Van Geel en Nescio
Chris J. van Geel, de in 1974 overleden dichter, droeg zijn bundel ‘Uit de hoge boom geschreven’ op aan de nagedachtenis van J.H.F. Grönloh. Van Geel behoorde, als een van de weinigen uit de literaire kring, tot de vrienden van Nescio. Ze onderhielden ook een briefwisseling. De brieven van Nescio zijn waarschijnlijk - de resten van Van Geels brievenverzameling zijn nog niet uitgezocht - verloren gegaan toen het huis van Van Geel in 1972 afbrandde. Het hier gepubliceerde fragment uit een brief van Nescio aan Van Geel werd door Van Geel weergegeven op een briefkaart aan drs. Enno Endt, gedateerd 31 maart 1953. (De toevoeging tussen vierkante haakjes is van Van Geel; Sandberg is de oud-direkteur van het Stedelijk Museum te Amsterdam.)
‘...Het is alweer een poosje geleden dat we in die torenkamer zaten boven dien wonderlijken binnenhuisarchitect [dit was mijn studentenkamer, Stadhouderskade 71, boven Jaap Penraat].
De heer Sandberg, God hebbe zijn ziel (spoedig) heeft inmiddels mijn tuintje achter het Museum doen verwoesten, Er is nog een plechtigheid bij geweest met wethouders en zo en lyriek. Hij heeft geen plaats genoeg voor nog meer schilderijen en beeldhouwwerken van allemaal hoepels en kachelpijpen door elkaar. Ook die populieren hebben ze omgehakt (ze komen voor in ‘Een lange dag’). We zijn zo erg cultureel. Vincent van Gogh is ook eerst uitgelachen. Aan al die genieën van vroeger die terecht uitgelachen zijn herinneren ze ons maar liever niet. Overigens is V.v.G. mijn afgod niet...’