Suriname gezien door kinderogen
(2008)–Marie Wijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Baby'sBij Marrons blijft de baby de eerste week na de geboorte in huis. Zo kan het langzaam wennen aan de nieuwe wereld. Na acht dagen is de Puu a doo. Een vriend of familielid draagt de baby dan voor het eerst naar buiten. Deze persoon moet een goed voorbeeld zijn voor het kind en wordt een soort peetvader of -moeder. Er wordt geofferd aan de voorouders, de baby krijgt cadeautjes en er is een groot feest. Inheemsen geloven dat een vader al het ongeluk dat hem in de eerste week na de geboorte overkomt, doorgeeft aan zijn baby. Daarom blijft hij die week thuis en doet zo weinig mogelijk. | |
[pagina 13]
| |
WiegeliedjesDhon dhon sayang, sayangi arep toeroe
Toeroe sayang, sayangi arep toeroe
(Javaans liedje)
Slaap kindje, slaap,
daar buiten loopt een schaap.
Een schaap met witte voetjes,
dat drinkt zijn melk zo zoetjes.
Slaap kindje, slaap,
daar buiten loopt een schaap.
(Nederlands liedje)
| |
[pagina 14]
| |
De wespenproefAlfons woont, samen met zijn ouders, broers en zusjes in een Inheemsendorp zo'n 90 km van Paramaribo. Aan de rand van het bos stroomt een kreek met schoon, donker water. Elke morgen en elke middag haalt Alfons er water voor moeder. Dat gebruikt ze in de keuken. 's Morgens neemt hij er een fris bad. Daarna maakt hij zich klaar om met de schoolbus naar school te gaan. Alfons is 11 jaar en zit in de vijfde klas. Na school moet hij moeder helpen op hun kostgrondje. Ze verbouwen cassave, andere aardvruchten en ananas. In zijn vrije tijd speelt hij samen met zijn vriendjes in de kreek of dicht bij de bosrand. Ze mogen niet dieper het bos in zonder volwassenen. Dat kan gevaarlijk zijn. Af en toe mag hij met zijn vader mee het bos in om te jagen en te vissen. Hij vindt dat reuze spannend. Daarom droomt Alfons van de tijd dat hij man wordt. Wat zal hij trots zijn als hij buit van de jacht mee terug kan brengen naar het dorp. Ook hoeft hij moeder dan nooit meer te helpen bij het ‘vrouwenwerk’ op het kostgrondje. Maar... voordat hij als man geaccepteerd wordt, moet hij eerst nog de wespenproef afleggen. Pas als je hebt laten zien dat je de pijn van een heleboel wespensteken kunt verdragen, zonder dat te laten merken, bewijs je dat je echt volwassen bent. Samen met zijn vriendjes heeft hij het er de laatste tijd vaak over en dan doet hij heel stoer. Maar eigenlijk is hij toch een beetje bang. Soms droomt hij van de wespen, dan wordt hij badend in het zweet wakker. Stel je voor dat hij zich niet groot kan houden! Wat zal iedereen hem uitlachen als hij laat merken dat hij pijn heeft! Op een dag komen twee mannen van het dorp bij Alfons vader. Ze zeggen dat hij zich moet melden bij de kapitein. Alfons rent naar zijn vriend Johan, die 12 jaar is. ‘Moet jouw vader zich ook melden?’ vraagt hij. ‘Dan vertelt de kapitein natuurlijk wanneer de wespenproef zal zijn’. Samen gaan ze naar de kreek om er over te praten. Johan vertelt dat hij soms ook bang is. ‘En wat gaan de oudere mannen nog doen?’ | |
[pagina 15]
| |
Dezelfde avond deelt de kapitein vijf vaders mee dat hun jongens klaar zijn voor de proef. De volgende dag al worden ze afgezonderd in een aparte hut. In de afgelopen maanden hebben ze van hun vaders al veel geleerd. Nu worden ze nog zeven dagen door de oudere mannen onderwezen in de laatste dingen, die een man moet weten. Zo leren ze alles over het bos, over jagen en vissen, het vrij kappen van kostgrondjes en het bouwen van hutten. Ze moeten een matje vlechten voor de proef en ze leren manden vlechten van maripapalmbladeren. Op de laatste dag gaan ze met de mannen naar het bos om te vissen en te jagen. In hun zelf gevlochten manden mogen ze de gevangen vis en het geschoten wild terug brengen naar het dorp voor het feestmaal op de laatste dag. Eindelijk is de grote dag aangebroken. De vrouwen hebben veel kasiri gemaakt en lekker gekookt en de grote open hut in het midden van het dorp in orde gemaakt. Enkele mannen zijn al heel vroeg naar het bos gegaan om de wespen voor de proef te verzamelen. Dan mogen de jongens komen. Als eerste moet Alfons op een bankje gaan zitten. Hij is doodsbang. De piaiman komt naar hem toe en drukt het zelf gevlochten matje, met de wespen ertussen, tegen zijn wangen. Dan tegen zijn armen en zijn benen en op het laatst zijn buik. Dan wordt er kasiri over hem heen gesprenkeld. Het doet verschrikkelijk pijn, maar hij geeft geen kik. Eindelijk is het voorbij en loopt de piaiman naar de volgende jongen. Als alle jongens de wespenproef met goed gevolg hebben afgelegd, begint het feest. Samen met de dorpelingen dansen ze op de muziek van trommels. Pas diep in de nacht is het feest voorbij. Als Alfons eindelijk in de hangmat ligt, doet zijn lichaam nog steeds erg pijn. Maar hij denkt alleen: ‘Nooit meer met moeder naar ons kostgrondje, geen vrouwenwerk meer. Ik ben een man en volgend weekend ga ik alleen vissen!’
Jacob Duijm | |
InitiatieBij Inheemsen ondergingen zowel meisjes als jongens verschillende proeven als overgang naar de volwassenheid. Tegenwoordig gebeurt het weinig meer. Een Marronjongen ondergaat rond zijn veertiende jaar de da- of gi-kamisa. Dat betekent: het geven van de kamisa. Zijn ooms laten hem deze traditionele lendendoek aantrekken en leiden de jongen door het dorp. Iedereen feliciteert hem en geeft cadeautjes. Daarna is hij volwassen. Voor een Marronmeisje zijn er twee vergelijkbare feesten, ook genoemd naar traditionele kledingstukken. Rond haar twaalfde jaar is dat het ‘geven van de koyo of kwee’. Later volgt het ‘geven van de pangi of koosu’. Daarmee wordt het meisje volwassen verklaard. | |
[pagina 16]
| |
HuwelijkBijna alle bevolkingsgroepen vinden het huwelijk heel belangrijk. Ze maken er een mooi feest van. Christenen trouwen meestal in de kerk. De bruid draagt een mooie jurk. Traditioneel is de jurk wit, met een lange sleep. Voor de pastoor of dominee en voor God belooft het bruidspaar elkaar trouw te blijven. Als teken voor hun huwelijksband schuiven de bruid en bruidegom elkaar een trouwring aan de vinger. Die blijven ze tijdens hun hele huwelijk dragen. Op de receptie of het feest na de plechtigheid kunnen de gasten het bruidspaar geluk wensen. Een traditionele bruiloft van Javaanse en Hindoestaanse moslims duurt een paar dagen. De officiële trouwplechtigheid in de moskee is meestal op de laatste dag. Je kunt ook alleen voor de wet trouwen. | |
[pagina 17]
| |
Hindoestaanse bruiloftEen traditionele Hindoestaanse bruiloft bij hindoes is heel uitbundig en kan wel vijf dagen duren. Er zijn veel rituelen. Op de dag van de feitelijke huwelijksplechtigheid draagt de bruid een rode sari. De bruidegom is in het geel en draagt een kroon. Zo is hij letterlijk de koning van het feest. Tijdens de ceremonie steekt de bruidegom het offervuur aan. Bruid en bruidegom lopen zeven keer rond het vuur. Aan het eind vraagt de bruidegom de bruid om links naast hem te gaan zitten. Daarmee wordt ze zijn vrouw. De bruidegom brengt een vuuroffer. De pandits van beide families besprenkelen elkaar en vragen de goden om geluk. | |
[pagina 18]
| |
Het VlindermeerHeel lang geleden woonde een arme boer met zijn dochter in een huisje aan een groot meer ergens in China. Luan, de dochter van de boer, was een schoonheid. Ze had een prachtig ovaal gezicht en mooie roze wangen. Haar lange glanzende haren hingen in een vlecht op haar rug. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werkte Luan, samen met haar vader, op het kleine stukje land dat ze bezaten. Alle jongemannen in het dorp waren verliefd op Luan. Zo ook Kim, de jonge houthakker, die hoger op de berg woonde. Als hij naar het dorp ging om hout te verkopen, maakte hij altijd een omweg langs het huisje aan het meer om maar een blik van Luan op te vangen. Omdat Luan een beetje verliefd was op Kim, zorgde ze ervoor dat Kim haar kon zien als hij langs kwam. Al snel nadat Kim eindelijk de moed had gehad om een praatje met Luan te maken ontstond er een diepe liefde. Ze wilden zo snel mogelijk trouwen. De huwelijksdag werd vastgesteld, maar helaas... het liep anders. Wang, een wrede grootgrondbezitter, had ook van het beeldschone meisje gehoord. Kort nadat Kim en Luan besloten hadden te trouwen, kwam Wang naar het dorp om zelf eens te kijken. Luan kwam juist uit het huisje toen hij aan kwam rijden. Zo gauw hij haar zag besloot hij dit beeldschone meisje tot zijn vijfde vrouw te maken. Wang stapte van z'n paard en boog voor Luan. Het meisje was verbaasd dat zo'n hooggeplaatste heer een buiging voor haar maakte. Nog verbaasder was ze toen hij haar vader vroeg of hij met Luan mocht trouwen. De vader vertelde dat ze al met een houthakker zou trouwen, maar dat hij zijn toestemming zou geven als Luan het zelf wilde. Wang werd vreselijk boos maar hij probeerde dit verborgen te houden. Met zijn liefste stem zei hij tegen Luan: ‘Als je erin toestemt mijn vrouw te worden, geef ik je een kist vol juwelen. En elke dag krijg je de mooiste kleren en het lekkerste eten.’ Luan luisterde nauwelijks en zei: ‘Mijn hart behoort toe aan Kim. Met al uw goud en geld | |
[pagina 19]
| |
kunt u mijn hart niet kopen.’ Maar Wang wilde de afwijzing niet accepteren. Hij gaf Luan een klap in haar gezicht. Hij gaf zijn lijfwachten opdracht de vader, die Luan te hulp kwam, af te ranselen. Luan zelf liet hij op één van de paarden vastbinden en samen vertrokken ze. Toen Kim die dag in het dorp kwam was er geen lachende Luan, die op hem stond te wachten. In plaats daarvan vond hij haar zwaar gewonde vader. Die vertelde hem dat Wang Luan had meegenomen. Kim verzorgde eerst de zwaar gewonde man. Het was al bijna donker toen hij Luan achterna kon gaan. De hele nacht liep hij door. Toen hij bij het paleis aankwam, klom hij over de hoge muur. Hij vond zijn geliefde vastgebonden in een stal. Snel sneed hij de touwen door en hielp Luan over de muur. Ze vluchtten, maar al snel hoorden ze Wang en zijn lijfwachten achter zich aankomen. Uitgeput bereikten ze het meer, met de wachten op hun hielen. Kim en Luan zagen maar één uitweg. Ze sloegen hun armen stevig om elkaar heen en sprongen samen in het diepe meer. Zo zouden ze nooit gescheiden worden. Toen de dorpelingen het vreselijke nieuws hoorden, werden ze razend. Ze verzamelden alles wat maar als wapen kon dienen en bestormden het paleis. Wang en zijn knechten renden voor hun leven en van hen is nooit meer wat vernomen. Daarna gingen de dorpelingen terug naar het meer om Kim en Luan te herdenken. Plotseling gebeurde er een wonder. Twee prachtige, grote vlinders kwamen uit het water en draaiden verliefd om elkaar heen. Even later volgden nog honderden andere vlinders. En elk voorjaar op de sterfdag van Kim en Luan herhaalt dit verschijnsel zich. Altijd dansen de vlinders een tijdje boven het water, dan vliegen ze weg. Ook nu nog komen de dorpsbewoners dan naar het meer om naar dit wonder te kijken. Allemaal denken ze dan aan Kim en Luan. | |
[pagina 20]
| |
BegrafenisDe meeste Surinamers worden na hun dood begraven. Voor moslims is dat zelfs verplicht. Bij de Marrons is de begrafenis zeer belangrijk en duurt acht dagen of langer. Het hele dorp doet mee. Tot de begrafenis zelf wordt er elke avond en nacht een dodenwake gehouden. Daarbij wordt gezongen, gedanst en er worden verhalen verteld. Bij christenen wordt de ruwhouten kist versierd met een witte doek. De dode wordt begraven op een begraafplaats vlakbij het dorp. In traditionele Marrondorpen wordt de kist bedekt met mooi geborduurde kledingdoeken. De begraafplaats ligt ver van het dorp, om invloeden van kwade geesten te voorkomen. Na de begrafenis gaan de gezamelijke activiteiten nog enkele dagen door. Na zes weken tot zes maanden worden de geesten, die de dood veroorzaakt hebben, weggejaagd. Met deze ceremonie, Puu Adjo of Limba Uwii, wordt de rouwperiode afgesloten. | |
[pagina 21]
| |
ReïncarnatieHindoes geloven in reïncarnatie. Dit betekent dat de ziel van de mens na de dood steeds opnieuw wordt geboren in een ander lichaam. Dit stopt pas als een mens voldoende heeft geleerd over de goden en deugdzaam heeft leren leven en denken. Dan smelt de ziel samen met de kosmos. | |
CrematieVolgens hindoes is het lichaam opgebouwd uit de vijf basiselementen: aarde, water, lucht, ether en vuur. Als het lichaam na de dood weer uiteen valt in deze elementen kan de kringloop opnieuw starten. Bij een begrafenis speelt vuur geen rol. Daarom cremeren hindoes hun doden. De as wordt uitgestrooid in stromend water. | |
[pagina 22]
| |
Eerbied voor de dodenBijna alle godsdiensten kennen speciale dagen waarop de graven van familieleden worden bezocht. Voor rooms katholieken is dat op Allerzielen, voor moslims tijdens Idul Fitr. Chinezen brengen soms eten, drinken of wierook naar de familiegraven. Sommige Javanen en Chinezen hebben een huisaltaar voor hun voorouders. Bij Javanen is het altaar vaak alleen een tafeltje. Daar bidden ze en één keer per week zetten ze er eten neer voor de voorouders. Traditionele Marrons bidden tot hun god Gaan Gadu of vragen de geesten van overleden familieleden en vrienden om gunsten. Daarbij wordt drinken op de grond uitgegoten. Christelijke Marrons geloven dat hun overleden dierbaren dicht bij God zijn en bidden daarom soms ook via hen tot God. |
|