daan zijn, en op de tegenwoordige gelegentheit. Ik verwacht'er een vaardig besluit af, en dat sy de gerechtige eisch, die ik aan hen gedaan heb, aan my sullen toestaan. Maar ik heb'er tot noch toe niet af ontfangen, dan een antwoort, die noch niets tot mijn voordeel besluit. Dit verplicht my dat ik my tot uw Kaiserlijke Majesteit keer, als Hooft van 't Kaiserrijk, en mijn Leenheer, om tot hem seer ootmoediglijke te bidden, gelijk ik doe, dat het hem belieft aan mijn Heer de Bisschop van Eichstad, syn voornaamste Gemachtigde in de Rijksvergadering van Regensburg, te recommanderen, dat het hem belieft mijn saak ter baan, en ter berading te brengen, en de Kreitsen, die naast aan mijn Staten zyn, aan te porren tot de bystant, die ik van hen versoek, aan my toe te staan; dewijl de parssende noot my niet toelaat de selfde van alle de Standen van't Kaiserrijk in 't algemeen, daar af de besluiten soo langsaam in de Rijksvergadering zyn, te verwachten. Ik bid hem ook, aan syn krijgsoversten te bevelen goede correspondentie met my in 't gevaar, daar ik in ben, t'onderhouden; en my met uw krijgsbenden by te staan, als ik hen sal versoeken, gelijk d'omstandigheden van de tijt en plaats souden konnen vereisschen. En dewyl dit seer grootelijks dienstig kan wesen tot de beschermer van een getrou Keurvorst, tegen de verdrukking van een uitheemsche macht, en tot onderhouding van de vrede, die men so dier in Duitslant heeft gekocht, en dewijl dit een loffelijk en waardig werk sal zyn voor het merkteken van uw Kaiserlijke Majesteit, so twijffel ik niet hier aan, of sy sal aan my een versoek toestaan, daar af ik alle mogelijke dankbaarheit sal bewysen, en die ik in alle voorvallen door mijn seer ootmoedige diensten sal betuigen. Hier op, &c.
Te Frederiksburg, den 28 van December, 1673.