Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
V.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
toebehoorden en in het midden dezer eeuw werden afgestaan, behoorden nog geen eeuw geleden alle staten westelijk van de Mississippi aan Frankrijk onder den algemeenen naam Louisiana, die nu beperkt is tot een kleinen staat aan den mond van de Mississippi. In 1680 namelijk werd de groote stroom met het aangrenzend prairiegebied in bezit genomen door La Salie voor Louis XIV en naar dezen met den naam Louisiana gedoopt. In 1803 evenwel verkocht Napoleon Bonaparte dit uitgestrekte en rijke gebied aan de Vereenigde Staten voor de geringe som van 23 millioen Dollars. De hoofdreden van die stap was gelegen in de wensch om de U.S. aan zich te verbinden, ze krachtiger te maken en zoodoende een machtigen concurrent te stellen aan het vijandige Engeland. Volgens Barbé-MarboisGa naar voetnoot1 toch sprak Napoleon aldus: ‘Pour affranchir les peuples de la tyrannie commerciale de l'Angleterre, il faut le contre-poiser par une puissance maritime qui devienne un jour sa rivale; ce sont les Etats-Unis. Les Anglais aspirent à disposer de toutes les richesses du monde. Je serai utile à l'univers entier, si je puis les empêcher de dominer l'Amérique comme ils dominent l'Asie. Cette accession affermit pour toujours la puissance des Etats-Unis, et je viens de donner à l'Angleterre une rivale maritime qui tôt ou tard abaissera son orgueil.’ Eenigszins anders, maar toch in hoofdzaken op hetzelfde neerkomende, luidt de lezing bij ThiersGa naar voetnoot2. Volgens dezen toch zeide de eerste Consul in Maart 1803 tot een zijner ministers: ‘Je ne garderai pas une possession qui ne serait pas en sureté dans nos mains, qui me brouil- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lerait peut-être avec les Américains, ou me mettrait en froideur avec eux. Je m'en servirai au contraire pour me les attacher, pour les brouiller avec les Anglais, et je créerai à ceux-ci des ennemis qui nous vengeront un jour, si nous ne réussissons pas à nous venger nousmêmes. Mon parti est pris, je donnerai la Louisiane aux Etats Unis.’ Het blijkt dus wel, dat Napoleon niet overtuigd was van het belang van bezit van koloniën en hoegenaamd niet vermoedde, welk een ontzaggelijke beteekenis eenmaal die verwaarloosde en nog zoo onbekende streken zouden verkrijgen. De U.S. evenwel schenen reeds eenigszins de gulden toekomst te bevroeden, ten minste bij het teekenen van het tractaat sprak de afgevaardigde Livingston, die met Monroe, den lateren president, en Barbé-Marbois, den gevolmachtigde van Frankrijk, de onderhandelingen voerde: ‘In ons geheele leven hebben wij geen schooner werk tot stand gebracht dan dit. Het traktaat, dat wij zoo even teekenden, even voordeelig voor beide contractanten, zal uitgestrekte woestenijen veranderen in bloeiende landstreken.’ Dat werkelijk de aanwinst van Louisiana een onmetelijk gebied omsloot, blijkt het best uit cijfers. Het afgestane terrein besloeg een oppervlakte van 900.000 E.M2., terwijl in 1783 de geheele Unie nog slechts 820.680 E.M2. groot was. Nimmermeer heeft dan ook de Unie zulk een vergrooting ondergaan, ja zelfs het gebied dat later door Mexico werd afgestaan, besloeg de mindere uitgestrektheid van 523.000 E.M2. Maar stappen wij af van verdere zuiver geographische beschouwingen. De vroegere Fransche bezitting kwamen wij binnen bij S. Louis, waar wij de Mississippi, den vader der stroomen, over een reusachtige spoorbrug over- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
staken. Die brug wordt geroemd als een meesterstuk van ingenieurskunde; zij is het werk van Jas. B. Eads, kostte 11 millioen $ en werd geopend op 4 Juli 1864. Bij den bouw had men ontzaglijke moeielijkheden te overwinnen: de breede rivier heeft hier een zeer ongestadige stroomsnelheid en in verband daarmede is de hoogte van het zandige waterbed zeer wisselend, terwijl ook de waterstand zeer verschillend is en er 's winters een enorme ijsstuwing plaats heeft. De eigenlijke typische prairieën beginnen eerst een goed eind westelijk van de Mississippi. Tot aan de Rocky Mountains vormen zij een eindelooze grasvlakte, die in haar oorspronkelijk voorkomen eenige overeenkomst vertoont met onze heide tusschen Ede en Wolfhezen. Het terrein is heuvelachtig, is hier en daar doorsneden door een smalle geul, kenmerkt zich door een volslagen gemis aan wouden en is bij tijden blootgesteld aan zware wind- en sneeuwstormen (blizzards). De temperatuur is 's zomers en 's winters zeer afwisselend, maar het klimaat is gezond, de lucht zeer zuiver en het uitzicht buitengewoon helder: alles teekent zich scherp tegen den horizon af, zoowel de eenzame farmhouses als de groote, vreedzaam grazende kudden. Het gras der prairieën bestaat uit Sesleria (S. dactyloides = Buffalo gras), Festuca (Bunch gras) en Bouteloua (Musciet en Gramma gras) soorten. Nu en dan worden de landbouwers bezocht door onafzienbare zwermen sprinkhanen (Acridium spretus), die met den wind uit het westen van de Rocky Mountains komen aanwaaien en waartegen eigenlijk nog geen radicaal middel bekend is: veelal zocht men ze evenals in Algiers en Egypte door rook te verdrijven. Nog een enkel woord over een paar andere dierlijke bewoners der prairieën. Minder schadelijk dan de sprink- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
haan is de bekende prairiehond (Arctomys ludovicianus). Zooals men weet hebben deze niets met honden te maken en bestaat hun eenige overeenkomst in het korte blafachtige geluid, dat zij uitstooten en waarom zij klanknabootsend door de Indianen wish-ton-wish genoemd worden. De prairiehonden zijn een soort knaagdieren, gelijkende op het mormeldier en nog het best te vergelijken bij groote marmotten, ofschoon de kop betrekkelijk kleiner en het achterlijf met het korte staartje veel dikker is. In het wild heb ik geen prairiedogs te zien gekregen, daar het nog te vroeg in het jaar was en ze in hun onderaardsche holen nog met hun winterslaap bezig waren; maar gelukkig werd mij dit gemis ruimschoots vergoed in het Lincoln-Park in Chicago, waar een geheele kolonie genoegelijk samenleefde. Met pleizier kan men een half uur staan kijken naar de allerkoddigste dieren, die evenals kangoeroes bij voorkeur op hun partes posteriores gaan zitten, en dan uit hun guitige oogen deftig om zich heen in de wereld rondkijken, of evenals eekhoorns uit hun voorpooten smakelijk zitten te eten. Zij zijn zeer levendig en bewegelijk, en wanneer zij naar hun holen loopen, sluipen zij precies als kleine leeuwen over den grond voort. De prairiehonden leven gezellig in troepen samen en algemeen is het geloof verbreid, dat zij hun holen deelen met een uil (Athene hypogrea) en de ratelslangGa naar voetnoot1 (Crotalus tergeminus). Het laatstgenoemde dier komt ook veelvuldig voor in de Rocky Mountains en ontleent zijn naam aan het geluid van een hoornachtig orgaan aan | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de punt van de staart, dat opgebouwd is uit over elkander schuivende ringen, wier aantal onafhankelijk is van den leeftijd der slang. Ofschoon niet zoo gevaarlijk als de Indische Cobra of brilslang (Naja tripudians), is toch de beet van de Rattle-snake zeer vergiftig en om de wond onschadelijk te maken, maakt men gebruik van ammonia of van het sap der Euphorbia lata, terwijl ook wel het jagermiddel wordt toegepast van de wond met kruit uit te branden. Is iemand door een ratelslang gebeten dan beweert men overal in het Westen, dat geen middel ertegen beter is dan zich zoo spoedig en zoo sterk mogelijk aan whisky te bedrinken, en het verhaal gaat dat als men dan dronken wordt, men gered is, maar verloren als teekenen van dronkenschap uitblijven. Grootere bewoners der prairieën dan de genoemde zijn de prairievos (Canis velox), de vreesachtige, 's nachts oorverscheurend huilende prairiewolf of cojote (Canis latrans) en de antilope (Antilocapra americana). Maar de koning der prairieën was de bison of buffalo (Bos americanus). Helaas moeten wij zeggen was; want het edele dier is niet bestand geweest tegen de systematische vernietiging, waaraan het heeft blootgestaan. De bisons, die nog twintig jaren geleden in verbazende troepen tusschen de Platte- en de Arkansas River rondzwierven, zijn nu nagenoeg uitgeroeid en voor N. Amerika geworden wat de Wisent of Auros is voor Europa. Alleen in het territorium Colorado werden in het ééne jaar 1872 niet minder dan 200.000 bisons gedood en het totale aantal, dat in de prairiën gedurende de enkele slachtingsjaren 1872-74 gedood werd, bedroeg 41/2 millioen, waarvan meer dan drie millioen enkel en alleen om de huiden. De walgelijke slachting was zóó groot, dat op vele plaatsen aan de Republican River de lucht verpest was door de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
rottende lijken, die de jagers op de plaats achterlieten. Hierdoor werden niet alleen millioenen ponden van het voortreffelijkste vleesch op onverantwoordelijke wijze vermorst, maar ook vele dure en bloedige oorlogen veroorzaakt met de Indianen die, beroofd van hun voornaamste levensmiddel, tot honger en vertwijfeling gebracht werden. Had men zich tevreden gesteld met de huiden van de om het voedsel gedoode exemplaren, dan zou men toch jaarlijks een buit van een half millioen geoogst en de huiden op prijs gehouden hebben. Maar nu werd de markt ermede overstroomd en brachten zij niet meer dan één Dollar per stuk op, terwijl een paar jaar geleden een natuurwetenschappelijk genootschap in New-York slechts met de grootste moeite nog een huid en een geraamte van een bison voor haar verzameling kon machtig worden. Het is onmogelijk te spreken over bisons zonder te denken aan de eveneens bijna uitgeroeide nomaden der Amerikaansche steppen, die evenals de Arabieren en Tartaren een groot gedeelte huns levens te paard doorbrachten op hun eindelooze zwerftochten, waarbij zij zonder kaarten of compas, evenals vogels, door hun onbegrijpelijk fijn ontwikkeld instinkt den weg wisten te vinden in de onmetelijke vlakte. Wij zien ze voorthollen in toomelooze vaart, onder luide kreten een donkere massa bisons met pijl en boog vervolgend. Wij zien ze verwikkeld in moorddadige gevechten met de blanke volksplanters die, gekomen van over de groote zoutzee, hun voor vreedzame doeleinden de jachtgronden zoeken te ontnemen. Hoe menig vreeselijk drama is hier afgespeeld; hoe menig voortvarend kolonist werd hier, ver van alle hulp, heimelijk overvallen en onbarmhartig gescalpeerd of aan den martelpaal gebonden. Hoe kort nog liggen die tijden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
achter ons! Stemt het niet tot stille overdenking te zien, hoe die millioenen oorspronkelijke bewoners binnen nog geen eeuw tijds door oorlog en ziekte zijn verstrooid en weggevaagd om plaats te maken voor hun blanke broeders, tegen wier meerdere beschaving en ontwikkeling zij in den eeuwigen strijd om het bestaan niet bleken opgewassen? Spreken niet deze vlakten van de vergankelijkheid van al het aardsche en tegelijkertijd door haar maatlooze vergezichten van eeuwigheid en oneindigheid? Die tijden van de heerschappij der Indianenhorden behooren tot het verleden en zijn voorgoed voorbij. Toen eenmaal de vruchtbaarheid der tot dusverre onontgonnen en eeuwenlang braak liggende prairieën bekend geworden was, trokken duizenden krachtige mannen uit het overbevolkte Europa hierheen om zich in de zuivere atmospheer, waar men den werklust als inademde en in een omgeving, waar men zich vrij voelde van onze knellende maatschappelijke banden, met het gezonde landbouwbedrijf een goed bestaan te verzekeren. De hooge en droge lucht wekte op tot rustelooze ijver en energie, staalde de zenuwen, hield den geest frisch en vrij van de loomheid en matheid, waartegen men in andere landen zoo dikwijls te strijden heeft. Een ruim arbeidsveld stond hier open voor krachtige en gezonde naturen, die met hun handen werken wilden en juist deze waren het dan ook, die emigreerden, terwijl dat gedeelte, wat het liefst gemist zou worden als zwakken, ongezonden en zij, die op kosten van algemeene weldadigheid hun bestaan voortsleepen, in Europa achterbleefGa naar voetnoot1. Zoo bedroeg het aantal landverhuizers naar Amerika in het tijdperk 1820-1890 15,380.000, gedurende het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
decennium 1870-80 was het gemiddeld 280.000 per jaar en gedurende 1880-90 gemiddeld 525.000. Het maximum werd bereikt in 1882 met een cijfer van 789.000 en in 1891 kwamen er 445.000 in New-York aan. De snelle bevolking van de westelijke staten werd natuurlijk ontzaglijk bevorderd door de uitbreiding der spoorwegen, die tegenwoordig met een aantal evenwijdige lijnen de prairieën in haar geheele breedte doorsnijden. Vóór dien tijd werd de groote vlakte tusschen de Missouri en de Rocky-Mountains doorgetrokken met groote ossenwagens evenals in Zuid-Afrika en alleen bestond er in de jaren 1860-63 een zoogenaamde Pony Express, die den postdienst waarnam en met paarden, die elke 60 E.M. (96½ K.M.) verwisseld werden, den afstand van S. Joseph a/d Missouri tot S. Francisco in 10 dagen aflegde. Een brief, op die wijze vervoerd, kostte toen nog de som van 5 $. Maar toen eenmaal de sporen werden aangelegd, en ook de eerste Pacific als een niet minder belangrijk werk dan het Suez kanaal, tot stand gekomen was, verrezen overal steden die, daar zij alle op éénzelfde terrein, in éénzelfden tijd en door éénzelfde soort menschen werden aangelegd, als druppels water op elkaar gelijken en een kleurlooze eenvormigheid vertoonen. Zij sprongen zoo snel uit den grond op, dat een stad van zes jaren reeds oud genoemd werd en dat men voor al de nieuwe plaatsen bijna namen te kort kwam. Zoodoende kregen vele denzelfden naam, zoodat het algemeen in de U.S. gebruikelijk is achter een stadsnaam bij afkorting dien van den staat, waarin zij ligt, te voegen bv. Portland Or., Chicago Ill. De namen der nieuw gevestigde steden werden toen op alle mogelijke wijzen bijeengehaald, en dat niet altijd classieke voorbeelden gekozen werden, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bewijst o.a. de stad Julesburg in Nebraska, die genoemd werd naar een paardendief Jules Burg, op de plaats waar hij vermoord werd, en die zeker nooit gedroomd had op zoo'n manier nog eens vereeuwigd te zullen worden. Ten slotte nog een enkel woord over de oorspronkelijke bevolking van deze streken. Onder de menschen, die hier het eerst hun tenten kwamen opslaan, behoorden er velen tot het schuim der verschillende naties, die als echte gelukzoekers hierheen verdwaalden. Die desperados bekommerden zich al bitter weinig om een menschenleven, van wetten en politie was nog absoluut geen sprake en dagelijks hoorde men van bloedige twisten. De wanorde was onbeschrijfelijk en het aantal personen, dat een gewelddadigen, onnatuurlijken dood stierf, - of zooals men het gemoedelijk noemde ‘with their boots on’ (met zijn laarzen aan d.i. niet in bed) - was verbazend. In het bovengenoemde Julesburg lagen in 1868 op het kerkhof 74 graven en van al die begravenen waren er slechts drie op gewone wijze gestorven. Wij behoeven ons daarover niet te verwonderen, als wij bijv. lezen van een man, die in Arizona binnen achttien maanden tijds twintig medeburgers met mes of pistool van kant maakte, en als Cronau bv. vertelt van zekeren H.B. Masterton, die als ordelievend man in het belang van de rust en de publieke veiligheid op 27jarigen leeftijd reeds 26 anderen had neergeschoten, o.a. eens binnen weinige minuten zeven schurken, die even te voren in een kroeg zijn broeder vermoord hadden. Ook onder zulke omstandigheden verliet den Amerikaan zijn humoristische aanleg niet. Zoo las Schlagintweit ergens in een klein plaatsje het volgende opschrift: ‘Dit hotel is gesloten wegens een standje tusschen den hotelhouder en den kok. Wel is dat reeds met pistolen uit de wereld | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
geholpen, maar ongelukkig ligt de eigenaar onder den grond en zit de kok achter slot en grendel.’ Ook werden de grootste bandieten wel vogelvrij verklaard, maar genoten zij toch om hun brutale stoutmoedigheid een zekere populariteit. Maar de rustige burgers, die het wèl meenden en bedacht waren voor hun veiligheid, zagen in dat die toestand onhoudbaar bleef en er noodzakelijk verandering in moest komen. Bij gebrek aan een goed georganiseerde rechterlijke macht of een wel uitgerust corps detectives als dat van Pinkerton, namen zij zelve het roer in handen en zoo werden er overal vigilance comittees opgericht, die korte metten maakten, proclamaties uitvaardigden tegen verdachte personen, hen waarschuwden maar liever zoo spoedig mogelijk hun biezen te pakken, en zoo in korten tijd hun woonoord wisten te zuiveren. Wie toch een misdaad beging werd onmiddellijk gevat, een kort proces-verbaal gemaakt en nog geen vier en twintig uren later of hij was opgeknoopt en hing aan den eersten besten boom of telegraafpaal te bengelen. Dat op eigen hand ter dood veroordeelen of lynchen, hoewel reeds sterk verminderd, is toch in Amerika nog in 't geheel niet voor goed uit de mode; bijna dagelijks leest men nog het een of andere geval in de nieuwsbladen. Vooral op negers wordt die zelf-rechtspraak nog meermalen toegepast en vooral voor de misdaden van vrouwenaanranding en stelen van paarden. In 1882 bijv. werden er 57 menschen gelynchd tegen 101 wettelijke terechtstellingen en in 1890 126 personen, waaronder ééne vrouw en 90 negers. Dat die gevallen van lynchen, die gewoonlijk welverdiend zijn en beletten, dat de schuldige aan zijn straf ontsnappen kan, in de U.S. in 't geheel niet als zoo iets verschrikkelijks beschouwd worden, blijkt uit den komischen toon, waarmede zij in de couranten dikwijls verhaald | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
worden, alsof het de gewoonste zaak ter wereld gold. Zoo luidt een bericht aldus: ‘De man vond een touw en raapte het op; toevallig was aan het andere eind een paard gebonden. Anderen vonden een boom en bonden het touw aan een tak; toevallig was aan het andere eind zijn hals bevestigd.’ En een andere verslaggever schrijft: ‘De ook in onze stad niet zeer gunstig bekend staande Mr. Jim Moore ging onlangs op reis om paarden te halen, die niet van hem waren. Hij kwam echter niet weer thuis, want plotseling was hij niet meer in staat met zijn voeten op den grond te komen. Het laatst zagen wij hem onder een telegraafpaal staan.’
Zoo is dan de voorspelling van Levingston uitgekomen en zijn eertijds woeste en verlaten streken herschapen in vruchtbare landouwen en dienstbaar gemaakt aan het meest noodzakelijke en onmisbare bedrijf in de maatschappij. Om een denkbeeld te geven van de uitbreiding, die dit in de U.S. genomen heeft, willen wij een kleine tabel invoegen:
De boerderijen, die voor meer dan 80 pct. het eigendom zijn van de landbouwers zelven, besloegen zoodoende in 1880 reeds een oppervlakte, die ongeveer gelijk kwam met een vierde gedeelte van Europa en grooter was dan Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk en Engeland te zamen. In 1890 was zij nog 27 pct. toegenomen en gestegen tot een uitgestrektheid van 204.500.000 acres (82.8 millioen bunders). In opbrengst van koren staat dan ook Amerika | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aan het hoofd van alle naties en overtreft zelfs het machtige Rusland. Zijn oogst bedraagt meer dan een vierde van dien der geheele wereld en zoo is Amerika de korenschuur geworden van Europa, waarheen het in 1880 alleen aan graan en meel voor een waarde van 190 millioen $ uitvoerde. De opbrengst van het land bestaat voornamelijk in maïs, tarwe en haver, zooals blijkt uit de volgende cijfers, uitgedrukt in bushels.
Niet minder groot is de veeteelt in de Vereenigde Staten. Om dit aan te toonen, ook hier weder enkele cijfers.
Om van deze enorme getallen een meer aanschouwelijke voorstelling te vormen, heeft men uitgerekend dat, - indien al die dieren in vijf rijen naast elkander aan den aequator waren opgesteld, - de koppen van de voorsten, de staarten van de achtersten zouden aanraken, m.a.w. dat zij te zamen een doorloopenden gesloten gordel rondom de aarde op het breedste gedeelte zouden vormen. Andere statistici hebben becijferd, dat alleen van den staat Kansas de veestapel zoo groot is dat, - wanneer deze in een gesloten stoet van vijf stuks naast elkander naar New-York getransporteerd werd, - de voorsten daar reeds zouden zijn aangeland als de achtersten den grens van Kansas nog niet hadden overschreden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ook hier weer houdt Amerika zijn rijkdom niet aan Europa achter. De voornaamste stapelplaats voor vleesch-verzending is Chicago (spr. Chickawgo), de ‘koningin van het westen’, die in 1840 nog slechts 4.500 inwoners telde en bij den grooten brand van 8 Oct. 1871 bijna geheel in de asch gelegd werd. Het aantal varkens, dat hier van 1 Maart 1889 tot 1 Maart 1890 aan de markt gebracht werd, beliep eventjes 4.473.467 en dagelijks worden er ongeveer 25 duizend slachtdieren aangevoerd. De veemarkt of Stock-Yards beslaan dan ook een oppervlakte van meer dan 2½ K.M2 en biedt plaats voor 25.000 runderen, 22.000 schapen en 100.000 varkens. Hier zijn dan ook de groote slachtplaatsen, waar het geconserveerde vleesch in bussen verzonden wordt. Hoe vermoeiend het ook zijn moge en hoeveel bloed men er ook te zien krijge, - niemand, die het volgend jaar in Chicago komt met de wereld-tentoonstelling, mag verzuimen die inrichtingen eens te gaan zien, waar alles tot zelfs het scheren der doode varkens, het vullen der darmen en het dichtspijkeren der kisten machinaal plaats heeft. De Amerikaan gaat van het denkbeeld uit, dat het dwaas zou zijn een werk te verrichten, dat sneller en even goed of beter door een machine gedaan kan worden, en nieuwe inventies vinden in Amerika veel spoediger ingang dan ergens elders, omdat zij daar bij het volk niet op de vooroordeelen stuiten, die ze elders te overwinnen hebben alvorens algemeen te worden toegepast. Jaarlijks worden in die reusachtige slachthuizen ongeveer 7 millioen varkens afgemaakt d.i. een 20.000 per dag. Alleen de firma Armour & Co verzendt jaarlijks 600.000 hammen en uit geheel Chicago worden er 2½ millioen verzonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Maar genoeg statistiek: ik wilde u slechts aantoonen wat uit het Louisiana van nog geen eeuw geleden geworden is. Keeren wij ten slotte nog even terug tot ons reisverhaal. Aan het einde van mijn spoorrit van 45 uren kwam ik 's avonds in Denver aan. De eerste indruk, dien ik op weg naar mijn hotel van de stad kreeg was geen al te gunstige. Wel was ik reeds voorbereid op den slechten toestand der straten, maar de werkelijkheid overtrof nog alle voorstelling. Het had in de laatste dagen veel geregend en daardoor waren de wegen, die zonder eenige bestrating zijn, in een volslagen modderpoel veranderd, die op verschillende plaatsen meerdere voeten diep was en waarin de wielen tot aan de as, de paarden - ongelukkig juist schimmels - tot aan de knieën inzakten. Hoe ware het te wenschen dat, wanneer dan al misschien straatsteenen hier moeielijk te krijgen zijn, de wegen evenals in enkele andere steden van Amerika, als Toronto en Quebec, met afgezaagde rechtopstaande boomstammen bestraat werden. Maar dezen primitieven staat der wegen uitgenomen is Denver zeer merkwaardig, evenals andere steden van het Westen een eigenaardig mengelmoes van ruwheid en beschaving. In bloei en snelle opkomst overtreft zij na Chicago alle steden van het westen, en waar in 1859 de eerste hutten midden in de prairie, dicht bij den voet der bergen aan den westelijken zoom der groote vlakte, werden neergezet, - daar verrijst nu, dertig jaren later, de grootste en voornaamste stad tusschen Chicago en San Francisco, voorzien van cable-cars en electrische trams, groote moderne winkels en torenhooge huizen met elevators, vijftien bankgebouwen en veertig hotels. |