Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 107]
| |
IX.
| |
[pagina 108]
| |
om het schrift te kunnen lezen en begrijpen. Zoo verscheen in Juli 1830 te Palmyra in den staat New-York voor de eerste maal het Book of Mormon, een boek, dat in vervolg van tijd voor duizenden van de grootste beteekenis zou worden. Sedert is die Mormonenbijbel vertaald in het Deensch, Fransch, Duitsch, Italiaansch, in het Zweedsch (1878), het Spaansch (1886), het Hawaïsch (1855) en het Maorisch (1889). Voor mij ligt een Engelsche uitgave van 623 8o bladzijden kleine druk. Zoowel de taal en de behandeling der stof als de geheele inrichting is een welgeslaagde navolging van het Oude Testament. De inhoud bestaat uit vijftien in hoofdstukken en verzen ingedeelde boeken van zeer uiteenloopende lengte en aan den voet der bladzijden zijn overal de gelijkluidende plaatsen aangehaald. Aan den titel van dat boek hebben de Mormonen hun naam te danken, maar zij zelve beschouwen dien als een soort scheldwoord en noemen zich Latter-day Saints, terwijl zij alle andere stervelingen, met uitzondering van de Joden, met den naam Gentiles d.i. Heidenen bestempelen. In hun bijbel zelven is de oorsprong van dat heilig boek neergelegd. In het kort komt die hierop neer. Ten tijde van de Babylonische spraakverwarring geraakte het volk der ‘Jarediten’ naar Amerika met behulp van acht schepen, waarin zij in 344 dagen den Oceaan overstakenGa naar voetnoot1. Zij stierven langzamerhand uit, nadat hun geschiedenis door hun laatsten profeet Ether was te boek gesteld, maar zes eeuwen vóór onze jaartelling onder de regeering van Zedekia kwam een nieuwe bezending naar de Nieuwe Wereld en wel afstammelingen van Josef uit | |
[pagina 109]
| |
Jeruzalem. Zij splitsten zich in twee afdeelingen, die naar hare aanvoerders Nephi en Laman, Nephiten en Lamaniten geheeten waren. De Lamaniten waren slecht en werden tot straf koperrood: het zijn de Indianen. De Nephiten daarentegen waren welvarend en gelukkig; zelfs verscheen hun Jezus Christus na zijn opstanding en maakte hen met zijn leer bekend. Maar later gingen zij valsche goden dienen en weken zij af van den weg des Heeren, waarom zij in het begin der 5de eeuw volkomen door de Lamaniten werden uitgeroeid. Vooraf echter werden nog hunne lotgevallen beschreven door den profeet Mormon en verder bijgewerkt tot het jaar 421 door zijn zoon Moroni, die het handschrift begroef, dat veertien eeuwen later door Joseph Smith zou teruggevonden worden. Het spreekt van zelf dat de Gentiles die verklaringen niet voor waarheid kunnen aannemen. De ware oorsprong van den bijbel schijnt gezocht te moeten worden in een phantastisch-historischen roman,Ga naar voetnoot1 getiteld: ‘The manuscript found’ en handelende over de geschiedenis van Amerika in overoude tijden. De roman werd in 1809-12 geschreven door een protestantsch geestelijke, zekeren Salomon Spaulding (1761-1816), die evenwel stierf vóór het boek gedrukt was. Op de drukkerij van Patterson in Pittsburg, waaraan het manuscript ter uitgave was toevertrouwd, schijnt dit toen in het bezit geraakt te zijn van een handigen, op speculatie bedachten letterzetter Sidney Rigdon (1793-1873), die daarop Joseph Smith wist te winnen om met hem gemeene zaak te maken en uit het handschrift munt te slaan. Spoedig na zijn eerste optreden wist Smith een schare | |
[pagina 110]
| |
aanhangers om zich te verzamelen, die voortdurend in omvang toenam, hoewel zij overal de grootste tegenkanting te verduren had. Om zich hieraan te onttrekken trokken de Mormonen westelijk, maar waar zij zich ook vestigden, in Ohio, in de stad Independence in Missouri, in Nauvoo in Illinois, overal werden zij lastig gevallen en het leven hun ondragelijk gemaakt. De voornaamste reden van die vervolging is wel te zoeken in den naijver op den hoogen graad van welstand, waartoe reeds de eerste Mormonen-kolonies het bij de groote tucht, orde en ijver, die onder haar heerschten, wisten te brengen, en in dat opzicht vertoonen zij veel overeenkomst met de Transvaalsche boeren, die ook telkens van hun naijverige buren te lijden hadden. Eindelijk steeg de woede van het volk zóó hoog, dat het er zelfs toe kwam, dat Joseph Smith op' den 27en Juni 1844 in de gevangenis van Carthago, achttien mijlen van Nauvoo, door een binnengedrongen menigte tegelijk met zijn ouderen broeder Hyrum werd doodgeschoten, ofschoon de governor voor zijn veiligheid had ingestaan. Zoo werd de stichter tot martelaar evenals bij andere godsdiensten; maar naarmate de gemeente aan heftiger vervolging bloot stond, nam zij toe aan inwendige kracht en levensvatbaarheid. De geschiedenis der Mormonen heeft opnieuw bewezen, dat godsdiensthaat en geloofsvervolging nog geenszins met het Christendom, de leer der broederlijke liefde, zijn uitgeroeid, maar tevens heeft zij getoond hoeveel kracht en moed er nog altijd gelegen zijn in een vaste geloofsovertuiging. Dit bleek ook uit den vermaarden tocht, dien twee jaren later 16.000 Mormonen onder leiding van Brigham Young met duizenden wagens naar het westen door de ‘groote Amerikaansche woestijn’ ondernamen. In het | |
[pagina 111]
| |
Missouri-dal in de buurt van Omaha werden de winterkwartieren opgeslagen en in de daaraanvolgende lente werd de tocht voortgezet door de toenmaals nog zoo onherbergzame en onbevolkte streken: een tocht, die levendig herinnert aan dien der Israëlieten uit Egypte en als onder een anderen Mozes plaats had. Gelukkig werd die opoffering en wilskracht naar waarde beloond, want den 24. Juli 1847 bereikte de karavaan de groote zoutzee in Utah. Die naam is afkomstig van de Indianenstam der Utah's d.i. ‘bergbewoners’, maar de Mormonen zelven noemden de streek Deseret d.i. honigbijGa naar voetnoot1 en hun wapen bestaat dan ook in een bijenkorf, waarop een adelaar met uitgespreide vleugels. Toen ter tijde was het Territorium nog maar alleen bewoond door Indianen, die van den beginne af tegenover de Mormonen een veel vriendschappelijker houding hebben aangenomen dan tegenover andere Amerikanen. Niet alleen toch werden zij beter door hen behandeld, maar zij leerden ook uit ondervinding, dat zij veel meer vertrouwen konden stellen in de met hen gesloten verdragen dan in die met de regeeringsagenten; en daarenboven beschouwden zij de Mormonen, evenals zich zelven, als slachtoffers en onderdrukten van het Amerikaansche gouvernementGa naar voetnoot2. Minder vriendschappelijk gezind waren de Mormonen jegens andere kolonisten, die zich in Utah wilden vestigen, en op 15 Sept. 1857 richten zij, als Indianen verkleed, in de beruchte Mountain Meadow-massacre een groot bloedbad aan, waarvoor nog twintig jaren later bis- | |
[pagina 112]
| |
schop John D. Lee wegens medeplichtigheid door de Amerikaansche regeering ter dood veroordeeld werd. Ongetwijfeld is dit feit een donkere stip in hunne geschiedenis, maar daartegenover staan gelukkig ook vele lichtpunten. Toen de Mormonen in Utah aankwamen, was de schaarschte van levensmiddelen zóó groot, dat de inwoners van Salt Lake City drie voile jaren lang op streng rantsoen moesten gesteld worden. En hoe is die toestand nu! De Mormonen zijn het geweest, die Utah gemaakt hebben tot wat het is en een woeste streek in weinige tientallen van jaren hebben omgetooverd in een vruchtbaar, welvarend landschap. Niet het minst is dit te danken geweest aan het voortreffelijk bestuur van Brigham Young, die dertig jaren lang alle macht in handen had. Oorsponkelijk timmerman, was hij een echte selfmade man. Geboren op 1 Juni 1801 te Whittingham in Vermont, was hij vóór den dood van Joseph Smith een ijverig Mormonenzendeling en 24 Dec. 1847 werd hij gekozen tot eersten president. Geen betere keuze kon gedaan zijn. Brigham Young had een aangeboren heerscherstalent; hij was een echte volksmenner, die zich weet te doen gehoorzamen en zijn gezag weet te handhaven: een soort hiërarchisch, plenipotentiair dictator, die niet ten onrechte den bijnaam voerde van Lion of the Lord, Leeuw des Heeren. Maar hoe autocratisch ook in zijn optreden, toch was hij zeer eenvoudig en voor ieder zijner onderdanen toegankelijk. Zijn portret gelijkt op dat van een beschaafd handwerksman met een in het oog vallend energieke, breede kin, omsloten door een korten ringbaard, - een gelaat, dat Baron de Hübner, die hem een bezoek bracht, deed zeggen: ‘Sa figure vous fascine et vous repousse à la fois.’ | |
[pagina 113]
| |
Brigham Young, niet Joseph Smith, is de eigenlijke insteller van de polygamie der Mormonen. Hij zelf had gedurende zijn leven een twintig vrouwen en een dezer, Elisa Young, die zich van hem liet scheiden, heeft later over haar huwelijksstaat mémoires uitgegeven onder den typischen titel: ‘Echtgenoote No. 19’. Het is niet te verwonderen, dat bij zulk een aantal lieftallige eegaden, iemand ook wat meer kinderen heeft dan gewoonlijk gebruikelijk is, en Brigham met zijn krachtig gestel was er dan ook met een 65tal gezegend. Naar de Deseret News, de officieele courant opgericht in 1850, werd zijn lijkstoet gevolgd door 17 treurende weduwen en 44 weezen. Het verhaal wordt zoo niet onmogelijk, dat hij eens een zijner zoons, dien hij op straat een pak slaag toediende, niet herkende, vóórdat de jongen het hem huilend herinnerd had. Hoe het zij, dit is zeker, dat Brigham Young evenals onder de Mormonen ook in zijn veelhoofdig gezin een voortreffelijke orde wist te handhaven. Een dergelijke man was, toen hij 29 Aug. 1877 den laatsten adem uitblies, moeielijk door een hem waardig opvolger te vervangen. Het was John Taylor, die daartoe gekozen werd: een man die, in 1808 geboren, bij den moord van Smith door vijf kogels gewond was, maar het geluk gehad had te herstellen. Hij stierf tien jaar later op 25 Juli 1887 en sedert is Wilford Woodruff president der Mormonen. Als andere invloedrijke hoofden noemen wij nog G.Q. Cannon, J.F. Smith en D.H. Wells.
Behalve aan Brigham Young is de bloei van den Mormonenstaat zeker niet minder te danken aan den aard van het volk zelf. De Mormoon beschouwt arbeid als zijn eersten plicht, en vlijt als een der voornaamste deugden. | |
[pagina 114]
| |
‘Een luiaard kan niet zalig worden’, luidt een der artikelen van hun geloofsbelijdenis. Het gevolg is, dat er zeer weinig armoede en misdaad onder hen gevonden wordt. Toen in Salt Lake City de Mormonen nog 75 pct. van de bevolking uitmaakten, leverden zij slechts een uiterst gering contingent aan de stadsgevangenis en zij herinneren hierin aan Ysland, waar jaren lang de gevangenis gesloten bleef. Behalve in den landbouw, zijn de Mormonen ook werkzaam in allerlei industrieele ondernemingen als molens, steenbakkerijen, papierfabrieken, bierbrouwerijen, leerlooierijen. Alleen tot mijnwerk, hoeveel gelegenheid daartoe de streek van Utah ook bood, hebben zij zich altijd minder aangetrokken gevoeld en deze bron van bestaan geheel aan de Gentiles overgelaten; Brigham Young verbood hun zelfs mijnen aan te leggen of te ontginnen. Een verder kenmerk der Mormonen is hun eenvoud, afkeer van weelde en gering drankgebruik, dat sterk bestreden wordt; jarenlang mocht zelfs geen enkel huis in Salt Lake City worden opgericht, waar drank verkocht werd. De stichter Jo Smith schijnt evenwel niet afkeerig van wijn geweest te zijn; hij was dan ook wel in de verleiding om dien godendrank eens aan te spreken, daar hij in Nauvoo nevens zijn predikambt ook het baantje van generaal en hotelhouder waarnam. Dat overigens den Mormonen door hun godsdienst geen vroolijkheid en wereldsche vermaken verboden worden, blijkt onder meer uit hun drukbezochte schouwburgvoorstellingen en bals, die soms met een gebed om veel dansvreugde geopend worden. Een groote kracht gaat ook uit van de groote eensgezindheid en samenwerking, die de Mormonen als tot één groot gezin onderling vereenigt en van de groote | |
[pagina 115]
| |
hulpvaardigheid en weldadigheidszin, die onder hen heerscht. Die gastvrijheid strekt zich ook uit over vreemden. Tissandier zegt: ‘Je me souviendrai toujours avec plaisir de leur accueil cordial et touchant, ils m'ont reçu en frère’ en de heer Robinson, een zeer bereisd Engelschman, die in 1882 drie maanden onder hen leefde en met al hun nederzettingen kennis maakte, spreekt over hen dit oordeel uit: ‘Ik heb gezien, gesproken en geleefd met Mormoonsche mannen en vrouwen van iedere klasse en nooit in mijn leven in eenig Christelijk land, zelfs niet in het gelukkige, landelijke Engeland, ben ik ooit in aanraking gekomen met meer werkelijke vroomheid, eenvoud en liefde tot den naaste. Zonder een greintje terugstootende schijnheiligheid is dit volk in woord en daad zoo christelijk als ik ooit gedacht had menschen aan te treffen. Ik kan mijn lezers verzekeren, dat iederen dag van mijn verblijf onder hen mijn spijt is toegenomen over de verguizing, waaronder dit volk geleden heeft’.
Het wordt tijd eindelijk iets mede te deelen omtrent de godsdienstleer der Mormonen. Behalve in het Book of Mormon is zij ook vervat in het Book of Doctrine and Convenants, waarvan de eerste uitgave verscheen in 1832. Het stelsel van hiërarchisch bestuur met zijn vele klassen en rangen is hoogst ingewikkeld; het hoofdbestuur bestaat evenals in de R.C. kerk uit een opperhoofd met zijn twaalf apostelen. Jaarlijks worden tweemaal, nam. op 6 April en op 6 October algemeene conferenties gehouden, die gewoonlijk drie of vier dagen duren. De Mormonen hebben anders zeer weinig kerkelijke feestdagen; daaronder behoort de 24ste Juli als datum, waarop Brigham Youg met de zijnen het groote Zoutmeer bereikte. | |
[pagina 116]
| |
De Mormonen beschouwen zich zelven als de eenig ware Christenen, als een verbeterde editie - evenals het Christendom geënt is op het Jodendom. Zij spreken dan ook van hun kerk als Church of Jezus Christ. Slechts zij worden der zaligheid deelachtig, en de negers als afstammelingen van Kain, aan wiens zonde als broedermoordenaar zij hun zwarte huidkleur te danken hebben, kunnen nimmer in hun kerk intreden. Dit laatste is wel vreemd, daar toch een hunner geloofsartikelen luidt: ‘We believe, that men will be punished for their own sins and not for Adam's transgression.’ De leer der Mormonen is uiterst gecompliceerd. Algemeen gelooven zij aan wonderen, goddelijke openbaringen en visioenen. Met de Buddhisten stemmen zij overeen in het geloof aan een zielsverhuizing, met de Mohammedanen in dat aan de goddelijke instelling der veelwijverij. Volgens hunne voorstelling is God niet zuiver geestelijk - dit ware volgens hen eenvoudig atheïsme - maar aangedaan met een materieel, lichamelijk menschelijke gestalte, ja zelfs met menschelijke behoeften en hartstochten. Zij beroepen zich hiervoor o.a. op het Oude Testament, en deze leer is o.a. uitvoerig uiteengezet en verdedigd door Orson Pratt. Hun verdere cosmo-philosophie met haar geestenleer enz. is zeer vreemdsoortig, duister en verwikkeld en wij willen er daarom niet verder bij stilstaan. Alleen nog dit omtrent hun verwachting van de toekomst: De tijd is nabij, dat Jezus Christus in vuur op aarde zal nederdalen om gericht te houden, de menschheid voor zijn rechterstoel te roepen, en straffen en belooningen onder haar uit te deelen. Daarna zal een duizendjarig gelukzalig rijk op de verjongde aarde aanvangen om gevolgd te worden door een derde en laatste opstanding | |
[pagina 117]
| |
van Christus, waarna voortaan de gelouterde aarde slechts door onsterfelijke wezens zal bewoond worden.Ga naar voetnoot1 De doop bij de Mormonen bestaat uit een volkomen onderdompeling en heeft eerst na het achtste levensjaar plaats. Ook gestorvenen kunnen nog gedoopt worden, wanneer een levende als gevolmachtigde voor hen optreedt. De doop van pas geboren, onmondige kinderen beschouwen zij terecht als iets ongerijmds, daar deze niet voor hunne tekortkomingen kunnen aansprakelijk gesteld worden en hoegenaamd geen besef van de beteekenis der plechtigheid kunnen hebben. Om eens een staaltje te geven van den bijbelstijl in hun heilige ‘Book of Mormon’, wil ik hier over deze quaestie eenige verzen vertalen uit het VIIIste Hoofdstuk van het boek Moroni: ‘Want mij is ter oore gekomen dat er verschil heerscht onder u aangaande den doop uwer kleine kinderen. Welnu, mijn zoon, ik wensch, dat gij ijverig zult werkzaam zijn, opdat deze groote dwaling verwijderd worde van uit uw midden: daartoe heb ik u dezen brief geschreven. De Heilige Geest gaf mij het woord des Heeren te kennen; zoodoende weet ik, mijn geliefde zoon, dat het een plechtige spotternij is in het oog des Heeren, indien gij kleine kinderen zoudt willen doopen. Kleine kinderen hebben geen berouw van noode, noch doop. Weet, dat de doop dient tot berouw in zake de vervulling der geboden en tot vergeving van zonden. Maar kleine kinderen leven in Christus, zelfs van de schepping der wereld af, want indien dit niet zoo ware, zou God een partijdig God zijn en een veranderlijk God | |
[pagina 118]
| |
en handelen met aanzien des persoons, want hoevele kleine kinderen zijn gestorven zonder doop. Zoodat, indien kleine kinderen niet konden gered worden zonder doop, deze ter eeuwige helle moesten gevaren zijn. Maar verschrikkelijk is de goddeloosheid te onderstellen, dat God het eene kind zou redden ter wille van zijn doop, terwijl het andere zou moeten omkomen, omdat het niet gedoopt was. Kleine kinderen kunnen geen berouw voelen; daarom is het een verschrikkelijke goddeloosheid Gods genade met hen te willen ontkennen, want alien leven zij in hem van wege zijne genade.’
Maar genoeg; meer aanhaling uit hun breedsprakigen bijbel zou allicht vermoeien. Wij willen ook van de dogmatiek der Mormonen afstappen en alleen nog even wijzen op hun zendingsarbeid. Zeer veel werk werd steeds door hen gemaakt van ‘de prediking aan alle creaturen’ en daaraan hebben ook de vele overzettingen van hun bijbel in vreemde talen haar ontstaan te danken. Bijna al hun bisschoppen en oudsten zijn als zendelingen getrokken naar de verst verwijderde en afgelegen streken en men kan niet anders dan den ijver en toewijding bewonderen, waarmede zij in alle werelddeelen werkzaam waren. Zij vonden meer gehoor bij Protestanten dan bij Katholieken en Israëlieten, meer bij Germaansche dan bij Romaansche volkeren; het meeste succes hadden zij in Engeland en Scandinavie en - wat wel merkwaardig is - onder de Polynesische bevolking van Nieuw-Zeeland en de Sandwich-eilanden.
Uitvoeriger moeten wij stilstaan bij de sanctioneering | |
[pagina 119]
| |
der polygamie, waaraan de Mormonen hoofdzakelijk hun beruchtheid te danken hebben. De oorsprong dier instelling is eenigszins duister, te meer omdat wij bijv. in het Boek van Jacob Hoofdstuk III vs. 5 lezen: ‘want zij hebben niet vergeten het bevel des Heeren, dat gegeven was aan onze vaderen, dat zij niet zouden hebben meer dan ééne vrouw, en dat zij geen concubinen zouden hebben noch hoererij onder hen zou geduld worden’. In den beginne stootte dan ook de zoogenaamde goddelijke openbaring op veel tegenstand en hare proclameering zal wel samenhangen met het ietwat insoliede leven en de zinnelijke begeerten van den stichter der secte. Oorspronkelijk heette het, dat men naast zijn gewone vrouw er nog een of meer ‘spiritual wives’ op mocht nahouden, en maakte men de zonderling fijne onderscheiding in vrouwen ‘voor tijd en eeuwigheid’ en in die ‘voor tijd alleen’, maar in het eerst schenen laatstgenoemde tot een privilegie voor de hoogste kerkelijke waardigheidsbekleeders beperkt te zijn. Een vaste basis kreeg de instelling eerst door Brigham Young, die in 1852 een uitvoerige openbaring uitvaardigde. Zoo is de veelwijverij een der belangrijkste bestanddeelen geworden van het geloof der Mormonen, dat zij meenen in geen geval te kunnen prijsgeven; want het is 's menschen plicht zoo veel mogelijk kinderen te verwekken om nog ronddwalende geesten van afgestorvenen een aardsche incorporatie en woonplaats te verschaffen. Maar de verdediging, waarop zij gegrondvest wordt, is grootendeels van zeer vreemdsoortigen aard; en voor zeer dubbelzinnigen uitleg zouden bijv. beweringen vatbaar zijn als deze, dat men door ‘plurality’ tot hooger zaligheid komt, of dat het zwakkere geslacht voor haar zaligheid het sterkere noodig heeft en door het bezit van een echtgenoot reeds hier op aarde de vreugde van het | |
[pagina 120]
| |
paradijs deelachtig wordt. Ook beroepen de Mormonen zich op het Oude Testament, volgens hetwelk de aartsvaders en de meest geprezen koningen van Israël meerdere vrouwen hielden zonder daarmede eenigszins den toorn van Jehovah op te wekken. Maar ook betere, meer sociale argumenten zijn aangevoerd. Men verlieze nimmer uit het oog, dat onze monogamie niet in het wezen der natuur ligt, maar eenvoudig berust op maatschappelijke utiliteitsgronden. Zeer terecht merkt een Amerikaansch predikant op: ‘Marriage in itself, whether monogamic or polygamous, is intrinsically without moral character. It is simply a social regulation: is, like Sunday, something which is made for man and not man for that. And which form of it is best, is to be determined by its results in each community.’ Welnu, de vrouwen der Mormonen hebben zelve herhaalde malen betuigd, dat zij gelukkig en volkomen tevreden zijn en geen andere positie zouden wenschen, zoo bijv. Mrs. Belinda Marden Pratt in een boek ‘Defence of polygamy by a lady of Utah to her sister in New-Hampshire.’ Men bedenke altijd wel, dat er hoegenaamd geen overeenkomst bestaat tusschen de polygamie der Mormonen en die der Oostersche volkeren; het hemelsbreede verschil van de positie der vrouw in beide gevallen kan bijna niet grooter gedacht worden: den 12 Febr. 1870 werd zelfs den vrouwen in Utah het stemrecht toegekend. Bij de Mormonen zijn echtscheidingen moeielijk en zeldzaam; de vrouwen hebben nimmer meer dan één man; van communaal bezit is absoluut geen sprake en zooals de groote reiziger Burton zegt: ‘The penalties against chastity, morality and decency are exceptionally severe.’ Daarom zijn ook onechte kinderen bij hen een hooge zeldzaamheid en hebben de Mormonen niet de valsche verhou- | |
[pagina 121]
| |
dingen van onze maatschappij te vreezen, daar hier eenvoudig openlijk en wettig geschiedt, wat elders in het duister en verborgen plaats heeft. In de landen toch met monogamie heerscht dikwijls feitelijk een heimelijke polygamie en moet de gehuwde vrouw maar al te dikwijls beducht zijn voor ontrouw en buitenechtelijken omgang van den man. Het is evenwel een volkomen verkeerd denkbeeld te meenen, dat alle Mormonen een aantal vrouwen hebben. Evenals bij de Turken laten de verdiensten van de meesten niet toe er meer dan één te onderhouden, en eerst op lateren leeftijd is een klein gedeelte daartoe in staat. Slechts een vierde heeft meer dan ééne vrouw en van hen zijn slechts 3 pct. beneden den 40jarigen leeftijd. Toch zijn in den Mormonenstaat zoo goed als alle huwbare vrouwen getrouwd; een ongehuwde is eene uitzondering, waarop eenigszins wordt neergezien en wier maagdelijke staat als iets ongepast en als zekere schande beschouwd wordt. Daarom beweren de Mormoonsche dames, dat de ‘gentile women’ jaloersch zijn op een gemeenschap, waar iedere vrouw een man krijgt. Maar anders denkt hierover een Fransch schrijver, die de ondeugende onderstelling maakt, dat Utah de verzamelplaats geweest is van smachtende zielen, die niet zoo gelukkig waren elders een gade te vinden. Zeker hebben dan ook wel de rondgezonden zendelingen de kunst verstaan om door de gloeiende schildering van de zekere huwelijkskansen, die haar bij de Mormonen wachtten, vele trouwlustige schoonen, die liever niet als oude jonge juffer dit aardsche leven zouden vaarwel zeggen, naar dit huwelijksparadijs te lokken.
De polygamie der Mormonen is den Amerikanen voortdurend een steen des aanstoots geweest en van den be- | |
[pagina 122]
| |
ginne af kwamen zij telkens in moeielijkheden met de regeering. Alleen in 1860 hielden de verwikkelingen een tijdlang op door de gebeurtenissen van den grooten burgeroorlog, maar toen kort daarop de eerste Pacifie-baan geopend werd en de Mormonen meer direct met de buitenwereld in verbinding bracht, werd opnieuw de aandacht op hen gevestigd. Zoo diende in 1870 Shelby M. Cullom bij het Congres een wetsontwerp in, dat veelwijverij met een geldboete van 1000 $ en een gevangenisstraf van vijf jaren strafbaar stelde, en dat wèl met groote meerderheid in het Huis van Afgevaardigden werd aangenomen, maar toch niet tot wet verheven. Toen het voorstel in behandeling genomen was, werd dadelijk door de Mormonen een uitvoerige petitie gericht aan het Congres, waarin betoogd werd, dat de regeering niet het recht had zich in godsdienstige aangelegenheden te mengen, en velen waren dan ook met hen van oordeel, dat een dergelijke handelwijze in strijd was met de grondslagen der Unie, zooals die in de Constitutie waren neergelegd. Twaalf jaren later in 1882 werd de Edmunds Bill ingediend, die de polygamie met een maximumboete van 500 $ en een gevangenisstraf van hoogstens vijf jaren bedreigde, maar daar zij geen terugwerkende kracht had, alle vóór 1 Jan. 1883 onder de Mormonen gesloten huwelijken als wettig erkende. Ook dit wetsvoorstel wekte natuurlijk de verontwaardiging op der Mormonen, die zich voortdurend door de regeering miskend en valsch beschuldigd rekenden. Nog in Dec. 1889 vaardigden zij een manifest uit, waarin zij klagend uitroepen: ‘Moeten wij dan altijd beoordeeld worden naar de verkeerde voorstellingen onzer vijanden en wordt ons dan nimmer een geschikte gelegenheid toegestaan om ons zelven voor te stellen?’ Het is dan ook niet te ontkennen, dat de | |
[pagina 123]
| |
Mormonen zeer te lijden hebben van godsdienstig vooroordeel en volgens Rev. John C. Kimball uit Hartford Conn. wordt dit zeer bevorderd ‘by the sight of their material prosperity and also, it must be confessed, by their aristocratic bearing and their social exclusiveness.’ Onwillekeurig vraagt men zich af, waarom deze secte niet evengoed recht van bestaan heeft en waarom zij meer tegenwerking ondervindt dan Methodisten, Baptisten, Theosophisten en wat al meer. Een Hollander uit het land der vrijheid, die de geschiedenis der Mormonen nagaat, voelt telkens de verontwaardiging bij zich oprijzen over de onverdraagzaamheid, die zij te verduren hadden in een staat, die zoo pocht op zijn vrijheidszin als Amerika. Het meest blijkt dit hieruit, dat Utah nog steeds niet tot staat verheven is, niettegenstaande andere territoria zooals Nevada en Idaho, hoewel veel armer en minder bevolkt, reeds tot dien meerderen rang bevorderd zijn. Reeds in 1870 richtten zich de Mormonen tot het Congres met een verzoek in dien zin, maar vruchteloos. De Amerikanen waren bang voor de overmacht der Mormonen en vreesden, dat Brigham Young tot gouverneur zou benoemd worden en door zijn invloed op de slaafs gehoorzame onderdanen een ongehoorde oppermacht verkrijgen en de niet-Mormonen onderdrukken. Ook sedert is dat verzoek meermalen herhaald, maar tot op den huidigen dag met niet gunstiger uitslag. Niettegenstaande de uitdrukkelijke verklaringen der Mormonen in tegengestelden zin, beweren de Amerikanen, dat hun secte niet alleen kerkelijke, maar ook wereldsche en politieke beteekenis heeft. Zij meenen, dat de Mormonen nimmer goede staatsburgers der U.S. zullen worden en in den grond van hun doen en laten zich door een theocratische hiërarchie laten beheerschen. Zoo | |
[pagina 124]
| |
lang mogelijk toch hebben zij de immigratie van Gentiles in Utah tegengegaan en het zou daarom niet geraden zijn hun, door Utah tot zelfstandigen staat te maken, het heft in handen te geven en bij een eigen bestuur door stemmenoverwicht een kleine gemeenschap te laten vormen, die vreemde elementen weerde en wier beginselen afweken van die der Unie. Hiertegenover voeren de Mormonen aan, dat hunne bisschoppen en andere waardigheidsbekleeders geen civiele of rechterlijke functies uitoefenen, maar hun gezag een zuiver ecclesiastisch karakter draagt; dat hun kerkelijk en burgerlijk bestuur totaal van elkander gescheiden zijn, dat zij slechts politieke rechten vragen, die aan de Amerikaansche burgers in het algemeen zijn toegestaan en dat zij goede staatsburgers zijn, die de constitutie eeren en die al het onrecht, dat hun is aangedaan, niet wijten aan de wetten of de regeering. En wat zal nu de toekomst brengen? De Amerikanen zijn geen natie om er ooit toe over te gaan de Mormonen van hun grond te verdrijven. Ook uit eigen beweging zullen dezen er voorloopig zeker nog wel niet toe komen naar een andere streek, hetzij Mexico, Manitoba of Palaestina, te verhuizenGa naar voetnoot1; daartoe zijn zij te veel gehecht aan hun nieuwe vaderland, waarmede zij door zoovele historische herinneringen verbonden zijn en dat zij als het ware aan de natuur ontwoekerd hebben. Maar langzamerhand zullen zij bij de voortdurende ontwikkeling van Utah, door het steeds toenemend aantal Gentiles hun overwegenden invloed verliezen en zal vroeg of laat het territorium Utah in de rij der staten worden opgenomen. |
|