime haven geeft bij de kalme zee een beeld van vrede en rust, herinnerende aan de Noorsche fjorden. Als men door de stad wandelt, is het aardig, hoewel haar totaal aspect nog echt Amerikaansch is, toch aan allerlei kleinigheden te kunnen opmerken in een Engelsche stad te zijn aangeland. Men ziet het aan den aard der winkels, den bouwtrant der huizen, de kleeding der heeren en dames, de voorkomendheid der inwoners. Vancouver bereikt men den volgenden morgen. Het heeft zich reeds tot een belangrijke stad ontwikkeld, vooral na den grooten brand van 1886, die alle huizen in de asch legde en haar het lot liet deelen, dat alle groote steden in dezen hoek van Amerika schijnt te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten treffen. Tacoma, Seattle, Spokane, alle werden in de laatste tien jaren bijna geheel door brand vernield, maar om alle met verjongde kracht uit hare puinhoopen te herrijzen. Het eerste gedeelte van den spoorweg voert langs de Fraser River. In den beginne is deze een vreedzame stroom met vlakke oevers, maar na een halven dag sporens brengt de trein ons mijlen ver door de grandiose Fraser Canyon, waar de rivier zich eenige honderden voeten beneden ons, tusschen steile rotswanden slingert. Een aantal uren later wacht ons een geheel andere scenery. Wij sporen dicht langs een aantal donkergroene meren, niet ongelijk aan die in Schotland. Maar ook deze pracht moet voor een andere plaats maken. Wij komen aan een streek vol woeste, onafzienbare oerwouden, waar alles ruw dooreenligt en hier en daar enkele Indianenhutten zich vertoonen. Een menigte stammen en stronken zijn door de bergstroomen meegevoerd, en het is een wildromantisch gezicht ze in de meren half verweerd te zien dooreengeworpen. Op vele plaatsen staat het bosch in brand en staan een aantal half verkoolde stammen rookende te smeulen. Een enkele maal is het wel voorgekomen dat de rails, door de hitte uitgezet en krom getrokken, de trein deden derailleeren en tusschen het brandend hout terecht komen. Bij Revelstoke passeeren wij de Columbia River, die bijna twaalf uur later ten tweeden male onzen weg zal snijden. Die machtige stroom beschrijft namelijk naar het noorden toe een groote bocht, die door het spoortraject wordt afgesneden. Dit gedeelte behoort tot de schoonste einden. Nadat wij door de Albert Canyon gekomen zijn, waar de trein vijf minuten midden op den weg stopt om de passagiers gelegenheid te geven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op een uitspringend rotspunt een blik te werpen in de diepte, snijden wij midden door het gebergte der Selkirks. Om den bovenloop der Illecellewaet River op te klimmen beschrijft de baan een enorme lus (loop) en daarna stoomen wij hoog boven de Bear Creek en andere valleien door een aantal snow-sheds en over een menigte viaducten. De viaduct in de Beaver Canyon, soortgelijk als die bij Amsteg aan de Gotthardbahn en evenals deze geschraagd door rechtopgaande zuilen, is 450 voet lang en 300 voet hoog en daarmede de hoogste spoorbrug, die ooit van hout gebouwd werd. Zoo zijn wij langzamerhand te midden van besneeuwde rotsen aangeland en bereiken voorloopig ons hoogste punt in Rogers Pass (4.275 voet), die zoo genoemd werd naar Maj. A.B. Rogers, die haar in 1883 ontdekte. Ten tweede male dalen wij af in het dal van de Columbia, die wij overbruggen bij Donald, waar de klok een uur vooruitgezet wordt. Wederom is dan de trein genoodzaakt aan de andere zijde door de Wapta Canyon naar boven te klimmen en nu nog hooger dan te voren. Bij station Stephen bereikt de lijn haar summit op 5296 voet (1615 M.) hoogte in de Kickinghorse Pass. Die zonderlinge naam (to kick = achteruitslaan, trappen) is waarschijnlijk toevallig ontleend aan het weerspannig gedrag van het paard van een der landmeters, die het terrein voor den spoorbouw kwam opnemen. Beter gekozen is de naam van den meer dan 12000 voet hoogen Mount Stephen, aan wiens voet de pas ligt en die genoemd werd naar den president der Canadian Pacific. Eenige uren later komen wij aan in Banff, waar de maatschappij een groot hotel heeft laten zetten. Van uit het hooggelegen gebouw heeft men een schoon gezicht op het dal van de Bow River, die naar het oosten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe uitloopt in de Saskatchewan en met deze door het Winnipeg Meer hare wateren in de Hudson Baai uitstort. De omtrek van Banff is rijk aan geneeskrachtige heete zwavelbronnen en zal daardoor mettertijd waarschijnlijk een bezochte badplaats worden voor lijders aan rheumatiek en andere kwalen. Te meer, nu door het gouvernement in navolging van het Yellowstone Park een groot terrein van 100.000 acres als National Park is afgezonderd. Hier evenwel is de jacht met vuurwapenen nog niet verboden, zoodat jagers nog naar hartelust wilde katten, puma's, beren, herten en bergschapen kunnen schieten. Toch is er reeds sprake van, de in het wild levende ongevaarlijke dieren tegen jacht te beschermen en ook het visschen, waarop de Engelschman zoo verzot is, te beperken. Veel meer nog beviel mij het eenvoudiger, maar veel gezelliger Glacier House, dat een halven dag sporens meer naar het westen aan de spoorbaan gelegen is. Het ligt aan den voet van den Mount Sir Donald (11.000 voet), zoo geheeten naar een der spoorwegdirekteuren Sir Donald Smith. De top is nog niet beklommen en het heet, dat er een prijs van 1000 $ benevens een vrijkaart op de Canadian Pacific is uitgeloofd voor de eerste bestijging. Dit komt mij evenwel vrij onwaarschijnlijk voor, want de beklimming scheen mij in 't geheel niet zoo buitengewoon bezwaarlijk en had ik mijn alpenuitrusting bij mij gehad, dan zou ik gaarne eens mijn krachten er aan beproefd hebben. Ieder, die in deze afgelegen streek der aarde mocht komen, kan ik niet genoeg op het hart binden, hier toch in 's hemelsnaam niet door te jachten, maar een dag in Glacier House te stoppen. Men zou zoo oogenschijnlijk meenen, dat de groote Illecellewaet Glet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scher, die van den Mt. Donald nederdaalt, reeds genoeg van de spoorlijn af te bewonderen valt, maar men vergist zich dan schromelijk. De gletscher kan gerust de vergelijking doorstaan met de schoonste in Zwitserland en wanneer wij hem naderen, doet hij zich weer geheel anders voor dan uit de verte bezien. Het is als met alle werkelijk grootsche natuurtafreelen: zij kunnen niet met één enkelen blik omvat worden; daartoe achten zij zich te hoog. Zij willen even goed als een kunstwerk bestudeerd zijn om eerst langzamerhand hunne veelzijdige schoonheden ten toon te spreiden, en wij moeten den tijd nemen om het verhevene tot ons te laten doordringen en onzen geest eerst aan te passen aan de ongewone dimensies, die ons omgeven. Maar dan ook ontdekken wij telkens nieuwe schoonheden, die in den beginne nog aan onzen blik ontsnapten. De wandeling naar den voet van den gletscher door een veld van ruw dooreengeworpen rotsblokken, langs stukgeslagen bruggen en neergevelde reuzenstammen, die niet bestand bleken tegen den woest aanstormenden, alles in zijn vaart meesleependen bergstroom - zij is niet de eenige, die van uit het Glacier House te maken valt en het uitstappen aan dit station waard is. Op een stillen Septembermorgen steeg ik op tot Marion Lake, dat hoog in de bergen tusschen het woud verscholen ligt. Het steile voetpad bleek nog weinig betreden, want een aantal spinnewebben spanden zich over den weg uit en en een groot prairiehoen, dat ik tegenkwam, was zoo mak dat ik het bijna grijpen kon. Het pad slingerde zich door een echt oerwoud, nu eens over vergruisd en verbrokkeld gesteente, dan weer over een tapijt van mos, vermolmd hout en boomschors tusschen de machtige, met lichtgroen harig mos behangen pijnboomen. Eindelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen wij boven. Het is doodstil; geen vogel doet zich hooren, geen visch plast in het water, slechts enkele waternymfen gonzen aan den oever. De slanke, doorzichtige, roerlooze pijnboomen weerspiegelen zich in het fijn rimpelende, donkergroene nat, waarin takken en boomstammen op den ondiepen bodem liggen te vermolmen. Boven het woud verheffen zich de met sneeuw bekranste rotsen, langs wier flanken gletschers neerhangen, en aan de eene zijde van het meertje heeft een groote bergstorting van steenblokken zich tot aan het watervlak baan gebroken en de boomen op haar weg in dien val meegesleurd. Het is een tafereel om nimmer te vergeten, en diep getroffen keeren wij huiswaarts, vervuld van het machtig genot, dat de Canadian Pacific ons verschafte. |
|