| |
| |
| |
VIII.
De stad der Mormonen.
Tot voor weinige jaren kon men van het oosten alleen naar Salt Lake City komen met de Union Pacific over Cheyenne. Maar dit is nu veranderd, sedert een zware concurrent is opgestaan, die in tegenstelling van den ouden weg, die door de eentonige en vervelende streken van Wyoming voert, tot de schoonste spoorwegen der aarde behoort en recht heeft zich de ‘scenic line of the world’ te noemen. De Denver and Rio Grande Railway leidt in schuine richting midden door het prachtigste gedeelte der Rocky Mountains en verder door de niet minder interessante natuur van Zuid-Utah. Geen oogenblik was ik dan ook in twijfel over den te kiezen weg, en met de grootste voldoening legde ik dezen over zijn geheele lengte van 3 × 12 uren in dagtreinen af, waarbij de observation-cars - eenvoudig van boven geheel open goederenwagens met rijen zitbanken - uitstekend te pas kwamen.
Op den eersten dag komen wij door den Grand Canon van de Arkansas-rivier, gewoonlijk om zijn buitengewone engte en fabelachtige hoogte Royal Gorge geheeten. Met
| |
| |
de grootste moeite wringt ziet hier de trein naast de bruisende beek doorheen, en zelfs voor een smal voetpad is geen plaats meer over, zoodat de wandelaar zich met de ruimte tusschen de rails moet vergenoegen.
Niet minder schoon is de breedere, maar ook veel langere Black Canon, die den tweeden dag doorspoord wordt, en wiens naam reeds aanduidt, hoe duister en somber zich hier de naakte, donkere rotswanden voordoen. Den derden dag hebben wij eindelijk de bergen achter den rug en zijn wij in de vlakte ten westen van het rotsgebergte afgedaald. Hier geen donkergroen bergwoud, noch frissche waterstroomen, maar dorre, geelachtig witte, volkomen eenzame zandvlakten. ‘Zoover het oog reikte’, zegt een Duitsch toerist, Dr. J. Schiel, ‘was er geen spoor van vegetatie te ontdekken, geen plant, geen grashalm, niet eens de op een zandbodem toch bijna nooit ontbrekende Artemisia, geen spoor van eenig dier, geen indruk van den voet van eenig levend wezen op den naakten vlakken bodem.... Wanneer een mensch uit de Griekenwereld dit gezicht aanschouwd had, dan zou hij hier zeker den ingang tot de onderwereld geplaatst hebben’.
En toch, ook hier ontbreekt niet de poezie der natuur in haar oneindige verscheidenheid van vormen. Overal liggen zandrotsen verspreid, grillig gegroefd als de hoopen, die duizende malen kleiner de kinderen aan het strand opwerpen. Welke gestalten doen zich hier niet aan het oog voor: naalden en pieken, koepels en bergruggen, logge gevaarten en slanke zuilen! Vele zijn aan den top geformeerd als bastions en kazematten; zij gelijke enorme vestingen, door reuzenhand opgeworpen en herinneren aan de basaltformaties in de Sächsische Schweiz. En al die phantastische spookgestalten hel verlicht door een
| |
| |
tropische zon, die ongestoord uit de hoogte haar stralen neerschiet en door de donkere, scherp omlijnde schaduwen de felle glinstering der beschenen zandmassa's des te meer doet uitkomen!
Uren aan uren spoort men door die gigantische zandzee en het is een weldadige verkwikking, als men eindelijk bij het passeeren der Green River, een der takken van de onmetelijke Colorado, te midden dier woestijn het oog weer eens op frisch lentegroen en eenige vriendelijke menschenwoningen kan doen rusten.
Zoo zijn wij aangeland in het Territorium Utah. Het ligt tusschen de staten Colorado en Nevada en wordt begrensd door 37o en 42o N.B. en 109o en 114o W.L. v. Gr. als een bijna zuivere vierhoek, behalve dat in het N.O. een stuk is uitgesneden door den staat Wyoming. Indertijd werd deze streek alleen bewoond door de Indianenstammen der Utah's en Shoshones, maar sedert de Mormonen zich hier gevestigd hebben, zijn er tal van bloeiende steden verrezen, waarvan de voornaamste zijn: Salt Lake City, Provo, Ogden en Logan. De bodem is zeer geschikt voor den aanplant van graan, groenten en vruchten en blijkt zich ook goed te leenen voor schapenteelt. Een groote toekomst hebben de mijnen, vooral voor zilver, lood, ijzer en steenkool, die in de Cottonwood Canon en in Park City reeds druk ontgonnen worden.
Aan het einde van den derden dag bereiken wij Salt Lake City, den hoofdzetel van de secte der Mormonen. De stad maakt een alleraangenaamsten indruk en draagt een geheel ander karakter dan andere Amerikaansche steden van diezelfde grootte. Behalve in het centrum met zijn winkels, bankhuizen en hotels, liggen in de buitenwijken alle huizen afgezonderd van elkander, omgeven door gezellige tuintjes. Daar die huizen
| |
| |
klein en de breede wegen er tusschen ongeplaveid zijn, is het hier waarlijk - vooral in het Z.O. gedeelte - alsof men in een bloeiend Geldersch boerendorp was. De geheele stad is netjes en ruim gebouwd en uit alles spreekt welvaart en ordelievendheid. De bevolking is eenvoudig en werkzaam: arbeid en tucht zijn altijd de grondbeginselen van den Mormonenstaat geweest. Vandaar het gunstig oordeel der toeristen. Een Franschman, baron Arnold de Woelmont, zeide ervan: ‘Pour moi, Salt Lake City est loin la plus jolie ville de l'Ouest et celle où le peuple paraît le moins rough, le plus honnête, doux, soumis à l'autorité,’ en evenzoo getuigde de bekende Amerikaansche dichter en reiziger Bayard Taylor: ‘We must admit that Salt Lake City is one of the most quiet, orderly and moral places in the world. The Mormons, as a people, are the most temperate of Americans. They are chaste, laborious and generally cheerful.’
Het merkwaardigste gebouw in de geheele stad, waarheen de vreemdeling het eerst zijn schreden richt, is wel de Tabernacle, de voornaamste kerk der Mormonen. Zij staat midden in een door een steenen muur omgeven hof en is een bij uitstek smakeloos gedrocht, dat om zijn curieusen vorm door de Gentils met den spotnaam Schildpad gedoopt werd. Toch is het in zijn soort een merkwaardig produkt van bouwkunst; het enorme ovale steenen koepeldak rust namelijk zonder eenigen verderen steun van pilaren alleen op de lage zijmuren. Inwendig is de kerk bizonder leelijk: het licht kan alleen binnendringen door een rij kleine vensters onder de gallerij, die op houten zuilen rustend, om het gebouw heenloopt; de wanden zijn naakt en kaal; de ruimte is opgevuld met oude vormelooze banken en er wordt niets in
| |
| |
gevonden, wat tot gemoed of zinnen spreekt. Slechts één ding maakt hierop een uitzondering en wel het prachtige groote donkerbruine orgel, dat als een vlag op een modderschuit tegen de schamele rest afsteekt. Het is van cederhout, kostte 70.000 $, is 50 voet hoog en met dat van de Music Hall in Boston het grootste orgel in Amerika. Nu, wat de acoustiek betreft, is de plaatsing van zulk een orgel hier welbesteed, want evenals die in den koepel van de St. Pauls-kerk is de acoustiek van den tabernakel zeer beroemd; het zachtste geluid van den spreker kan door het geheele gebouw op alle zitplaatsen duidelijk gehoord worden.
Naast den tabernakel ligt het Endowment House, waar de huwelijken voltrokken en de priesters gewijd worden, en een klein eind verder hun nieuwe tempel, waarvan de eerste steen reeds op 6 April 1853 gelegd werd, maar die ondanks de bijna veertig jaar, dat men nu reeds met bouwen bezig is, nog altijd onvoltooid daar staat. Te oordeelen evenwel naar zijn tegenwoordig uiterlijk, zal het werk nu toch weldra gereed komen en dan met de frissche kleur van zijn berggraniet een beteren indruk maken dan zijn voorganger. Het is mij nog onbegrijpelijk, waarom die nieuwe kerk zoo lang aan den onvoleindigden toren van Babel moest herinneren en waarom de nijvere Mormonen, die anders toch altijd hun steden en vooral hun godsgebouwen zoo snel van den bodem deden oprijzen, met dit voorname werk, dat hun zoozeer aan het hart moest gaan, zoo verbazend langzaam zijn opgeschoten.
Andere voor de Mormonen merkwaardige gebouwen, waaraan evenwel niet veel te zien valt, zijn het Beehive en het Lion House, de residentie van Brigham Young en zijn harem - van den man, die op 31 Juli 1847 de stad
| |
| |
stichtte en daarna dertig jaren lang als een paus regeerde. Door een introductiebrief was ik in de gelegenheid te worden toegelaten tot de eenvoudige kamer, waar deze merkwaardige man het grootste gedeelte van zijn werkzaam leven arbeidde en van waaruit hij jarenlang met zijn besluiten duizenden de wet stelde.
De ligging van Salt Lake City is heerlijk schoon; om haar in volle waarde te leeren kennen, doet men het best met op te gaan tot Fort Douglas, dat drie mijlen oostelijk van de stad op een hoog plateau gelegen is. Men rijdt er heen met een electrische tram, iets waaraan de stad bizonder rijk is. Het is zeer snel en aangenaam rijden, en evenals de cable-car biedt dit systeem het voordeel, dat men er zonder eenig bezwaar hellingen mee kan opklimmen. Daarbij is de aanleg zeer eenvoudig: een enkele ijzerdraad als bij de telegraaf, waarover aan de onderzijde een rol loopt, die er door een veer tegenaan gedrukt wordt, met den tramcar in verbinding staat en door een neerhangend touw verstelbaar is. Voor op den wagen staat de motorman,die met een remkruk aan de eene en een horizontale kruk ter regeling der snelheid aan de andere zijde, de beweging volkomen in zijn macht heeft.
Fort Douglas dan werd aangelegd op 20 Oct. 1862 en beheerscht door zijn ligging de stad volkomen. Het levert een wonderschoon uitzicht op de omgeving: aan den voet ligt de huizenmassa der city tusschen het groen der boomen verscholen en daarachter in de vlakte het breede zoutmeer, afgesloten door een keten van sneeuwbergen. Maar ook het fort zelve maakt, verre van aan de moordtafereelen van den oorlog te herinneren, een allervriendelijksten indruk, al is het ook met zijn talrijke bezetting een der belangrijkste vestingen
| |
| |
van het Westen. In het midden ligt een halfcirkelvormig plein met fontein en muziektent en omgeven door een fraaie laan, waarop de keurige officierswoningen uitkomen. Daarvóór strekken zich de barakken uit en dicht daarbij liggen de villa van den commandant en het aardige kleine kerkje als een vreedzaam tafereel, verlevendigd door eenige ronddartelende groote honden.
Salt Lake City ontleent zijn naam aan de Groote Zoutzee, die twintig mijlen westelijk van de stad ligt en waar men met den trein heenrijdt. Het meer is 30 à 35 E.M. breed en 70 à 80 E.M. lang en beslaat een oppervlakte van 2360 E. M2 (6112 K. M2). Het ligt 4210 voet boven de zee en is zeer ondiep; de grootste diepte bedraagt niet meer dan 11 M. en men vermoedt dat het meer een overblijfsel is van een groote binnenzee, die in overoude tijden geheel Utah, Nevada en Arizona zou overdekt hebben. In het meer liggen een aantal rotseilandjes, waarvan Church en Antilope Island de grootste zijn. Het heeft geen uitwatering, maar staat door de Jordan River in verbinding met het kleinere Utah Lake, dat 38 E.M. zuidoostelijk gelegen is.
Het water van de Salt Lake kenmerkt zich, zooals de naam reeds aanduidt, door een bizonder hoog zoutgehalte, veel grooter dan dat van zeewater en wordt hierin slechts door de Doode Zee overtroffen. Volgens de bepaling van Stansbury en Gale is het totaalbedrag aan vaste bestanddeelen niet minder dan 22.4 pct. en wel aan den rand 26 pct, in het midden 16 pct. Volgens Fremont is daarvan verder de specifieke samenstelling: chlornatium 97.8 chlorcalcium 0.6, chlormagnesium 0.2, natriumsulphaat 0.2 en calciumsulphaat 1.1 pct. Vergeleken met dat van de Doode Zee is dus het calciumgehalte veel grooter, het magnesiumgehalte veel kleiner.
| |
| |
In zulk een water kunnen natuurlijk maar weinig dieren leven; toch ontbreekt ook hier de organische natuur niet geheel, maar is er nog door een paar soorten vertegenwoordigd. In het meer leeft namelijk een zeer klein, kleurloos schaaldiertje, de Artemisia fertilis, en een soort insekten, de Ephedra gracilis, wier larven op bepaalde tijden van het jaar evenals turfstrooisel aan den oever over het zand verspreid liggen.
Een ander gevolg van het verbazende zoutgehalte is, dat een mensch onmogelijk kan zinken en zich daarom zelfs de slechtste zwemmer gerust in zee kan wagen. Aangenaam is dit evenwel niet, want de beenen hebben voortdurend neiging zich boven de oppervlakte te verheffen, en toen ik dan ook aan de Garfield Beach een bad nam, moest ik voortdurend met mijn armen werken om het evenwicht te bewaren en niet om te kantelen. Zwemmen is dus niet lang vol te houden en daarbij moet men tevens groote zorg dragen geen water in mond of oogen te krijgen, daar dit een zeer pijnlijk stekend gevoel te weeg brengt. Na het bad neemt ook iedereen een zoet stortbad na, en dat dit geen overbodige luxe mag heeten, bleek mij toen ik op het meer rondroeide en zich alleen reeds van een paar overboord geslagen spatten een heele zoutlaag op mijn pan talon afzette.
|
|