Ma-e raakt helemaal niet in de war door al die kinderen, misschien vindt ze het juist wel gezellig. Ze doet in elk geval wel goede zaken. Met hun zakken en tassen vol lekkers gaan de kinderen dan naar school. Als ze weg zijn, zit Ma-e vaak in zichzelf te praten. Wat zou ze toch vertellen? En aan wie, aan mij soms? Ik begrijp er niets van, maar ik heb tenminste gezelschap. Die mensen in dat oude huis kunnen koken, baya! Nasi goreng, bami, telô, te veel om op te noemen. Nu ben ik de gelukkigste hond ter wereld. Want ik heb een huis. Wel, dat is toch heel gewoon, zal je zeggen. Een huis waar je eet en slaapt, naar de televisie kijkt....
Maar ik ben zo blij, dat ik niet meer hoef te zwerven. En wat ben ik blij met mijn vriendinnetje Soekie. Ik hou niet zo erg van haar broer. Hij heet Paimin. En ik hou ook niet van Tommie. Dat is de kater van de buren. Ja, nu weet ik best wat een kat is. Ik ben niet meer zo dom als vroeger, toen ik nog een klein hondje was. Deze kat heeft een lang mager lijf. Zijn vacht is lichtgrijs, met donkergrijze strepen. Dat staat erg deftig. Vindt hij zelf. Want tijgers hebben ook strepen. Daarom denkt dat mormel, dat hij zelf een soort tijger is.
Dat gekke magere beest speelt voor Ba Tigri, wat een verwaandheid! Ay, Tommie is wer'ede hoor! Zodra hij me