Oom Frits (1)
Premiersvrouw Liesbeth den Uyl werd in De Nieuwe Linie van 19 december 1974 geïnterviewd door Gerard van den Boomen, wat een meer dan een pagina lang artikel opleverde. Plotseling duikt in dit artikel de naam van Nescio op, als Van den Boomen informeert naar de beste eigenschap van mevrouw Den Uyl.
‘Ik heb geleerd erg geduldig te zijn. Ik heb me geoefend in zelfbeheersing. Geen driftbuien meer. Dat heb ik getraind.’
- Waarom werd u daarop gewezen? Deed u dat uit uzelf?
‘Dat heb ik uit het lezen van boeken: zelfbeheersing. Oom Frits, de schrijver Nescio, een geduldige man, vol zelfironie, heeft ook een rol gespeeld. Maar schrijft u maar niet over hem. Dat hoeft niet, zo van: de beroemde schrijver Nescio was mijn oom Frits.’
Ik dring aan. Na enige aarzeling komt er plots een lang verhaal over haar vader die met Nescio schaakte, met hem ging fietsen om oude kerkjes te bekijken. Mevrouw Den Uyl is een paar dagen bij oom Frits en tante Agaath ondergedoken geweest, toen het gerucht ging dat de meisjes voor de Duitse arbeidsdienst werden opgepakt. Ze wist heel lang niet, dat hij een schrijver was en is nog een beetje trots, dat ze boeken van hem te leen kreeg: Dostojewski, Kafka. Oom Frits was een eigenzinnige man, die wel eens werd gezien een gevulde koek etend in de Leidsestraat, wat dan weer niet goed viel in de familie. ‘Hij kende een stuk of twaalf talen, las Dostojewski en Don Quichotte in het origineel. Toen hij directeur werd van de Holland Bombay Trading Company - hij heette J.H.F. Grönloh - leerde hij er nog even twee Indiase talen bij.’