sijde versocht, of gehandelt heb, conform is met het Vredeverdrach van Westfalen, en met de Constitutien van 't Kaiserrijk, en dat ik Germersheim nooit aan sijn Kaiserlijke Majesteyt heb willen overgeven, onder wat naam het ook mogt wesen. Indien ik dit voorneemen had gehad, soo sou ik ten minsten wel versorgt hebben dat men dese plaats niet soo lichtelijk overvallen had. Ja schoon'er eenig fondament van waarheit in dese dingen was, soo dunkt my echter dat de Coning, soo dikwils aan my betuygt hebbende dat hy soo grootelijks tot my genegen was, en geen uitwerking daar tegen, in gevolg van het verdrach, of andersints gesien hebbende, my eerst behoorde te hooren, eer hy tot dadelijkheit uitborst, door soodanige Officieren, die, niet genoech achtende dat sy my overvallen hebben, my noch moris willen leren, gelijk gy uit de Copye van een brief, die ik hier neffens send, sult konnen sien. Eindelijk, ik geef aan u te bedenken wat gunst ik van sijn Majesteit te verwachten sal hebben, die ik nooit sal konnen genieten, dewijl ik niet sou kunnen besluiten tot allen oogenblikken d'uitwerkingen der quade eigensinnigheden van eenig Bedienaar, Intendant en Commandant der krijgsbenden, en der plaatsen op my te nemen tegen 't recht van mijn geboorte, het Vredeverdrach, en de welstant en rust deser landen.