| |
| |
| |
I.
De zeereis.
Ofschoon de zeereis met Amerika zelf weinig te maken heeft, wil ik toch daaraan mijn eerste schets wijden. Hoe gewoon voor iemand, die meermalen den Oceaan oversteekt, die reis ook zij, voor iemand, die haar de eerste maal maakt - en met de meeste reizigers naar Amerika zal dit wel het geval zijn - is zij met al haar nieuwe indrukken van te groote beteekenis, om haar geheel stilzwijgend voorbij te gaan.
Wanneer er geen zeeziekte bestond, die fatale kwaal, welke haar slachtoffers al het aantrekkelijke der reis vergalt en daarom als een schrikbarend vooruitzicht zoovelen afschrikt, - dan ben ik overtuigd, dat veel meer zeereizen zouden gemaakt worden door die honderden, die 's zomers ter ontspanning voor eenige weken het land verlaten. Want, geheel afgescheiden van de streek waar men heenvaart, is het bootleven op een groot schip en het varen over de breede watervlakte, waar men dagen achtereen niets anders dan zee en lucht te zien krijgt, op zich zelf reeds een waar genot. Meer dan eenige andere reismethode wijkt zij af van onze dagelijksche gewoonten
| |
| |
en er is zeker geen tijdpasseering te bedenken, waarbij een geschokt zenuwgestel na een vermoeienden winterarbeid in het agiteerende leven onzer groote steden meer tot rust komt en meer in staat is zich te restaureeren dan deze.
Onder de vele verschillende stoom vaartmaatschappijen op Amerika koos ik de Nederlandsche, of liever ik was geen oogenblik over de keuze in twijfel. Vele Hollanders gaan tegenwoordig met een Engelsche lijn; maar waarom zouden wij een buitenlandsche onderneming begunstigen, te meer nu de onze zooveel goedkooper is en tegelijk zóó goed, dat men bijna niet begrijpt, hoe zij het voor dien prijs doen kan. De inrichting en de tafel onzer eigen booten zijn meer dan voldoende voor iemand, die niet in weelde is grootgebracht. Onze booten mogen kleiner zijn dan de Liverpoolsche monsterschepen, waarin men zich voelt als een nummer en elkander telkens in den weg loopt, maar juist dáárdoor kan men zijn medepassagiers beter overzien en woont men als een groot huishouden samen, hetgeen natuurlijk de reis veel gezelliger maakt. De Engelsche booten mogen misschien eenige meerdere comfort aanbieden, maar in geen geval in evenredigheid met den enorm veel hoogeren prijs. Onze zwaarste concurrenten zullen daarom wel de Antwerpsche (White Star) en de Bremer (Norddeutsche Loyd) lijn zijn. Laatstgenoemde vervoert het grootste aantal passagiers en heeft de meeste booten in de vaart. Naast haar vervoeren ook de Hamburger stoomschepen een groot gedeelte van den vloed landverhuizers, die jaarlijks uit het overbevolkte Duitschland trekken. Maar wij willen ons hier niet verder in vergelijkende beschouwingen tusschen de verschillende oceaanlijnen verdiepen.
In 1819 stak de eerste stoomboot, de Savannah, den
| |
| |
Oceaan over en in 1840 werd de eerste vaste lijn, de Cunard Line opgericht. Op het oogenblik bestaan er ongeveer twaalf geregelde verbindingen tusschen Europa en Amerika, die, daar ze alle nagenoeg op dezelfde punten van beide werelddeelen eindigen, van dat gedeelte van den Oceaan, waar hare route ligt, als het ware een druk bevaren rivier maken. Van die twaalf lijnen is er merkwaardiger wijze geen enkele in Amerikaansche handen; de meeste zijn Engelsche en de concurrentie tusschen deze onderling steeg somtijds tot zulk een hoogte, dat het wel is voorgekomen dat de Inman Line haar passagiersprijs tot 3 £ liet dalen en de Cunard Line zelfs gratis passagiers overbracht.
Een andere concurrentie als in tarieven bestaat in het streven elkander te overtreffen in het snelvaren. Daarin werd tot nu toe het record behaald door de City of Paris van de Inman Line, die in Augustus 1889 den afstand van Queenstown naar New-York, zegge 2788 Mijlen, aflegde in 5 dagen 19 uur en 18 minuten. Het verwonderlijk snel loopend schip maakte verscheidene malen meer dan 500 mijlen in één dag van 24 uren. Zijn dagelijksch kolenverbruik beloopt dan ook 335 ton en zijn machine zou in staat zijn 18000 paardekrachten te ontwikkelen. Om nog eenig verder denkbeeld te geven van zijn machtige samenstelling geven wij ter illustratie van de enorme hoogte, die reeds in den scheepsbouw bereikt is, nog de volgende cijfers, waarnaast wij ter vergelijking die plaatsen van de Maasdam, waarmee wij voeren en een der beste booten van de Nederlandsche lijn:
|
City of Paris. |
Maasdam. |
Lengte |
527 voet |
420 voet |
Tonnenmaat |
10.500 |
3984 |
Paardekracht |
2000 |
600 |
| |
| |
Maar genoeg algemeene beschouwingen; gaan wij over tot onze eigen reis. Het spreekt van zelf, dat wij niet zullen trachten die uitvoerig te schilderen, daar het moeielijk is, indien zij zoo regelmatig verloopt als de onze, van iederen dag iets nieuws te vertellen dat voor iemand, die nimmer zulk een tocht meemaakte, wetenswaardig is. Daarom willen wij van slechts enkele dagen de aanteekeningen van ons dagboek neerschrijven.
Zaterdag 28 Febr. 's Morgens om drie uur kom ik aan boord, waarheen drie vrienden mij uitgeleide doen. Daar ik niet van lange, pathetische afscheiden houd, vertrekken zij weldra huiswaarts en begeef ik mij in mijn kooi ter ruste. Terwijl ik slaap vaart het schip een uur later van wal. Als ik laat in den morgen wakker word, liggen wij nog steeds in de Maas. Welk een teleurstelling als ik boven op het dek kom! In plaats van in volle zee te stoomen liggen wij doodstil aan den Hoek van Holland. Een ongelukkige kleine zandbank belet onzen trotschen steamer uit te varen en wij moeten wachten op den eerstvolgenden vloed 's avonds. Maar jawel; ook toen bleek het nog onmogelijk van onze plaats te komen, zoodat wij per slot van rekening eerst den volgenden morgen vroeg de reis kunnen vervolgen, na 24 uur volkomen nutteloos verspild te hebben. En dat nog al met het prachtigste zonnige weer dat zich denken laat; het is hatelijk en niet geschikt om het humeur van iemand, die juist van vrienden en bekenden voor langen tijd heeft afscheid genomen, aangenamer te stemmen. Maar pruttelen helpt hier niets en daarom besteden wij onzen tijd maar liever om den bodem, waaraan wij ons voor een aantal dagen toevertrouwen, eens wat nader in oogenschouw te nemen. De Maasdam is een prachtig
| |
| |
stevig schip, indertijd door de N.A.S.M. overgenomen van de White Star Line, zooals nog aan de schilden in het salon zichtbaar is. Met de Veendam en de Spaarndam is het het snelvarendste van de maatschappij. Onze eerste klasse, die midden in de lengte van het schip gelegen is, vlak vóór de machine, heeft ditmaal nog weinig passagiers, waaronder twee jonge Hollanders van mijn leeftijd, waarmede ik al dadelijk aangenaam kennis maak. Voller is het in de tweede en derde klasse; zij zijn beide geheel bezet, de laatste met niet minder dan ongeveer achthonderd landverhuizers, waaronder een massa Russen, Croatiers en Slowaken. De meesten zijn mannen in de kracht van hun leven; over dag zijn zij over het geheele promenadedek verspreid en over het algemeen heerscht onder hen een opgeruimde toon.
Zondag 1 Maart. Gelukkig zijn wij nu toch van onze plaats gekomen. Wij stoomen door het Pas de Calais, waar de rotsachtige Fransche kust en de hooge vuurtoren duidelijk zichtbaar zijn. Bij Boulogne stoppen wij een uur om een aantal nieuwe passagiers op te nemen, die met een klein stoombootje langs boord komen. Gelukkig wordt onze klasse nu ook iets meer bevolkt; wij zijn nu met zijn achttienen. Wij konden dit trouwens al vooruit geweten hebben uit de keurig gedrukte lijstjes met de namen der passagiers 1ste en 2de klasse, die de maatschappij onder deze ronddeelt en die zeer te pas komen bij de kennismaking. Hoewel het gezelschap klein is, draagt het toch een zeer kosmopolitisch karakter, want niet minder dan zeven nationaliteiten zijn er onder vertegenwoordigd; zelfs Rusland is niet vergeten. Aan tafel worden ons vaste plaatsen aangewezen, waarbij mij de eer en het genoegen te beurt valt naast den kapitein
| |
| |
te zitten, een prettig mensch en zooals de meeste zijner collega's vriendelijk en beleefd, hartelijk en degelijk. Een tweede voorrecht dat ik genoot was, dat ik een hut voor mij alleen behield; zij is ruim en gunstig gelegen aan bakboordzijde, verwarmd door stoombuizen en evenals het geheele schip verlicht door electriciteit.
's Nachts in het kanaal doet de misthoorn voortdurend zijn doordringend, hartverscheurend, zenuwachtig steunen en kermen hooren en worden wij daardoor telkens uit den slaap wakker geschrikt. Het wekt een onaangenaam beklemmend gevoel op van mogelijk gevaar, want wat hebben wij bij zulk een mist aan de vuurtorens, al is hun aantal ook nog zoo groot en tegenwoordig reeds zoo toegenomen, dat een lijst van hen zes deelen vult ieder van driehonderd bladzijden.
2 Maart. De passagiers maken langzamerhand met elkander kennis. Een der eerste dingen, waarmede men aan boord begint als eenmaal voor goed het anker gelicht is, is zijn medepassagiers eens op te nemen: de menschen, waarmee men den eerstvolgenden tijd lief en leed zal te deelen hebben. Het is toch van het grootste belang, dat zij wat in onzen smaak vallen en dat er onder het publiek, dat elkander den geheelen dag tegen het lijf loopt, een goede verstandhouding heerscht en eenige sympathie besta; één enkel individu, dat niet onder die termen valt, is genoeg om iemand de geheele reis te bederven.
Helaas waren er ditmaal geen jeugdige Americaines aan boord; ik had er mij veel van voorgesteld, reeds nu op ons drijvend eiland van haar vrijen omgang en levendige conversatie te kunnen profiteeren. Maar in deze maand was het reissaizoen, dat zulk een legio Amerikanen
| |
| |
over den Oceaan zet, nog niet aangebroken. Daarom waren er ook in 't geheel maar vier onder de eerste klasse passagiers. Het waren twee jeugdige paren, die na een langdurig verblijf in Europa naar hun vaderland terugkeerden. De eene man was dokter, de andere schilder en beide hadden met hun vrouwen voor studiën geruimen tijd in de ‘Old Country’ doorgebracht, de eerste aan Duitsche Universiteiten, de laatste in Frankrijk. Beide paren waren nog jonggehuwd en anderen hadden dus weinig aan hun gezelschap, zooals ieder wel bij ondervinding zal weten.
Het eenige kind, dat wij in onze klasse hadden, was erg zoet en stil; men merkte er bijna niets van. Ik kan niet zeggen, dat ik dit nu juist erg onaangenaam vond, want hoezeer kinderen ook het leven kunnen opvroolijken, aan boord van een stoomboot schijnt mij hun presentie minder gewenscht. Zij hebben daar niets te doen, geen afleiding, vervelen zich en loopen in den weg, zijn lastig en humeurig en geven dikwijls kostelooze concerten ten beste. Voor het verheven schoon van den oceaan hebben zij geen oog en evenmin besef van de groote reis, die ze maken.
3 Maart. Het schip schommelt verbazend; telkens slaat het water tegen de kajuitvensters en alles glijdt over tafel, zoodat alle eetgerei moet worden vastgeklampt. Het is de moeite waard, bij stormachtig weer, als het schip zoo schudt en stampt, de wind giert en de golven over het dek slaan, de passagiers eens goed op te nemen. Aan tafel is er geen sprake van kalm en rustig eten, maar ook het gesprek wil niet vlotten; of met het bekennen wil of niet, ieder is onder den indruk van het oogenblik. Het schijnt of men er op uit is het onaan- | |
| |
gename van de situatie nog te verhoogen door allerlei griezelige verhalen van schipbreuken en mogelijke ongevallen. Menschen die, als het er op aankwam, weinig moed en tegenwoordigheid van geest zouden toonen, zitten schijnbaar met een dood leuk gezicht te praten over wat wel eens gebeuren kon en wat zij dan wel doen zouden. Zelfs dames, die zich lang niet op haar gemak gevoelen, meenen haar zenuwachtigheid te moeten verbergen onder het debiteeren van allerlei ongepaste aardigheden en kwinkslagen. Ik moet erkennen, dat mij dit dikwijls geërgerd heeft en dat stormachtig weer op zee mij altijd meer tot mijzelf heeft doen inkeeren en doen nadenken over de majesteit der natuurkrachten en de grootheid van den mensch, die zich waagt in dien strijd der elementen en toevertrouwt aan een ranke boot, door zijn vernuft saamgesteld. Men mag er om lachen of niet, maar tegenover die ontketende krachten werd ik altijd stil, ik geraakte in een religieuse, gewijde stemming en mij klein voelende, besefte ik meer dan ooit mijn eigen nietigheid.
Ook na afloop van de tafel heerscht er hoegenaamd geen opgewektheid. Iedereen is stil en eenzelvig en er wordt niet gespeeld. Ook ik zelf, al ben ik niet bepaald zeeziek, voel mij toch lang niet behagelijk en blijf den grootsten tijd van den dag languit op het dek of in de rookkamer uitgestrekt liggen. De meesten echter verdwijnen in hun hut. Het is merkwaardig, hoe ieder zich schijnt te schamen voor zeeziekte. Terwijl in het algemeen in ongesteld zijn terecht niets kwaads gevonden wordt en niemand er bijv. over denkt zijn hoofdpijn, kiespijn enz. geheim te houden, wil niemand zich zelven of anderen bekennen aan zeeziekte ten prooi te zijn. Ofschoon de patient er bleek en naar uitziet, bijna niets
| |
| |
eet en haast nog minder spreekt, zal hij toch veinzen heel wel te zijn en eer zeggen, dat hij zich alleen voor een dutje in zijn hut teruggetrokken heeft, dan rondweg voor de waarheid uit te komen met de openhartige bekentenis, dat hij zich allermiserabelst voelt. Ik kan voor dit psychologisch verschijnsel geen andere reden bedenken dan deze, dat zeeziekte met eigenaardige, minder aesthetische uitingen gepaard gaat en dat de ongelukkige, die aan die kwaal lijdt, altijd een bizonder armzaligen en hulpbehoevenden indruk maakt, die tot scherts en komische opmerkingen uitlokt en op de meer bevoorrechten, die zich normaal blijven voelen, een eigenaardigen prikkel schijnt uit te oefenen om te gaan snoeven op iets, dat in 't geheel geen verdienste is.
5 Maart. Het weder is weer opgeklaard en de zee gaan liggen. Er heerscht een aangename stemming en de conversatie wordt nog bevorderd door de ongeloofelijke luiheid, die zich aan boord van ons meester maakt. Wij voelen hoegenaamd geen lust tot ernstigen arbeid en zelfs eenigszins nauwgezet en langdurig lezen kost ons moeite. Ik heb prachtige voornemens van studie en schrijven, maar het blijft daarbij en de plannen komen niet tot uitvoering. Wij zitten allen op het upperdeck te luieren of nemen voor de variatie onze toevlucht tot het spel, en menig partijtje whist, reversie en domino wordt in de smoking-room afgespeeld.
Ook het plat materieele eten begint een voornaam bestanddeel van onze dagelijksche bezigheden uit te maken en met ongeduldig verlangen zien velen uit naar het geluid van bel of gong, die tot den gemeenschappelijken maaltijd samenroept en de verspreide gasten aan tafel vereenigt.
| |
| |
7 Maart. Het is weer een prachtige, zonnige dag met een bries van aangename sterkte. De wind is naar het zuiden gedraaid en een paar zeilen zijn bijgezet. Het schip schommelt weer sterker dan gisteren, maar het is opmerkelijk hoe spoedig men daaraan gewend raakt en den crisis te boven is. De luie stoelen zijn op het bovendek uitgezet; ik lees er eenige artikelen over Amerika en studeer er wat Engelsch. In den loop van den middag passeeren wij twee andere stoomschepen en zien wij eenige bruinvisschen in het water dartelen, die mij levendig herinneren aan de walvisschen, die ik vier jaar geleden aan de Noordkaap zag.
Na het dinner maken wij met den kapitein onze gewone gezondheidswandeling op het upperdeck, niet ongelijk aan wilde dieren in hun kooi, maar met het groote verschil, dat wij ons heerlijk vrij gevoelen met den onmetelijken oceaan om ons heen en het goddelijk uitzicht op de heerlijk verlichte donkerblauwe witgekopte golven en op de rappe meeuwenschaar, die met rustigen wiekslag onzen steamer op den voet volgt. Het is hoegenaamd niet koud en evenmin als de vorige dagen behoeven wij onze jas aan te trekken.
's Avonds laat breidt zich een vlekkelooze sterrenhemel aan het uitspansel uit en na hiervan een tijdlang volop genoten te hebben, gaan we een spelletje ‘hearts’ maken, een zeer onderhoudend, gemakkelijk te leeren kaartspel, dat de Amerikaansche dokter, een onvermoeibaar liefhebber en voortreffelijk speler, ons geleerd heeft.
11 Maart. Wij zijn de Amerikaansche kust genaderd; de Newfoundland Banks zijn reeds lang gepasseerd. De passagiers beginnen langzamerhand hun bagage in te pakken; de tijd van scheiden is in aantocht. Met wee- | |
| |
moed zie ik dat oogenblik tegemoet; van ons klein gezelschap heb ik niet anders dan de aangenaamste herinneringen.
De goden hebben mij begunstigd; ik had geen betere reis kunnen wenschen, slechts zelden zal men in deze maand er zulk eene treffen. Met frisch koel weder en een wolkenloozen hemel stoomen wij door de Narrows met hun fort aan beide zijden de prachtige, ruime baai van New-York binnen onder leiding van den loods, die den vorigen avond aan boord gekomen is. Het was een aardig gezicht toen de loodskotter in 't zicht kwam, een roeiboot uitzette, die als een notendop op de baren dobberde, en de loods aan een touw door zee aan boord geheschen werd. Het was een heel heer, een echte Amerikaan, die zich kalm in de beste hut een bed liet opmaken en zich dadelijk gemoedelijk tusschen ons in de rookkamer nederzette; hij voelde zich blijkbaar volkomen onze gelijke.
's Middags twaalf uur komt de dokter van de quarantaine aan boord en defileeren de achthonderd landverhuizers ter keuring als een troep schapen langs hem. Gelukkig werd geen hunner als op onzen voorganger den Obdam gewogen en te licht bevonden. Een uur later verschijnen twee beambten van het Custom House; gelukkig had ik maar weinig goed ‘liable to duty’, want voor het eenige stuk, dat onder die rubriek viel, betaalde ik eventjes 60 pct. inkomende rechten. De laatste dagen had ik letterlijk met sigaren rondgestrooid, want met elke, die ik in vrijgevigheid offerde, spaarde ik mijzelf 10 Am. cents of een kwartje import. Misschien ware het mogelijk geweest te smokkelen, maar eerlijk gezegd, houd ik daar niet van. Welk een hartstochtelijk freetrade man ik ook ben, wet is wet, en wil er orde in de maatschappij mogelijk zijn, dan moet men zich daaraan ook
| |
| |
onderwerpen en ze niet ter sluiks zoeken te ontduiken.
Bij het laatste eind van onze vaart is het gezicht op Staten-Eiland verrukkelijk. Dagen lang zagen wij geen land en nu doet zich het eerste, dat wij zien, in zulk een bevallig kleed voor; bizonder treffen mij de tallooze villa's in Zwitserschen bouwstijl. Wij passeeren dicht langs het beroemde Liberty Monument, de Brooklyn Bridge doemt in vagen omtrek in het verschiet op en de reuzenstad ligt voor ons.
|
|