Het boek en het volkskind
(1980)–Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
De kinderlijke verbeelding.Het is in de ‘eetzaal’ van een vereeniging voor kindervoeding, een ongezellig vertrek met vuil-witte muren, waartegen als eenige versiering een paar oude borstbeelden van vergeten vorstelijke personen prijken. Op lange houten tafels staan de stapels leege schotels; de meeste kinderen zijn heengegaan, maar ginds wachten nog eenige kleine meisjes op haar zusjes, een groepje van proletariërskinderen, de blonde kopjes, de lieve blauwe oogjes protesteerende als 't ware tegen de lompen, waarin ze gekleed zijn. Zij hangen over de bank, wrijven met hun lepels door de restjes eten in de borden; de kinderen vervelen zich. ‘Zal ik jullie een verhaaltje vertellen’, zoo klinkt op eens de opgewekte stem van het jonge meisje, dat bedient. Blij kijken de kinderen op, gezellig schikken ze zich om de juffrouw. Kijk, nu zien ze haar aan, zooals een liefhebber van komediespel het gordijn aanziet, dat hem zooveel heerlijks belooft. En de juffrouw vertelt het mooie sprookje van ‘Het Kindje en de Droomen’. Ga naar voetnoot1) Ze vertelt hoe de droomen 's nachts bij het slapend kindje kwamen, hoe ze de sterren van de lucht meebrachten in hun wazige fijne kleedjes, hoe ze die strooiden over het blauwe dekentje van het kindje, hoe de sterren figuren vormden, kantige en hoekige maar prachtige sterrenfiguren, terwijl ze maar al door tegen 't kindje knipoogden, hoe ze zich als een ketting van kralen legden om kindjes blonde krulletjes en hoe het kindje zichzelf zoo stralend ziet in de spiegeling van den zolder. Van het mooiste wat er in de natuur bestaat: een slapend kindje en het gouden sterrengefonkel van den nacht, tooverde het sprookje een schilderij voor de verbeelding der luisterende kinderen. | |
[pagina 6]
| |
Ademloos luisterden ze. En hoe komt het, dat ze er nu heel anders uitzien dan zoo even, toen ze toch pas hun maagjes gevuld hadden met krachtig voedsel en zich gewarmd hadden bij den gloeienden kachel? Waarom is nu pas de lustelooze uitdrukking van hun gezichtjes verdwenen en vanwaar is het, dat hun oogjes lichten van een glans, als van de zonnestraal die onverwachts door grauwe luchten breekt? Dat is, omdat kinderen nog zooveel andere behoeften hebben, dan die van eten en drinken, omdat zij eerst recht gelukkig zijn als ze kunnen leven in de wereld der mooie verbeelding. Dat een kind een sterke verbeelding heeft, kan iedere moeder opmerken, als ze ziet hoe haar kleine jongen een stoel omtoovert in een locomotief, in een paard, of een schip, zooals hem dat in zijn spel behaagt, hoe haar kleine meisje zich hecht aan een pop, soms zonder armen of beenen, maar die in haar verbeelding leeft als een dierbare schat. Ten onrechte zien vele menschen in het spelen der kinderen iets kinderachtigs. In het spel geeft het kind uiting aan een drang die hem ingeboren is. Het is juist de verbeelding, die maakt dat het kind gelukkig kan zijn in de ongunstigste omstandigheden, die hem het bekoorlijke geeft wat den volwassene zoo aantrekt. Zie daar nu eens in die stille steeg. Op een stoepje dicht naast elkander gehurkt, zitten op een rijtje eenige kleine kinderen. Zij spelen schooltje. Ernstig, heel ernstig kijken ze, de handjes zijn gevouwen in de schoot. Het kleine broertje is de meester. Met een stok wijst hij op den zwarten muur en de kinderen lezen de denkbeeldige letters van het denkbeeldige bord vol ijver, met heldere stem. De koude wind, zij voelen hem niet; de donker valt, zij merken het niet. Zoo zijn ze verdiept in hun spel. O, wel is ze een heerlijke gave, die kinderlijke verbeelding, die voor het kind de eentonige werkelijkheid verbergt onder zooveel mooie kleuren. Zij maakt van de armste kinderen wel ‘prinsen van vreugde’. Maar onze prinsjes worden al te dikwijls miskend. Hoe weinig wordt er in onze dorre, nuchtere maatschappij | |
[pagina 7]
| |
gedaan om aan deze behoefte van het kind voedsel te geven. Men laat de kinderen honger lijden naar den geest, zoowel als naar het lichaam!....
Naast het spel is het boek een middel om de verbeelding van het kind in de goede richting te leiden. Hoe het boek zijn moet om deze schoone taak het beste te vervullen, willen we nu eens nagaan. |
|