Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
II.
| |
[pagina 14]
| |
tien jaren later, aan het einde der vorige eeuw, bedroeg het aantal inwoners nog geen 35.000. Sedert evenwel is het voortdurend zóó in omvang toegenomen, dat het op het oogenblik een grooter populatie heeft dan eenige andere stad in Amerika en met zijn meer dan anderhalf millioen inwoners na Londen en Parijs de meest bevolkte stad der wereld isGa naar voetnoot1. Het eiland Manhattan, waarop de stad New-York ligt, is uiterst langwerpig en heeft eenigszins den vorm van een tong, terwijl de Harlem River, die het van het vasteland scheidt zoo smal is, dat men bijna evengoed van een schiereiland zou kunnen spreken. Het eiland, in welks midden het reusachtige Central-Park ligt, - waarover later nader - is nu reeds grootendeels volgebouwd en wordt oostelijk door de East River van Long Island en Brooklyn, westelijk door de Hudson River van New Jersey en Hoboken gescheiden. In New-York kan men gevoegelijk, als men een plan van de stad in de hand neemt, twee gedeelten onderkennen: een kleiner meer naar de punt gelegen en ouder gedeelte, waarin de straten nog in allerlei richting loopen en dat evenals de City van Londen, bijna geheel door kantoren, staatsgebouwen enz. wordt ingenomen, en een noordelijk grooter en jonger gedeelte, waar de straten elkander alle op regelmatige afstanden rechthoekig snijden en dat voornamelijk uit woonhuizen bestaat. De straten, die in de lengterichting (N.-Z.) loopen en de breedste zijn, heeten Avenues en zijn ten getale van 14; haar nummering begint aan den oostelijken kant. Het systeem van rechte kruising, waardoor een stad het uiterlijk van | |
[pagina 15]
| |
een groot dambord verkrijgt en dat in Europa slechts in enkele steden als Mannheim en Turin is toegepast, is in de Amerikaansche steden algemeen verbreid en - ofschoon het ze niet direkt schilderachtiger maakt en het een verkwikkelijke afwisseling is om weer eens in een ouderwetsche, onregelmatig gebouwde stad als Boston te komen, - levert het toch het practische voordeel, dat men er door de regelmatige opeenvolging der namen nimmer in kan verdwaald raken en door de gelijke afstanden ook altijd nauwkeurig de lengte tusschen twee plaatsen kan berekenen. Is het dus duidelijk, dat de orienteering in New-York zeer gemakkelijk valt, iets anders is het te wennen aan zijn reusachtige afmetingen. Zij zouden bepaald een onoverkomelijk ongerief zijn, wanneer zich niet een uitgebreid en uitstekend ingericht net van verkeermiddelen over de geheele stad uitstrekte. Zij bestaan in de Elevated Railways, de Trams en de Ferries en deze zijn van zooveel gewicht en er wordt door iedereen zoo druk gebruik van gemaakt, dat wij beginnen moeten met hierbij een oogenblik stil te staan. Vooraf zij nog opgemerkt, dat van rijtuigen, niet veel gebruik gemaakt wordt, want zij zijn schrikbarend in prijs, duurder dan in eenige andere stad van Amerika en daarbij nog - en dit is vreemd genoeg - schandalig primitief. In dit opzicht blijft New-York beslist bij Londen, Parijs en Berlijn en zelfs bij alle andere groote steden van Amerika achter en het is dan ook niet te verwonderen, dat slechts weinig rijtuigen in de straten gezien worden. De Elevated Railways loopen met vier evenwijdige lijnen door de 1ste + 2de, 3de, 6de en 9de Avenue door de geheele lengte der stad en op alle loopen treinen in beide richtingen, die evenwel, daar er overal dubbel spoor is, | |
[pagina 16]
| |
nimmer op elkander aan wisselplaatsen behoeven te wachten. Overal zijn kleine stations, die men bereikt langs hooge smalle trappen en waarbij men nooit verwarring heeft van gaande en komende passagiers, omdat voor iedere richting een afzonderlijke trap aan de beide zijden der straat aanwezig is. Het aantal treinen is zoo verbazend groot, dat, ofschoon de trein uiterst kort stopt, men nooit langer dan een of twee minuten oponthoud heeft en de Elevated in staat is dagelijks meer dan een half millioen passagiers te vervoeren. Toch is zij voor het enorme verkeer blijkbaar nog niet voldoende, want er is reeds sprake van tevens nog een Underground Railway aan te leggen. De Elevated is in constructie nog het best te vergelijken met de spoor door Rotterdam, - ofschoon de peilers hooger en veel lichter gebouwd zijn, - en in inrichting met de reeds meer genoemde locaalspoor van Londen. De wagens zijn zeer lang, netjes, ruim en luchtig en de zittingen der plaatsen zijn er duidelijk afzonderlijk in aangegeven, zoodat men nimmer in twijfel behoeft te zijn of er nog een plaats open is of de onbillijkheid ziet, dat de een tweemaal meer ruimte inneemt dan de ander. Op de drukke tijden van den dag, als alle wagens boordevol bezet zijn, ziet men er anders geen bezwaar in ook het geheele gangpad in beslag te nemen, want ‘time is money’, en het heeft dan veel van een volgepropten beestewagen. Voor het knippen van kaartjes levert dit echter geen moeielijkheid op, want daarvoor wordt men nooit lastig gevallen, aangezien het plaatsbillet, dat onveranderlijk altijd evenveel (5 Am. cents) kost, hoe ver men ook meerijdt, dadelijk na ontvangst aan het station in een glazen bak geworpen wordt. Niet minder vol zijn de trams, vooral tegen zes uur | |
[pagina 17]
| |
P.M., op den tijd dat de kantoren gesloten worden en de heeren naar huis gaan. Het is de gewoonte op weg alleen voor dames te stoppen en een andere beleefdheid aan de schoone sexe is deze, dat men haar zoo de wagen vol is, zijn zitplaats afstaat, ofschoon dit gebruik niet, zooals wel eens gedacht wordt, absoluut algemeen is en ik er dikwijls tegen zag zondigen.Ga naar voetnoot1 Ook hier wordt het gangpad volgestopt tot men zich bijna niet meer kan bewegen en in zoo'n geval is het zaak eenigszins voor zakkenrollers op zijn hoede te zijn. De contrôle is ook hier weer zeer eenvoudig en zonder ons omslachtig systeem van plaatskaartjes: de conducteur trekt na ontvangst van het geld telkens aan een lijn, die aan den zolder door den geheelen wagen loopt en in een automatische telmachine uitkomt, die iederen keer ten aanhoore van het publiek op een schel een slag geeft. In andere trams is zelfs in 't geheel geen conducteur en kijkt eenvoudig de koetsier toe, dat men het bedrag in een glazen bak gooit, terwijl verder ook het publiek elkaar controleert, dat niemand verzuimt te betalen. Heeft men in dit geval geen afgepast geld bij zich dan steekt men een grootere munt door een spleet van de voordeur aan den koetsier toe, die daarvoor in een vooraf gereedgemaakt gesloten couvert hetzelfde bedrag, gewisseld in kleine munt, teruggeeft. In andere steden heeft weer de conducteur een knipmachine, die telkens belt wanneer hij er een knip mee geeft in een genummerde kaart, die hij zelf in de hand houdt; ook hier dus heeft het publiek niets te maken met het te voorschijn halen | |
[pagina 18]
| |
of ontvangen van billetten. Men ziet, alles is aangelegd op vereenvoudiging en op besparing van tijd en moeite, en dit is wel een van de dingen, die in Amerika op den vreemdeling den meesten indruk moeten maken. Minder ingenomen waren de koetsiers met die automatische inventies, die een aardig winstje, dat zij vroeger ter sluiks in hun zak staken, voortaan onmogelijk maakten en die daarom bij hare invoering in 1874 een strike in het leven riepen, die maakte dat de patroons hun loon met 25 pct. moesten opslaan. Eindelijk de Ferries of veerbooten naar Brooklyn en Hoboken. Ook deze hebben een aantal verschillende lijnen en varen ongeveer elke 20 minuten. Aan beide oevers zijn groote wachtkamers en evenmin als bij de Elevated loopen komende en vertrekkende passagiers elkander tegen het lijf, daar beide langs verschillende kanten binnenkomen en de deur van de wachtkamer eerst geopend wordt, als de aangekomen boot leeggeloopen is. Het verkeer met de ferries is verbazend, daar een enorm aantal menschen, die in New-York hun bezigheden hebben, toch om de veel geringer huurprijzen in Brooklyn of Hoboken wonen en Brooklyn daarom wel spottend de slaapstee van New-York genoemd wordt. Dagelijks moeten al die menschen minstens een paar malen oversteken. Daarenboven wordt het verkeer per ferries ontzettend bevorderd door de spoorwegen, want van al de lijnen, die van New-York uitgaan is er slechts één namelijk de N.-Y. Central & Hudson R.R. die haar station in de stad zelve heeft. Alle andere vertrekken van Jersey City aan de overzijde van den Hudson en weldra zal men dan ook beginnen met naar die stad een soortgelijke brug te bouwen als naar Brooklyn, hetgeen evenwel nog veel moeielijker zal zijn dan daar, omdat hier het water | |
[pagina 19]
| |
veel breeder is en er ook alle groote oceaanbooten op weg naar hun dokken passeeren. De ferries zijn enorme platboomsvaartuigen, over de geheele lengte opgebouwd uit drie afdeelingen, namelijk in het midden een ruimte voor vrachtwagens, aan de eene zijde een ladies- en aan de andere een gents (d.i. rook) cabin, beide schitterend verlicht met electrische lampen en keurig netjes en ruim. De beweging gaat zoo geleidelijk mogelijk; men bemerkt er zoo goed als niets van, dank zij de reusachtige balanceermachine of ‘Walking beam’, die zich voortdurend plechtstatig op en neer beweegt. Van kapitein en stuurlui ziet men niets; zij bevinden zich boven ons in hooger sfeeren, voortdurend in gespannen aandacht om aanvaringen te voorkomen.
Nemen wij nu een kijkje in de straten. De bouwstijl der huizen vertoont er de meest afwisselende typen; Gothische en Renaissance torens, Oud-Duitsche (Neurembergsche) vensters, Oostersche façades, Italiaansche balcons - zij alle zijn vertegenwoordigd en de architekten zijn overal ter schole gegaan. Ook de kleur der bouwsteenen vertoont de meest verschillende schakeeringen: helrood, grijs, geel, lichtgroen. Algemeen bekend is de reusachtige hoogte van vele gebouwen, vooral in het handelsgedeelte, waar de grond onschatbare waarde heeft. Huizen van tien tot vijftien verdiepingen zijn hier hoegenaamd geen zeldzaamheid; in den beginne staat de vreemdeling daar vreemd tegen op te kijken, maar zeer spoedig raakt hij aan het gezicht gewend. Het is begrijpelijk, dat zulke steenkolossen niet tot de schilderachtigheid bijdragen en in 't algemeen heeft New-York met zijn lijnrechte straten en eindelooze huizenrijen, die met | |
[pagina 20]
| |
haar fraaie maar koude en stroeve gevels op den voorbijganger neerzien, een ongezellig karakter en met hun ontzettende hoogte en ontelbaar aantal vensters maken die kolossen van steen en ijzer een drukkende impressie. Daarbij verkeeren, vooral in Brooklyn, de meeste wegen in schandalig slechten toestand. Behalve in sommige bevoorrechte deftige avenues, die een heerlijken asphaltvloer hebben, moet men in de meeste straten voortdurend zorgvuldig uitzien, anders loopt men groote kans armen en beenen te breken of zijn voet te verstuiken. Zelfs in straten met keurig nette huizen doet het wagenpad denken aan een armzalig Duitsch dorp en is men vrij wel gedwongen om alleen aan het einde der straten over de smalle geplaveide strooken naar de andere zijde over te steken. Die miserabele bestrating is te wijten aan het slechte stadsbestuur, dat vooral in New-York in zeer kwaden reuk staat en veel van het er voor bestemde geld zelf in zijn zak schijnt te steken. De New-York Herald wees er reeds indertijd op dat in Parijs, waar de wegen honderdmaal beter zijn, toch veel minder er aan wordt uitgegeven. In 1886 werden bijna alle leden van den raad (aldermen) gevangen genomen en aangeklaagd van bedrog en knoeierij; slechts twee hunner werden toenmaals door de publieke opinie beschouwd als respectabele, eerlijke, vertrouwbare burgers. Ook zal het vele jaren vroeger voorgevallen schandaal van de Tammany Hall, welks leider Tweed eindelijk naar de gevangenis verhuisde, nog wel niet vergeten zijn. Binnen weinige jaren werd de kas voor 50 millioen $ bestolen en vermeerderde de jaarlijksche schuld met 6 millioen $. Het is onbegrijpelijk, hoe het mogelijk is, dat de burgers bij zulke dingen kalm berusten en in 't algemeen de zoogenaamde politicians, | |
[pagina 21]
| |
aan wie toch zooveel belangen worden toevertrouwd, zoo weinig gezien zijn en zoo weinig achting verdienen. Een koopman, die naar de reden daarvan gevraagd werd, antwoordde: ‘We Americans can stand a good deal, and do stand a good deal; but when things get unbearable, we just rise up and stamp them out.’ De drukte in de straten is overweldigend, vooral in de buurt van de dokken, waar men er bepaald door als gefascineerd wordt, maar waardoor New-York eigenlijk juist niet de prettigste stad is om mee te beginnen voor iemand, die zoo kersversch uit Europa komt, - hetgeen echter moeielijk te vermijden is, daar alle stoomvaartlijnen hier aanlanden. Meer nog dan de stad zelve zal die koortsachtige bedrijvigheid den vreemdeling treffen. Een onophoudelijke stroom van vrachtwagens en voetgangers beweegt zich door de straten, als door een machine voortgedreven met eentonige regelmatigheid. Ieder is slechts bezig met zijn business en ziet met onverschilligen blik rondom zich. Men praat zoo min mogelijk, kijkt strak voor zich en een lachend gezicht is een hooge uitzondering. Als door een fatum voortgestuwd, gaat alles in een hurry; er mag geen minuut verloren worden en aan het einde van den dag ziet men slechts afgematte gelaatstrekken. Het publiek op straat is, ofschoon men bijna niet anders dan Engelsch hoort spreken, echt cosmopolitisch en nog half Europeesch, zooals in een havenstad als deze wel niet anders te verwachten was. Men ziet er allerhande nationaliteiten en physionomieën, waaronder ook Chineezen en Negers niet ontbreken, en daardoor maakt New-York niet den typisch Amerikaanschen indruk van bv. Chicago. Aan de hoeken van bijna iedere straat staat een breede | |
[pagina 22]
| |
leuningstoel op een klein platform, waar men voor 10 cents zijn schoenen kan laten poetsen, want in de huizen achten de servants, ondanks hun hooge loonen, dat werk te min. Aan de lantarenpalen vindt men overal kleine ijzeren brievenbussen en opvallend zijn de levensgroote, bontbeschilderde, houten Indianenbeelden vóór de sigarenwinkels, die overal in Amerika zeer talrijk zijn niettegenstaande de hooge prijzen, die men voor sigaren evenals voor alle luxe-artikelen betaalt. Het is anders niet het eenige, dat den Europeaan in New-York schreeuwend duur voorkomt. Geen stad in de geheele U.S. is duurder dan deze: in Gilsey House, niet eens een van de grootste hotels, betaalde ik voor een doodgewone kamer op de zesde verdieping, ontbijt niet inbegrepen, 2 $ daags; het was het goedkoopste, dat er in het huis te krijgen was. Zoo zullen in den beginne telkens de haren te berge rijzen, als men de Amerikaansche in Hollandsche centen omzet en bv. voor een sigaar f 0.50, een tabakspijpje f 2, schoenpoetsen f 0.25, waschgoed f 8.50, theaterplaats f 5, rijtuig f 4 enz. betalen moet. Het eenige, dat hier voor een toerist goedkoop is, zijn de dagbladen en de publieke vervoermiddelen. Indien hij niet zelf door zijn zaken de dollars in zijn zak laat stroomen, komt de Europeeër, den Amerikaanschen geldstandaard nog niet gewoon, telkens tot de droeve ervaring, dat hij hier andere begrippen omtrent prijzen zich dient eigen te maken. Degenen, die er nog het best aan toe zijn, zijn de burger-werkman en de rijke koopman of industrieel, maar de groote middelklasse zal in New-York zuinig met haar inkomen moeten rondspringen en van vele genoegens moeten afzien, die in de Oude Wereld het leven aantrekkelijk maken en waartoe zij dáár finantieel in staat zou zijn. | |
[pagina 23]
| |
Iemand, die voor het eerst in New-York komt, moet behalve door die duurte, door niets meer gefrappeerd worden dan door de ontzettende afstanden. Daardoor verliest men een geheelen afternoon met één enkele visite van tien minuten en is het gaan naar een theater of concert dikwijls volkomen hetzelfde, alsof men van Rotterdam uit een voorstelling in Amsterdam ging bijwonen. Alles saamgenomen kan men zeker wel drie uur daags rekenen voor den tijd, dien men in trams of ferries doorbrengt en het is begrijpelijk, dat op die manier de uitgaven voor vervoerkosten, hoe laag die ook gesteld zijn, toch aardig oploopen en allicht op iemands begrooting een jaarlijksche post van f 300.- uitmaken. Men ziet welk een enorm verlies van tijd, en dit is zeker voor een groot deel oorzaak van des te meer drukte en haast gedurende de overige uren van den dag. In de tram, waarin men dikwijls een uur lang achtereen zit, kan men zelfs niet eens een courant lezen, want wel komen telkens kleine jongens in- en uitvliegen om ze te koop aan te bieden, maar hoe zou het mogelijk zijn ze bij haar onhandig groot formaat en bij een voortdurend wisselend publiek in een volgepropten, schokkenden wagen te lezen. Een ander minder aangenaam gevolg van die lange ritten en vaarten is dat men allicht doodmoede thuis komt. Ik voor mij toch ken niets afmattender dan dat voortdurend in- en uitstappen van trams en ferries, dat telkens afwisselen van rijden en loopen, dat voortdurend uitkijken van niet overreden te worden. Daarenboven is het door die mijlenlange wegen ook niet mogelijk om met meer dan zeer enkelen eenigszins geregeld om te gaan en dragen alle kennismakingen min of meer een karakter van oppervlakkigheid. Alle afspraken moeten | |
[pagina 24]
| |
dagen te voren gemaakt worden en de families houden alle op bepaalde dagen hun receptie-uren, waarmee de aantrekkelijkheid van onvoorziene ontmoetingen geheel wegvalt.
Wij willen nu van onze algemeene beschouwingen afstappen en ik noodig u uit samen een wandeling door New-York te gaan maken. Welken weg zouden wij daarvoor beter kunnen kiezen dan de wereldberoemde Broadway, de reuzenstraat die van Battery tot Central Park 8 K.M. lang is en die met recht de hartader der metropolis mag genoemd worden. Over haar geheele lengte wordt zij door een dubbele tramlijn doorloopen en het aantal wagens dat daarop voortdurend in beweging is, is zóó groot, dat als maar even voor een paar minuten ergens de passage gestremd is, er spoedig een tiental wagens achter elkander staan. Nooit behoeft men dan ook langer dan een halve minuut op een tram te wachten. Die ouderwetsche paardentram zal anders weldra tot de historie behooren, want onlangs is men begonnen met den aanleg van een cable-car, die haar voorgoed vervangen zal. De Broadway is voor New-York, wat het Strand voor Londen, de Ringstrasse voor Weenen is. Opvallend is de kalmte, waarmee de ontzaggelijke menschendrommen zich voortbewegen; ieder gaat stil zijns weegs en niemand blijft onnoodig stilstaan. Het is een ware mierenhoop, maar men hoort geen marktgeschreeuw. Ongemerkt en als van zelf wordt men door dien menschenstroom, die zich onophoudelijk als een drijfriem zonder einde voortbeweegt meegesleept om een eind verder weer aan kant gezet te worden. Laat ons meewandelen en beginnen wij daartoe bij | |
[pagina 25]
| |
het zuidelijk uiteinde. Daar ligt de Battery aan de spits van Manhattan Island op de plaats, waar de eerste Europeanen voet aan wal zetten en waar in onze eeuw de Castle Garden reeds duizenden landverhuizers bij hun komst uit de oude wereld tijdelijk in zich opnam. Dan komen wij het eerst aan de kantoren der verschillende stoomvaartlijnen, waaronder dat van de Nederlandsche No. 39. Weldra bereiken wij aan de linkerhand Trinity Church, een klein, maar fraai Gothisch kerkje van de Episcopale gemeente, dat daar zoo eigenaardig als een rustig plekje ligt te midden van de drukste handelsbuurt. Vlak daartegenover mondt de wereldbekende Wallstreet uit. Het is een nauwe straat, maar vol met monumentale vuurvaste gebouwen, waarin de groote bankhuizen en andere finantiëele corporaties gevestigd zijn en o.a. een aantal Safe-Deposit Co.'s - groote publieke brandkasten, waar men tegen een geringe vergoeding geld, effecten enz. in bewaring kan geven - haar tenten hebben opgeslagen. In diezelfde straat ligt ook het U.S. Custom House, het douanenkantoor met een front van kolossale Grieksche zuilen, die hier tusschen al die moderne gebouwen vreemd verzeild zijn en verder de U.S. Sub-Treasury, eveneens met een ouderwetsche Dorische façade en een breede marmeren trap, aan het hoofd waarvan het beeld van Washington op de plaats, waar hij zijn eerste speech als president hield. Door een bizondere introductie was ik in de gelegenheid in dit gebouw tot in den schatkelder door te dringen en daar enkele minuten voor millioenen waarde aan bankpapier in de hand te houden. Aan de overzijde van de Wallstreet ligt een niet minder belangrijk gebouw voor de geldwereld namelijk de Stock Exchange, de groote | |
[pagina 26]
| |
effectenbeurs, waar het lot van duizenden beslist wordt. De grond lag er bezaaid met snippers en er heerschte een nog helscher rumoer, dan ik het een paar jaar vroeger in de Bourse te Parijs hoorde. In Broadway teruggekeerd, gaan wij verder en komen nu, na nog eerst het groote Equitable Building gepasseerd te zijn, weldra aan het nieuwe postkantoor, dat 6.000.000 $ kostte. Daarachter volgt onmiddellijk - eveneens aan de rechterhand - het City Park. Op het midden van dit plein liggen het stadhuis (City Hall) en de rechtbank (Court House), terwijl in het oostelijk gedeelte, de zoogenaamde Printing-House Square, de pers haar zetel heeft opgeslagen. Hier toch liggen de gebouwen van de Staatszeitung, de N.-Y. Times en de N.-Y. Herald, maar vooral vallen in het oog de twee hemelhooge gebouwen van de Tribune en de World. Ofschoon deze beiden tot vijandige politieke partijen behooren, die elkander voortdurend bestrijden, staan zij hier toch broederlijk naast elkander, maar het is of zij zich toch door verschillenden bouwstijl van elkander hebben willen onderscheiden, want de een heeft een aardig spits torentje, de ander een meer massieven, zwaar vergulden koepel. Vóór de republikeinsche Tribune staat het zittend standbeeld van haar oprichter Horace Greeley, den populairen bestrijder van den slavenhandel. De World, het grootste orgaan der democratische partij, is daarnaast gehuisvest in het Politzer Building, dat er zich op beroemt het hoogste gebouw in New-York te zijn - en dat zegt niet weinig. Het is eventjes 114 M. hoog en het is te begrijpen, welk een heerlijk wijd uitzicht men heeft in den koepel, waartoe men dood op zijn gemak zonder een trap te klimmen met ijzige vaart in een elevator opstijgt. Om u eens eenig denkbeeld te geven van de dimensies | |
[pagina 27]
| |
van zulk een New-Yorkschen reuzenbouw, wil ik hier enkele cijfers noteeren. De hoeveelheid gebruikte steenen zou genoeg zijn voor ± 250 gewone huizen, het gebruikte ijzer voor 29 Eng. mijlen spoor, de electrische draden voor een telegraaflijn van 48 E.M. lengte. Verdeeld over 15 verdiepingen zijn er in het gebouw niet minder dan 228 kamers, onder welke een voortreffelijk restaurant op de tiende verdieping. Het dagblad de World neemt voor zich 79 kamers in beslag en werkt daarin met 200 letterzetters en met persen, die 5000 pagina's per minuut kunnen drukken. Zijn Zondagsnummer met 48 dichtbedrukte bladzijden, ieder van 8 kolommen bevat dan ook het respectabele aantal van ± 4.500.000 drukletters. Na dit kleine uitstapje keeren wij tot de Broadway terug, waar wij haar bij Post-Office verlieten, en zetten daar onze wandeling voort. Achtereenvolgens komen wij langs het bekende hotel Astor House, langs het filiaal van Cook's Office in Londen voor reisbiljetten over de geheele wereld en langs het majestueuse gebouw van de N.Y. Life Insurance Company, die hare vertakkingen over de geheele wereld heeft. Tot hiertoe was de Broadway geheel door kantoren ingenomen, maar nu volgt hooger op een gedeelte met groote magazijnen en winkels. Vooreerst die van een paar groote uitgeverfirma's als Appleton & Co. en Scribner. Beide hebben door de uitstalling achter de glazen een geleerd, klassiek, eerwaardig voorkomen en het aantal boeken, dat van binnen in stapels opgehoopt ligt, is ontelbaar. Dan volgt onder meer het magazijn van Stewart voor alle mogelijke kleedingstukken en dat van Tiffany voor juweelen, ornementen, luxeartikelen, glas en aardewerk. Een aangename afwisseling vormen een paar pleinen. | |
[pagina 28]
| |
Bij de 14de straat ligt het Union Square met drie leelijke standbeelden van Lafayette, Lincoln en Washington. De Broadway, die tot hiertoe kaarsrecht naar het noorden doorliep, maakt hier een stompen hoek om dan echter weer lijnrecht verder te gaan en eindelijk in den Z.W. hoek van het Central Park uit te monden. Wij willen daar ook heen, maar slaan daartoe zoo aanstonds een anderen weg in. Bij de 23ste straat, een zeer drukke winkelstraat komen wij aan het Madison Square, een liefelijk plekje midden in de stad. Wij zouden dit plein het centrum der groote hotels kunnen noemen: Fifth Avenue Hotel, Brunswick Hotel en Hoffman House, zij liggen alle hier en dichtbij vinden wij ook nog Windsor Hotel en Delmonico, het beroemdste restaurant van New-York. Het Fifth Avenue Hotel is een der oudste, in echt Amerikaanschen stijl, zeer geliefd bij politici, rustig, deftig en ietwat ouderwetsch van meubileering. Het Hoffman House daarentegen is echt modern van inrichting, meer een kind van den nieuweren tijd. Zijn barroom is opgepropt met werken van levende meesters, zoowel beelden als schilderijen, die voor groote sommen zijn aangekocht en werkelijk groote kunstwaarde bezitten; maar het maakt toch een wonderlijk effect, dat men zijn cocktail of sherry staat te drinken en over den toonbank hangt, vlak tegenover een zoo voortreffelijke, meer dan levensgroote naaktschildering als de Nymphen van Bougereau. In de N.O. hoek van de Madison Square vindt men het theater van dien naam, waarvan het aardige slanke torentje, dat het dak kroont, reeds van verre, als men New-York nadert, zichtbaar is. In dit gebouw gaf Barnum zijn voorstellingen en even voor den dood van dien grooten reclamemaker zag ik er een voorstelling van zijn troep, | |
[pagina 29]
| |
die juist uit Londen teruggekeerd was. Voor den entreeprijs van 2 $ viel het geheel mij niet mee: de paarden en twaalf olifanten zagen er oud en versleten uit en wilde dieren ontbraken; maar het hoofdnummer ‘Nero’ met Oud-Romeinsche wedrennen en optochten van meer dan duizend personen was werkelijk in de reusachtige ruimte der zaal grossartig. Boven het Madison Square volgen in de Broadway New-York's grootste theaters. Daar liggen Daly's Theater, waarin een zeer goede troep beschaafde moderne stukken in Engelschen trant opvoert, het Metropolitan Opera House met zijn groote Wagner-concerten, het Casino voor operetten en het Broadway Theater, waar Booth jarenlang den Hamlet vertolkte. Maar in plaats van de Broadway verder te vervolgen, slaan wij nu de Fifth Avenue in, de boulevard der millionairs, waar 's middags geregeld pantoffelparade gehouden wordt en dan de Americaines in vol wandeltoilet verschijnen met bouquetjes op de borst, want evenals de Françaises houden zij erg veel van bloemen. In de Avenue liggen eenige prachtige Club-houses, nog schooner en grooter haast dan die in Picadilly, en verder de Cathedral of St. Patrick, een Roomsch-Catholieke Gothische kerk, de grootste van New-York. Overigens is zij gevuld met de paleizen van de rijkste inwoners der metropolis. De meesten dier Croesussen hebben niet door erfenis of huwelijk, maar door eigen speculaties, vooral in mijnen en sporen, of door gepatenteerde industrieele uitvindingen hun ontzaggelijke kapitalen verworven. Dikwijls verdwijnen die kapitalen weer even spoedig als zij verkregen werden en zoo heeft de Fifth Avenue een tamelijk vlottende bevolking. Over welke sommen hier beschikt kan worden blijkt uit een man als Mr. W.H. van der Bilt, die | |
[pagina 30]
| |
bij zijn dood op 8 Dec. 1885 een erfenis van 200.000.000 $ naliet. Alleen zijn huis werd op een waarde van 6 millioen $ geschat en o.a. gaf hij eens een partij van 800 gasten, wier gezaraenlijken rijkdom op een milliard berekend werd: dit feestje koste den gastheer meer dan een ton en alleen aan bloemen was er voor f 25.000 aan uitgegeven. De zoon van dezen Van der Bilt heeft tegenwoordig een chef-kok, wien hij 10.000 $ 's jaars betaalt. De tegenwoordige geldchampion is anders Mr. Jay Gould, wiens vermogen op 275 millioen Dollars geschat wordt. Bij zulke kapitalisten is het te begrijpen, dat een jaarlijksch inkomen van een ton niet veel beteekent en dat iemand, om goed met hen mee te kunnen doen, over een half millioen gulden 's jaars moet kunnen beschikken. Of evenwel zulke kapitalisten er gelukkiger om zijn is zeer te betwijfelen: rijkdom is zeker een niet te versmaden iets, maar ook dit heeft zijn grenzen; worden die overschreden dan is het geld geen genotmiddel meer, waarover de bezitter vrijelijk beschikt, maar wordt het een plaag, een macht, waarvan hij de slaaf is. Zoo schreef Van der Bilt kort voor zijn dood: ‘Mijn inkomen verplettert mij; ik put er volstrekt geen genoegen uit, ik ondervind er geen goeds van. In welk opzicht ben ik gelukkiger dan mijn buurman, die in een bescheiden staat leeft? Hij geniet beter dan ik de ware genoegens des levens, zijn gezondheid is beter, zijn verantwoordelijkheid minder zwaar; hij zal langer leven en hij kan althans op degenen vertrouwen, die hem omringen.’ Aan het einde van de vijfde Avenue komen wij aan den ingang van het uitgestrekte heuvelachtige Central Park. Het is de trots der New-Yorkers, maar ik voor mij verkies het Prospect-Park in Brooklyn of de Thiergarten in Berlijn. Het is een zuiver langwerpig vierkant, | |
[pagina 31]
| |
2 ½ E.M. lang en ½ E.M. breed, dus met een oppervlakte van 3.25 K.M2. Het park werd kunstmatig op den rotsigen bodem van Manhattan-eiland aangelegd o.a. door den aanplant van 260 duizend boomen en is nu 's middags een geliefd terrein voor rijtoertjes, waarom op sommige wegen geen voetgangers worden toegelaten maar alleen de hooge, dunwielige buggies, die pijlsnel rijden. In het park is een kleine dierentuin, die echter niet veel beteekent, en aan het eind liggen twee groote reservoirs van de waterleiding, waarvan het eene bassin meer dan honderd acres groot is en bijna een milliard gallons (vier milliard L.) water kan bevatten. Op zijde liggen verder twee groote musea: vooreerst het nieuwe American Museum of Natural History, dat echter niet kan halen bij het soortgelijke museum in Kensington, en aan den anderen kant [het Metropolitan Museum of Art. Ik vond het ergens opgegeven als ‘the finest of the world’, maar grooter snoeverij is nauwelijks denkbaar. Alles staat er kris en kras dooreen: oorspronkelijke beelden tusschen afgietsels en bontkleurige schilderijen van Hans Makart en Benjamin Constant tusschen allerlei helwit gipsdecoratief. De Amerikanen geven veel geld uit voor kunstproducten, maar hun smaak en aesthetisch gevoel laten nog veel te wenschen over. Zoo liggen in de modemagazijnen de schrilste kleuren dooreen uitgestald, zijn in de boekwinkels de werken mathematisch gerangschikt en staan op sommige pleinen groene banken met roode leuningen.]
Wij kunnen niet van New-York afstappen zonder nog enkele woorden te wijden aan Brooklyn, dat wel een geheel afzonderlijke stad met een eigen gemeentebestuur is, maar op de zuidwestelijke punt van Long Island | |
[pagina 32]
| |
vlak tegenover New-York ligt. In populatie is het met zijn 854,000 inwoners de vierde stad van de Vereenigde Staten, maar zijn physionomie is een geheel andere dan die van New-York. De vorm is meer vierkant en de wegen loopen er niet zoo regelmatig, zoodat het veel moeielijker valt er den weg te vinden. De afstanden zijn er niet minder aanzienlijk en schijnen door de eentoniger en veel leelijker straten nog wèl zoo eindeloos. Brooklyn is beroemd om zijn kanselredenaars als Beecher en Talmage en wordt om zijn vele kerken wel de ‘City of Churches’ genoemd. De grootste bezienswaardigheid van Brooklyn is - behalve zijn prachtige Prospect Park - de Greenwood Cimitery, een reusachtig vierkant, heuvelachtig kerkhof, dat mij het meest aan Père Lachaise deed denken. Het ontzettend aantal monumenten gelijkt onderling veel op elkander en mooie beelden zal men er tevergeefs zoeken. Aan den ingang van het kerkhof staan brikjes en open wagentjes te wachten, waarmee men in draf een toertje over den stillen doodenakker kan maken. Brooklyn is behalve door een aantal Ferries met New-York verbonden door de welbekende Brooklyn-Bridge. De brug werd den 25sten Mei 1883 geopend; er was 14 jaren aan gewerkt en de kosten bedroegen 15 millioen dollars. Zij werd gebouwd volgens de plannen van den genialen ingenieur John Roebling († 1869), die ook de suspension-bruggen in Cincinnati en aan de Niagara ontworpen had. De brug komt in New-York aan het City Park, in Brooklyn aan den voet van Fulton-street uit en in hoe groote behoefte zij voorzag, blijkt uit het dagelijksch vervoer van een honderd duizend menschen tegen den prijs van 3 Am. cents per persoon. Daar de brug 1824 M. lang is gaan zoo goed als alle passagiers | |
[pagina 33]
| |
met den trein. De breedte van 26 M. is namelijk verdeeld in vijf afdeelingen en wel in het midden een smal voetpad, daarnaast aan beide zijden een spoorlijn en het meest naar buiten de twee breede paden voor rijtuigen en vrachtkarren. Om eenig idee te geven van de reusachtige afmetingen van de Brooklyn-Bridge wil ik nog een paar cijfers noemen. De beide peilers, waaraan de geheele brug is opgehangen, hebben boven water een hoogte van 84 M., maar onder water loopen zij nog 30 M. door en steunen ieder op een metselwerk van 36.000 M3. De vier kabels hebben een doorsnede van 39 c.M. en bestaan ieder uit 6224 afzonderlijke metaaldraden. Iedere kabel heeft een lengte van 1090 M., weegt 80,000 K.G. en kan een gewicht dragen van 11,000 K.G. De bruglengte tusschen de twee peilers bedraagt 486 M. en ligt in het midden 41, aan de peilers 36 M. boven het water.
Ten slotte nog iets over de omstreken van New-York. In de onmiddellijke nabijheid zijn vooral drie uitstapjes te maken. In de eerste plaats naar Coney Island, een 's zomers zeer bezochte badplaats op Long Island aan den Atlantischen Oceaan, waar de New-Yorkers op allerlei manier van uit Brooklyn heen kunnen gaan, o.a. langs een prachtigen breeden rijweg, die bij Prospect Park begint. Daar zij evenwel gesloten was, toen ik buiten het saisoen om in voor- en najaar in New-York kwam, ben ik er zelf niet geweest en kan er dus weinig van vertellen. Het tweede uitstapje is naar Staten Island in de baai van New-York. Men vaart er heen langs het kleine Bedlow's Island, waarop het kolossale Liberty standbeeld van Bartholdi, een geschenk van de Fransche regeering aan de U.S. Het Staten Eiland is een geliefde Sommer- | |
[pagina 34]
| |
frissche voor eenvoudige businessmen, die de dure badplaatsen niet betalen kunnen of die dagelijks op hun kantoor in de stad moeten zijn. Het eiland draagt een volkomen landelijk karakter, het is er even rustig als in Gelderland en nimmer zou men vermoeden, hier zoo vlak bij de woelige wereldstad te zijn. Het interessantste tochtje echter is dat op de Hudson River. Nauw is die rivier met de geschiedenis van New-York verbonden en op hare wateren voer in 1807, twee eeuwen na hare ontdekking, de eerste stoomboot, de Clermont, van New-York tot Albany. Die afstand van 240 K.M. werd toen afgelegd in 32 uren en het schip had slechts één passagier, een zekeren Franschman Andrieux, want behalve hem durfde niemand zich met den genialen uitvinder Robert Fulton op de stoomboot wagen. Nu wordt de rivier bevaren door drijvende paleizen, die tot de prachtigste, grootste en snelvarendste rivierbooten op aarde behooren en zeker voor die op de Mississippi niet onderdoen, want grooter comfort en weelderiger uitrusting is moeielijk denkbaar. Zoo bijv. staan voor ieder, die zich wil afzonderen, keurige kleine drawing-rooms ter beschikking en worden er geregeld onder de vaart concerten ten beste gegeven. Zij hebben slechts ééne klasse, zijn alleen ingericht voor passagiers en zouden desnoods aan 4000 personen plaats kunnen bieden. De prijs, dien men voor een plaatsbiljet betaalt, is uiterst billijk namelijk slechts 2 $ tot Albany. De Hudson wordt veelal vergeleken bij den Rijn, ofschoon zij niet als deze aan hare oevers bezet is met een onnoemelijk aantal ruïnes. Amerika is niet rijk aan historische gedenkteekenen en hierin ligt voor een groot deel de reden, waarom Europa op de Amerikanen zoo groote aantrekkingskracht uitoefent. De Hudson is overi- | |
[pagina 35]
| |
gens niet minder schilderachtig dan de Duitsche stroom, vooral in het najaar, wanneer de boomen in deze streken de prachtigste herfstinten aannemen. De oevers zijn lang niet zoo bevolkt, maar toch loopt evenals bij den Rijn aan beide zijden een spoorweg. In de buurt van New-York heerscht er een levendige vaart van zeilbooten en pleizierjachten. Verder op varen wij bij Westpoint langs de beroemde militaire academie en bij Poughkeepsie onder door de nieuwe slanke cantileverbrug. Nog een eind verder komen wij langs een aantal groote ijshuizen, waarin 's winters duizende tonnen ijs, voor den Amerikaan een onmisbaar artikel in zijn huishouding, uit de rivier opgevischt en geborgen worden, en eindelijk bereiken wij den voet van de Catskill Mountains, waarop het groote witte hotel reeds van verre zichtbaar is. In die kleine bergstreek zijn de hotels slechts gedurende enkele zomermaanden open en dan meest overvol, want zij vormen een geliefd zomerverblijf voor de New-Yorkers, die niet elders, in Saratoga, de zeebadplaatsen of in Europa, hun uitspanning gaan zoeken. |
|