Het boek en het volkskind
(1980)–Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Geschiedkundige verhalen.‘Als 't u belieft een boek over geschiedenis’ vroeg een jongen aan de juffrouw van een leesbibliotheek. ‘Waarom houdt je zooveel van geschiedenis?’ ‘Omdat ik zoo graag over oorlog lees.’ Geschiedenis en oorlog is voor de lezende jongens dikwijls hetzelfde. Dat er nog een andere geschiedenis is, dan die van veldslagen, dat weten ze soms niet eens. Behalve dat de geschiedenis op deze wijze voor kinderen behandeld, plezier in het leelijke ‘oorlogvoeren’ wekt, liggen er hier nog andere voetangels en klemmen. Deze verhalen bedoelen vooral de vaderlandsliefde op te wekken, en dit geschiedt gewoonlijk op een onwaren grondslag, door een partijdige verheerlijking van het vaderland. ‘Wij’ zijn altijd knapper en dapperder dan andere volken. Het begint al met de ‘gastvrije’ en ‘trouwe’ en ‘dappere’ Batavieren. ‘'t Volk der Bataven, voor vrijheid geschapen, ‘boog niet den nek onder 't vreemdelingsjuk’ en de Romeinen ‘juichten’ toen het ‘dapperste volk’ hun bondgenooten wilden worden. (Odo, de Batavenknaap.) Dergelijke onware voorstellingen vindt men in beschrijvingen van de vaderlaudsche geschiedenis van ieder tijdperk in de kinderboeken. Wel is het bij ons niet zoo erg als in Frankrijk en Duitschland, waar de betere schrijvers een heftigen strijd te voeren hebben tegen die partijdige opwindende vaderlandsliefde, die de Duitschers zoo juist betitelen als ‘hoera-patriotisme’, maar wij zijn er toch niet vrij van. Vooral ten opzichte van vorstelijke personen ontziet men niet de kinderen onwaarheid te geven. Zoo b.v. in het tijdschriftje ‘Jeugd’, dat toch door onze beste schrijfsters geredigeerd wordt. Hoe is 't mogelijk? Terwijl de kinderen op de eene bladzijde tot in de fijnste bijzonderheden over het leelijke van den leugen worden | |
[pagina 30]
| |
onderhouden, leeren zij op de andere bladzijde allerlei onwaarheid over vorstelijke personen. Terwijl we vorsten zelden bijzonder goede dingen zien doen, wordt de kinderen toch voorgehouden, dat zij ze moeten vereeren, zelfs liefhebben. Zij mogen niemand achten terwille van zijn geld of zijn hooge geboorte, maar de vorsten moeten zij vereeren, al weten zij heelemaal niet waarom. Onze Koningin wordt door Jan Politiek in dit tijdschrift aan de kinderen voorgesteld als de Koningin van den Vrede! Toch kan het kind dagelijks in de krant beschrijvingen lezen van de oorlogen, die wij in Indië voeren. Wel zien wij op het gebied van het geschiedkundig verhaal nog een mooie toekomst voor de kinderlectuur. Er breekt ook hier een nieuwe, ruimere opvatting door. Wanneer men het geschiedkundig verhaal gaat gebruiken om de kinderen te leeren, dat de maatschappij niet altijd zoo geweest is als ze nu is; wanneer men hen vertelt hoe in vroeger tijd het volk leefde en dacht, hoe het arbeidde, hoe het feest vierde, dan wordt de geschiedenis werkelijk gebruikt om het kind te ontwikkelen. Alles wat leeft, verandert voortdurend, ook de menschelijke samenleving. Dit inzicht heeft de onwetende niet. Voor hem zijn de toestanden, die hij waarneemt, altijd zoo geweest en zullen ze altijd zoo blijven. Hij denkt er niet over, dat 't anders geweest is en ook weer anders zal worden. Toch is het zoo ontwikkelend om over deze dingen na te denken. En als de jongens en meisjes nu in de geschiedkundige verhalen verschillende tijdperken van de menschelijke samenleving leeren kennen, dan zullen zij inzien, hoe het eene tijdperk steunt op het voorafgaande, hoe de maatschappij is als een levend wezen, een levend organisme, dat steeds groeit en zich ontwikkelt. Een poging in deze richting geschiedt in de serie: ‘Historische Verhalen van E. Molt’. Deze schrijver vertelt de kinderen heel weinig uit het leven van vorsten en graven, en heel veel uit het leven van het volk. In het deeltje ‘Roderik’ zien we, hoe de lijfeigenschap veranderde in vrijen arbeid; in ‘Dierijc, de Schrijnwerker’ zien we hoe in de 14e eeuw het handwerk, het ambacht | |
[pagina 31]
| |
bloeide; hoe de werkman vreugde vond in het maken van een mooi stuk werk. Wij leven mee in den zoo belangrijken tijd van den bloei der Gilden. Ga naar voetnoot1) Meer schrijvers behandelen tegenwoordig het geschiedkundig verhaal, onpartijdig en vrij van bekrompenheid. Zoo bv. C. Joh. Kieviet. En deze schrijver vertelt daarbij zoo bijzonder prettig en boeiend. Welk een frisch geschreven boek is zijn ‘ Jongens van Oudt-Holland’. Hierin zien de kinderen bv. duidelijk dat het zoo maar geen grapje was van den keizer van Rusland, den beroemden Czaar Peter om in een klein huisje in Zaandam te gaan wonen, om het scheepstimmeren te leeren. Zij zien hoe de buitengewone bloei van het scheepvaartsbedrijf in de heele Zaanstreek daarmee in verband stond. De vereering van oorlogshelden deugt ook niet voor onze kinderen. Beter is het, ze het leven te vertellen van mannen die groot zijn geweest op het gebied van wetenschap, van kunst. Mooie bevattelijke boeken zijn er geschreven over het leven van Watt, Edison en Stephenson, die groote uitvinders op 't gebied van stoom en electriteit, van Nansen, den Poolreiziger. De afkeer van den oorlog zullen wij gemakkelijker aankweeken, wanneer we de jongens en meisjes leeren wat zulke mannen voor de menschheid deden. |
|