Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 125]
| |
X.
| |
[pagina 126]
| |
terwijl zij hier door haar meerdere hoogte, haar alleenstaande huizen of nog ledige kruinen scherp uitkomen. Daarenboven strekt zich aan den voet een prachtige baai uit met schepen van alle nationaliteiten en met de bergen van San Raphael aan de overzijde tot achtergrond. Jammer, dat men dat gezamenlijke uitzicht zoo zelden te genieten krijgt, want hoewel hier maandenlang zoo goed als geen regen valt, is toch de stad door de nabijheid der zee en de heerschende westewinden bijna elken dag, vooral 's avonds, in een nevel gehuld, die baai en horizon aan het gezicht onttrekt. Evenals in New-York is het klimaat hier zeer veranderlijk van temperatuur. Hoe smoorheet het overdag ook moge geweest zijn, des nachts kan men altijd een wollen deken velen, en het ware geen teergevoelige overdaad ook gedurende de zomermaanden 's avonds steeds warm gekleed te gaan, want dan waait altijd een felle koude wind. De bergachtige bodem maakt paardentrams onmogelijk, en daar toch bij de groote uitgestrektheid der stad snelle vervoermiddelen noodzakelijk zijn, vindt men in geen andere stad ter wereld een zoo uitgebreide toepassing van cable-cars, die met onverminderde snelheid de heuvels opklimmen, hoe steil de helling ook zij. Bij dit stelsel loopt in het midden tusschen beide rails een smalle diepe groeve, waarin voor het oog onzichtbaar een kabel van staaldraad over een aantal rollen door een stoommachine voortdurend in snelle beweging gehouden wordt. Die kabel wordt gegrepen of losgelaten door een stang aan den voorsten der beide tramwagens, al naarmate de daarmee belaste gripman deze hanteert. Tegen een mogelijk terugrijden der wagens op het hellend vlak in geval van een plotseling mankement in de machinerie is door verschillende reminrichtingen zorg gedragen. De cable-cars | |
[pagina 127]
| |
rijden met een snelheid van acht Eng. mijlen in het uur, d.i. ongeveer 2½ maal die van een mensch en de voetgangers op straat, die telkens de rails passeeren moeten, mogen dus wel goed uitkijken; telkens leest men nog in de dagbladen van ongelukken, die onophoudelijk tot processen van schadevergoeding aanleiding geven. De namen der straten in San Francisco herinneren nog telkens aan den Spaanschen oorsprong der stad, evenals die der omliggende naburige steden als San Rafael, Sansolito, San José, St. Helena enz. Alle straten zijn weer als gewoonlijk in rechthoeken aangelegd behalve de lange Market Street, die als de Broadway in New-York de stad over hare geheele lengte in schuine richting doorsnijdt. De huizen zijn nog bijna alle van hout door de goedkoopte van dit materiaal en met het oog op de menigvuldige hoewel zwakke aardbevingen. Het brandgevaar, dat hierdoor ontstaat, wordt door een voortreffelijk brandweerstelsel zooveel mogelijk te keer gaan. Daar hout de bouwstof leverde, zijn de huizen in allerlei verschillende kleuren geverfd: bruin, roodbruin, grijs, groen en ook zeer dikwijls wit, en kon men aan de huizen een groote verscheidenheid van vormen geven, waardoor een aantal villa's aardige geveltjes vertoonen, die alleen soms wat overladen zijn met in- en uitspringende versieringen. Vooruitstekende vensterramen en een hooge breede trap als opgang tot de voordeur zijn zeer algemeen. Een eigenaardig effect maken de buitenwijken van San Francisco. Te midden van nette woningen, electrisch licht en andere kenmerken van vergevorderde beschaving zijn de wegen hier meerendeels nog in zeer primitieven toestand: hobbelig, steenachtig, met mul zand of met gras begroeid, zoodat alleen de breede ruwhouten trottoirs op | |
[pagina 128]
| |
zijde voor dunne stadsschoenen begaanbaar zijn. Daarenboven liggen hier overal tusschen de woonhuizen en winkels nog onbebouwde open stukken land (lots for sale), waar de bodem in nog ongerepten natuurstaat voor den dag komt; maar het zal wel niet vele jaren meer duren of al die tusschenliggende open ruimten zullen ook volgebouwd zijn. Ook verder vertoont San Francisco niettegenstaande haar groote bevolking en al is zij een der belangrijkste wereldsteden, toch eenvoudig het karakter van elke andere stad der Far West. Overal op straat staan groote waterbakken voor de paarden, en palen met ringen voor de huizen om de dieren bij het doen van inkoopen aan vast te binden en de hoeken der vierkante huizenblokken worden alle ingenomen door sigarenwinkels, groceries of - verreweg het meest - door barrooms. Het publiek op straat is bij uitstek cosmopolitisch. Dat hier een aantal Duitschers leven blijkt o.a. reeds uit meerdere Duitsche couranten, die er verschijnen. Maar behalve die zoo goed acclimatiseerende natie, die door geheel Amerika, om niet te zeggen over den geheelen aardbol gevonden wordt, zijn ook een groot aantal Italianen, Spanjaarden en Franschen metterwoon in S. Francisco gevestigd, hetgeen al dadelijk zou zijn af te leiden uit de aanwezigheid van een groot Fransch hospitaal. De dames zijn opmerkelijk door haar slanke gestalte, fleren gang, vurige blikken en donkere gelaatstint. Het is of haar nog warm zuidelijk bloed door de aderen vloeit. In geen andere Amerikaansche stad zag ik zoovele beauties. Een minder aangename verschijning maken de vele niets uitvoerende schavuiten of zoogenaamde ‘hoodlums’, die hier rondloopen en misschien wel afstammelingen zijn van de vroegere goudgravers en gelukzoekers. Zij zijn voor | |
[pagina 129]
| |
het meerendeel fatsoenlijk gekleed en speculeeren in die wolvenvacht op de onervarenheid en goedgeloovigheid hunner slachtoffers, uitzijnde op diefstal, boerenbedrog en meer dergelijke liefelijke praktijken. Geen dag gaat voorbij, of men kan in de couranten kolommen lezen met gevallen van doodslag, bloedige vechtpartijen, inhechtenisnemingen enz. en de gevangenissen komen gewoonlijk plaats te kort. Van alle kanten stroomen dan ook vreemde elementen toe en ook het verkeer van doorgaande reizigers is voortdurend zeer groot. Daarom is San Francisco rijk aan prachtige hotels als Occidental, Baldwin en California Hotel. Maar het grootste van alle is het Palace Hotel, dat naar ik meen nog altijd alle andere op de wereld in grootte overtreft. Het heeft meer dan duizend kamers, meer dan het Grand Hotel in Parijs. Om al de gangen door te wandelen zou men een half uur noodig hebben en in den beginne kon ik moeielijk mijn kamer terugvinden. Er kunnen gemakkelijk 1200 gasten in geherbergd worden; ja zelfs een week voor mijn komst was er, zooals een der beambten mij vertelde, bij gelegenheid van het bezoek van den president, aan 1700 personen een nachtverblijf in verstrekt. Een week later waren er slechts (!) 800 gasten. Het gebouw is acht verdiepingen hoog en gebouwd als een langwerpig vierkant met een centralen hof, die door ± 125 electrische lampen verlicht wordt. Welk een administratie in zulk een reusachtige karavanseraisGa naar voetnoot1, waarin een aantal inwoners blijvend hun tenten opslaan en naar men zegt een 200 piano's in huur zijn. | |
[pagina 130]
| |
Het meest gewone uitstapje in de buurt van San Francisco is dat naar Cliff House met zijn uitzicht op de Seal-Rocks. Een menigte zeeleeuwen van allerlei grootte strekken daarop hun glibberige lichamen uit en laten als uit dankbaarheid voor de bescherming, die zij van staatswege genieten, aanhoudend een luidklinkend vroolijk geblaf als van bassende, aanslaande honden hooren. Eerst zijn de bruine lichamen tegen de donkere rotsen bijna niet te herkennen, totdat men aan de slangachtige bewegingen van hun lange uitstekende halzen merkt, waar zij liggen en het is aardig dan te zien, hoe de op het land zoo plompe en zware dieren zich kronkelend en wringend uit de branding opwerken. Het Cliff House ligt juist op de zuidelijke punt van de Gouden Poort of nauwen ingang van de baai, en de rijweg erheen voert door het daarnaar genoemde Golden Gate Park. Nergens zag ik een zoo prachtig aangelegden stadstuin; een landschapschilder zou hier een uitnemende keuze voor boomstudiën vinden. Een overvloed van de heerlijkste Coniferen - Araucaria's, Cypressen, Ceders - beschaduwen de paden en aan hun weligen groei ziet men het den boomen aan, dat zij zich op dezen bodem thuis gevoelen en niet als kasplanten behoefden te worden gekweekt om slechts op te groeien tot slappe tengere individuen. In ons vaderland weet ik slechts één oord namelijk de te weinig gekende buitenplaats van den heer Schober te Putten op de Veluwe, waar men in staat is zich eenigszins een denkbeeld te vormen van de verscheidenheid der Californische naaldboomen.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 131]
| |
Wij kunnen onmogelijk van San Francisco afscheid nemen, alvorens nog eenigszins uitvoeriger te hebben stilgestaan bij de Chineezen, die zulk een eigenaardig bestanddeel van de bevolking uitmaken en die een vreemdeling uit Europa hier meestal voor het eerst in grooten getale te zien krijgt - gewoonlijk ook voor het laatst, daar hij waarschijnlijk wel nooit in China zelf zal komen. In San Francisco wonen een 30 à 35.000 Chineezen - d.i. meer dan een tiende der populatie - en daaronder zijn een 2000 prostituees, daar de mannen hoogst zelden hun vrouwen mee uit Azië brengen. De wijken, waarin zij wonen, liggen in het centrum der stad en hun voornaamste straten zijn de Washington en de Jackson Street. Hun rol en hun aandeel in het leven der stad zou eenigszins te vergelijken zijn met die der Joden in Amsterdam. Alvorens nu tot een meer algemeene beschouwing over te gaan, willen wij eerst een kijkje nemen in het Chineesche theater, dat zich meer bepaaldelijk aan San Francisco vastknoopt. Het is een oud, bouwvallig gebouw, dat veel gelijkt op een groote schuur. Den avond, dat ik er heenging, was ik de eenige blanke onder al de dicht opeengehoopte toeschouwers, en ik was dan ook blijde mij door betaling van een dubbelen entreeprijs een plaats op het tooneel bezorgd te hebben. De weg daarheen ging evenwel langs zooveel duistere gangetjes en nauwe trapjes, dat ik later een half uur naar den uitgang moest zoeken, daar niemand Engelsch scheen te willen verstaan en ik zelf natuurlijk niet in de geheimen der Chineesche taal ben ingewijd. Toen ik daar zoo op het tooneel zat kon ik meteen een kijkje nemen achter de schermen, waar allerlei maskers, zwaarden enz. verspreid lagen en de spelers zich sans gêne verkleedden. Alles ging heel gemoedelijk; | |
[pagina 132]
| |
een decoratie ontbrak geheel, er was geen scherm en de muzikanten zaten achter de spelers. Natuurlijk zat ik volop te kijk en ik voelde mij als een commissaris van politie, die toezicht houdt. Behalve enkele vrouwen, die in een paar gereserveerde loges zaten, bestond het publiek geheel uit mannen, die voor een goed deel in de gangpaden stonden, hun hoed op het hoofd hielden en er dapper op los rookten, zoodat de atmospheer in de slecht verlichte ruimte verre van verkwikkelijk was. De stukken, die opgevoerd worden, zijn zelden zoo kort dat zij, ofschoon de voorstelling tot diep in den nacht duurt, op één avond ten einde gebracht kunnen worden. Voor een Europeaan hebben zij dan ook door haar grenzenlooze eentonigheid weinig aantrekkelijks. De handeling schiet zeer langzaam op en het spel bestaat voornamelijk uit mimiek. Zooveel ik er uit wijs kon worden was het stuk, dat ik te zien kreeg, de historie van een jongen prins, die tot ergernis zijner ouders verliefd wordt op een burgermeisje. Laatstgenoemde rol werd voorgesteld door een man, die goed gegrimeerd was en in een voortdurende falsetto een meisjesstem nabootste. Vrouwen mogen namelijk niet op het tooneel optreden, welk verbod zijn oorsprong schijnt te danken aan het huwelijk van een Chineesch keizer met een tooneelspeelster; tegenwoordig evenwel schijnt daar niet meer streng de hand aan gehouden te worden. Het meisje en de minnende prins spraken half zingend, begeleid door een schelle muziek, - een eindeloos herhaalde, slepende liefdesmelodie, voortgebracht door krassende zaaginstrumenten, een guitaar, een trom, een bekken en een machine, gemaakt uit kokosnooten. Na een half uur had ik er genoeg van. Het gezicht van de Chineezen maakt op den Europeaan geen aangenamen indruk. Het is geelachtig met weinig | |
[pagina 133]
| |
nuancen van kleur, rond, gezwollen, met holle ingevallen wangen, uitstekende jukbeenderen en kleine, dicht bijeenstaande, schuinspletige oogen. Het heeft een domme, brutale, onverschillige, ijzigkoude uitdrukking en duizendmaal is dan ook het goedmoedig grijnzende, komisch pedante, donkeroogige gelaat van den Neger te verkiezen. Terwijl de laatste zeer cholerisch opvliegend van aard is en beslist en hard spreekt, is de Chinees onverstoorbaar phlegmatisch. De Chineezen zijn klein van gestalte, geen athletische figuren, mager met onzekeren schommelenden gang en slingerende armen. Zij zien er uit als groote kinderen en hebben iets meisjesachtigs. Hun kleeding is lang niet onpraktisch; zij is zeer geschikt voor drukken arbeid en laat de bewegingen volkomen vrij. Een slappe ronde hoed, een donkerblauwe, wijde losse kiel als van een Franschen werkman, waarover de lange tot aan de heupen reikende donkerzwarte haarvlecht neerhangt, en pantoffelachtige schoenen met dikke vilten zolen. De huizen, waarin de Chineezen wonen, zien er verre van netjes en zindelijk uit, zelfs niet hun waschhuizen, die een zekere beroemdheid verworven hebben en waaruit de wasch keurig helder te voorschijn komt. Aan het uiterlijk hunner woningen schijnen zij geringe zorg te besteden; bij vele zijn zelfs alle ruiten gebarsten of gebroken. Men zegt dat inwendig veel ongedierte gezellig als commensalen meeleeft; maar men zal mij hoop ik verontschuldigen, dat ik omtrent dit punt geen eigen proefondervindelijk onderzoek heb ingesteld. Van buiten zijn de muren overdekt met opschriften, waarvan de gecompliceerde letterteekens juist omgekeerd als bij ons in vertikale lijnen, die van rechts naar links op elkander volgen, geschreven of liever geschilderd zijn. | |
[pagina 134]
| |
De Chineezen houden niet veel van brood, maar eten voornamelijk zwijnevleesch, kippen en rijst. Behalve aan thee, zijn zij ook verslaafd aan opium en spel. Het rooken van een opiumpijp is vrij omslachtig; zij is klein en van een bijzondere constructie, zoodat haar toebereiding veel tijd, geduld en handigheid vereischt. De Chinees is er niet van af te brengen; het geeft zorgelooze, zoete droomen, gepaard met een behagelijk, weelderig gevoel en het organisme went er zich spoedig zoo sterk aan, dat het er niet meer buiten kan en de gewoonte een behoefte wordt, die zich niet langs anderen weg laat bevredigen. Het is bekend, hoeveel moeite de zendelingen in onze Oost hebben om een inlandsch opiumschuiver van zijn verderfelijke liefhebberij af te helpen, en hetzelfde zien wij bij de onder beschaafde naties binnengedrongen morphinezucht. Hoezeer de trek tot verdoovende middelen den mensch is ingeboren blijkt uit het feit, dat niettegenstaande het strenge verbod het verbruik van opium zelfs onder een gedeelte der blanke bevolking is voortgewoekerd. De Chineezen zijn taai van gestel en niet zoozeer geschikt voor zwaren als wel voor langdurigen handenarbeid, bizonder voor werk binnenshuis, en het is een lust ze daar aan naaimachine of strijkplank aan het werk te zien. Zij verdienen hun geld in allerlei beroepen als koks, wasschers, dienstboden, sigarenmakers, letterzetters, in hotels, op het veld, in boomgaarden, aan spoorbouw, in bergwerken en goudwasscherijen. Maar hoeveel nut men ook van ze trekt, bij den Amerikaan zijn zij zeer weinig geliefd, veel minder dan de Negers, wier behandeling toont, dat de antipathie niet in een eigenlijke rassenhaat mag gezocht worden. De Chinees toont niet de geringste aanhankelijkheid; hij hecht zich hoegenaamd niet aan de familie, waarbij | |
[pagina 135]
| |
hij jaren dient, of aan de menschen, bij wie hij een ondergeschikte betrekking bekleedt. Hij vormt met zijn rasgenooten een afzonderlijke maatschappij, spreekt zoo min mogelijk Engelsch en houdt zich streng van de blanken afgescheiden. Zit er een te midden van dezen in den spoorwagen, dan duikt hij schuchter om zich ziende in een hoekje weg, maar zijn gezicht montert dadelijk op, als hij confraters ontmoet. Bang en bloo, zijn zij - zooals gewoonlijk dergelijke menschen - luidruchtig, als zij zich veilig voelen en onder hun kornuiten zijn. De waarheidsliefde is bij den Chinees niet zeer sterk ontwikkeld; wil men eenigszins op zijn woorden als getuige voor het gerecht kunnen staat maken, dan moet hij eerst tot de voor hem meest dure eeden gedwongen worden. Omgekeerd is ook zijn vertrouwen in de eerlijkheid der blanken niet zeer sterk, daar hij deze naar de zijne afmeet. Verder houden de Chineezen veel van smokkelen en van ontduiken der Amerikaansche wet; vooral geldt dit ten opzichte van den sluikhandel in opium, waarvoor zij de fijnste listen als valsche bodems en dergelijken weten te bedenken. Het is zelfs wel voorgekomen, dat de kostbare stof verborgen was in een worst, waarvan een paar Chinamen bezig waren smakelijk te eten, en het is dan ook niet te verwonderen, dat de douanen, leer om leer, een buitengewoon streng onderzoek bij hen in het werk stellen. De minachting en haat, die de Chineezen zich in Amerika op den hals gehaald hebben, is evenwel niet aan al die redenen te wijten, maar in oeconomische omstandigheden te zoeken. Het is bekend, dat zij met hun geringe levensbehoeften en met de lage loonen, waarvoor zij arbeiden, den Amerikaanschen werkman een zware | |
[pagina 136]
| |
concurrentie aandoen, daarbij zoo weinig mogelijk in het land zelf uitgeven, zeer zuinig leven en zooveel mogelijk sparen om zoodra zij kunnen, naar hun vaderland terug te keeren. Dit heeft gemaakt, dat bijv. de Knights of Labor in San Francisco herhaaldelijk in hun orgaan deze krasse uitspraak neerschreven: ‘He who employs Chinese labour or encourages it, makes prostitutes of American women and thieves of American men’ - een oordeel, dat door vele anderen gedeeld wordt. De oppositie tegen Chineesche arbeiders is zeer goed verklaarbaar, maar bij nader inzien toch moeilijk te verdedigen. De vrije concurrentie is een beginsel, waarop onze geheele maatschappij berust en dat overal gehuldigd wordt en niemand kan een burger het recht ontzeggen, zijn behoeften zoo gering te maken als hij zelf verkiest. De strijd om het bestaan, die even goed in de menschelijke samenleving als overal elders gevonden wordt, laat zich op den duur niet door kunstmatige maatregelen bedwingen of tegenhouden. De in Californië ingevoerde Mongolen bestaan bijna uitsluitend uit mannen: gedurende twintig jaren 1848-68 kwamen er slechts 3766 vrouwen aan, die dan ook voor het grootste gedeelte tot algemeen gebruik dienden. De stroom was zoo groot, dat dikwijls schepen met 1200-1400 Chineezen aan boord aankwamen, en deze aanvoer geschiedde door zes groote compagnieën, die eveneens zorg droegen voor het vervoer der lijken, waarvan er jaarlijks scheepsladingen naar het Hemelsche Rijk terugkeerden om op vaderlandschen bodem begraven te worden. Op die manier bedroeg het aantal Chineezen alleen in San Francisco in 1870 reeds 12.000 en wezen de boeken der Chineezen-committee's in 1876 voor Californië een totaalaantal van 48.391 aan, waarvan er 30.000 in de berg- | |
[pagina 137]
| |
werken en goudwasscherijen werkzaam waren. Vier jaren later in 1880 werd hun aantal in de Vereenigde Staten geschat op 105.000. Om de ontzettende toename te stuiten werd er in 1879 een wetsvoorstel ingediend, dat geen schip meer dan 15 passagiers zou mogen aanvoeren. Wèl werd dit door het Congres aangenomen, maar president Hayes velde er zijn veto over, bewerende dat het in strijd was met de bestaande contracten met de Chineesche regeering. Daarom werd drie jaar later op den 6en Mei 1882 te Washington een ander wetsvoorstel van den senator John H. Miller aangenomen nam. de zoogenaamde Restriction Act, geldig voor tien jarenGa naar voetnoot1, waarbij de verdere toegang aan werklieden verboden werd, niet evenwel aan geletterden en kooplieden. Van die onderscheiding in beroepen werd natuurlijk een schromelijk misbruik gemaakt en een aantal koelies smokkelden binnen, zich voordoende als kooplieden. Daarom werd den 5en Juli 1884 nog een amendement aangenomen, waarbij bepaald werd, dat geen Chinees toegang had zonder een door den Amerikaanschen consul geteekende pas. Het Engelsche gouvernement heeft voor de bezittingen in Noord-Amerika niet zulke strenge maatregelen genomen, maar toch wordt van iederen Chinees, ook al is hij in Hong-Kong geboren, een invoerrecht op zijn eigen lichaam van 10 $ geheven om in Britsch Columbia te mogen landen. |
|