Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 409]
| |
No. 52
| |
[pagina 410]
| |
en van zinnelooze Voorschriften. Wie van die beyde wind het Wedspel? Den Geneesheer bezit wel een grooter Schat van Zedigheyt, en ook veeltyds een lediger Mosselschelp van Ervaarendheyt, doch dat Gebrek weet hy te vergoeden door de Kruywagens van groote Vrienden, die hem Acht voet en Negen duym ophullen boven Hippokrates, en aldaar laaten berusten. Dat nu die Geneesheer op die hooge Kruk van ter Naam en Faam de eyge figuur maakt die een rondgeoogde Pootuyl maakt, wanneer hy op zyn verheeve Dwarshout bloodgestelt is aan de Schuyfelende Spreeuwen, en aan de flodderende Mossen, zullen wy aanstondsaantoonen. Wy zullen den Leezer wegens deeze Stelling een Denkbeelt schenken in de Persoonen van den Geneesheer Noormontaan, den Kwakzalver Busch, en in een Abderietsche Doctores, drie Reeders in de Reparatie van de Passagiesloep des Leevens, en alle drie even vermaart, evenryk, en even doodschuldig aan mislukte Geneezingen. Dat Driemanschap ontmoete malkanderen op een betrokken Avondstond in het Hospitaal van St. Job buyten Antwerpen, en dewyl zy alle drie op eene tyd gaapten, Schreeuwden, en Kakelden, ordonneerde den Opzigthebber van dat Huys wyslyk; dat een Ieder een Verslag zou doen van zyn Geneezingen, zullende hy den bekwaamste als dan qualificeeren, om de Leevens-Lyn van een op 't gypen leggende Waarzegger af te knippen, door de Puntschaar van een roekeloos Experiment. Zo dra had den Geneesheer Noormontaan, dat voorstel niet gehoort, of men zag de Vooren van Achtbaarheyt t'zamentroppen op zyn Voorhooft, zyn Oogen begonnen te pinken als de Brilglaazen van een Uyl die opgewekt wort door de Zonnestraalen des Dageraats, hy hemde en kucghte als een oude Vos, die uyt zyn onderaarts Paleys wort uytgeboent door gezwavelt Harpuys, en hy ontgon de Doodceel van zyn Verdiensten door het navolgent Sprookje. De Baron Dul na Poes, een Zwaab van Religie, was (volgens zyn zeggen) zo verzwakt geworden door de drie adelyke Oefeningen, de Wyn, de Vrouwen, en het laat Opzitten, dat hy geen Achterbout van een groene Sprinkhaan verorberen, nog geen halve Bladzyde vergult Postpapier kon optillen; een bedroeft Exem- | |
[pagina 411]
| |
pel voor jonge Zwaben! Wat denkje dat ik hem ordonneerde? Ik ordonneerde hem een Koeldrank uyt Alexandrynsche Hagedissen, Vyfvingertjes bollen, Salab wortels, groene Vliegen, Schirasser Wyn, en uyt een dozyn veertienjaarige Zwabinnetjes t'zamengestelt, en ik protesteer uw, als een Conscientieus Doktoor, (dat was een stout Woord!) dat hy van meet af als een Haan kampte in de Hoepelroks Mat van de Liefde, toen ik op ontboden wiert uyt Zwaben na de Veenen. Het is waar dat hy 't zedert myn Vertrek ingestort is in zyn voorgaande Onmacht, doch daar in heb ik geen Schult, de Baron had zyn Voorraat opgesmult, en als 'er niets meer ten besten is, is de Avontuur vervult. Ik genas onlangs den Persiaansche Kromwel, (sprak de Kwakzalver op zyn beurt) van een Behoeftigheyt in 't Bloed, door dien ik hem ordonneerde van zyn Hartstogten op te volgen, en zyn Persoon in 't Bloed te baden, om zig aldus te herstellen door Warmte en door Doorzyging. Dat Spel was goed, doch een drie dubbelde Plaaging van drie verschillige Moogendheden, van een jonge Dame met Eekhoorns Wol, en van een Rattekruyds Neef, hotsten hem zo vreeslyk, dat hy 't niet langer kon houden, maar tegens dank uyt den Troon der Persen na de Laagte buytelde, en aldaar zal ik hem laaten berusten. Wat my aangaat (gilde de Doktoores uyt op de Nooten van een Kermis Schalmey) ik heb niet langer als ses Weeken geleden een Schoone Weduwe, die ontrent op haar acht en vyftigste jaar wiert bezeten door een Furor Uterinus, in de grond gecureert door eenige Droppelen, gedistilleert uyt een Kruyd dat ik jaarlykx gaa opzoeken onder de Noorder Pool, en welk Kruyd niemant beter kend als Ik, en den Ontleeder der Gebreeken. Door dat Vocht heb ik die bovennatuurlyke Gisting gesust, en nu legt Madame zo stil, of schoon zy handen en voeten los heeft, als een gezwachtelt Meisje; en zy behandelt geen andere Boeven als Pamfiel en zyn vrolyke Medgezellen der Speelkaarten. Hoor, en luyster toe als Dooven, (herhaalde den Geneesheer) want ik heb Isabelle Quansuys de Koppelaarster, de Huuwelyk-maakster, en de Vroedvrouw in de Duyvelshoek, verlost van een roode Neus, overgewonnen door het onmaatig gebruyk van gedistilleerde Waters, welke Neus zo onbesuyst vuurig was, dat 'er een brandende Komeet voor moest verschieten, ten minsten 't | |
[pagina 412]
| |
kamp geeven. Die Matrone is thans zo door en herdoor gecureert door myn Florentynsche Zalf, gecomponeert uyt overgehaalt Lootwit, en uyt de vuurige deeltjes van gebraade Sneeuwballen, dat zy 'er thans zo blank uytziet als het Engels Smoussinnetje Saartje, na de eerste Doodverf van gewreeve Schulpwit en van Eyerschaalen, by veele onbeschaafde Persoonen gedoopt, 't Haagsch Blanketsel der Theresiaansche Bedgodinnen. Den Nieuwsschryver van Olbia, (riep de Kwakzalver) die zyn Leezers weekelykx plagt te plaagen met Sprookjes van Toveryen, met oude bezwangerde Wyven, met Walvisch zwaare Engelsche Brouwers, en met dertienjaarige overgehaalde, Chineefche Brieven, heb ik zo ver herstelt, dat hy nu maar tweemaal per Week de Jeugd amuseert, en de Mannen fatigueert door die Coffihuys Sprookjes, en Bysoorts Opmerkingen. De overige tyd van zyn ledige uuren besteet hy in het Sorteeren van zyn ontglaasde Tabakspypen, en in den Omloop des Bloeds na te zien, in het Lichaam van een helblinkende Coffiketel. Een vermaart Heerschap heb ik geholpen (schreeuwde de Abderietsche Doktores) van een Zwakheyt in 't Geheugen, welke Kwaal hy op een Nacht overwon na het Drinken van een Bak met oud Loender Bier en Genever, en na een herhaalt Tweegevegt met vuysten, ontstaan over het vertrekken van een Kaart, met zeven dronke Kermisboeren. Dat Heerschap was zo ver verergert, dat hy reeds de Naamen van zyn Schuldeyschers, benevens de Quantityt en de Qualiteyt van zyn Schulden vergeeten had; en daar by het Mintafereel van le Clerk behandelde in ste van het nuttig Huysboek van den Ridder Kats; ja dat meer is, hy randsde de Kamenier aan in sté van Mevrouw, en.... en myn Eerbaarheyt verbiet my van te zeggen, wat dat hy met my dreygde te doen. Die Man heb ik geholpen gaande en staande, zo dat hy thans zo een steevige Memorie heeft, als een Man die Geld leend op een Pand der Minne; of als een beledigde Juffer die haar Tederheyt verspilt heeft op een ondankbaar Galant. De Huysvrouw van Moses Hard voor 't Hoofd een Lintweever, heb ik herstelt, (galmde den Geneesheer uyt) en die Geneezing zal en moet tot een Voorbeelt verstrekken aan alle toekomende jonge Geneesheeren. Die Dame had door het zuygen van dubbelde Kraam - Anys, en door het gestadig rooken van Blaadjes | |
[pagina 413]
| |
Tabak de natuurlyke Warmte zo 't eenemaal uytgedooft, dat zy reeds twee en dertig jaaren bedle'gerig achter over gelegen had op een Theetafel, toen ik haar onder myn Bescherming nam; en op myn Conscientie, (staruym Vriendenen Vriendinnen, want hier springt de Conscientie van een Geneesheer los!) een heete Koorts was zo min in staat om haar te verwarmen, als een Oortjes Nachtkaars bekwaam is om een Amsterdamsche Kalfsborst gaar te braaden. Dat bedlegerig Schepsel heb ik zô heerlyk vernieuwt, en die Juffer heb ik zo deugdelyk verjongt, dat zy nu een geheele andere Kreatuur is geworden; want zy kan thans niet alleenlyk Heer Klaas, of Moeder Frommel de Vroedvrouw, voor by praaten op een Boere Kindermaal, maar zy danst insgelykx beter op een leeme Dorsvloer als Mademoiselle Harvê in de rondte draait op het Botermarkts Tonneel; en zo dra hoort zy 't Geluyt niet van een Strykstok, of zy friseert Kaprioolen waar by een fransch Baladin zo veel te pas komt, als een lamme Bedelaar te pas zou komen by den Engelsche Springer van le Sieur la Lauze. Josef den Duymdraayer, een Hervormer der Zeeden in de Provincie van Slaraffenland, (repliceerde de Kwakzalver) was zo geheellyk mismaakt door de Melaatsheyt der Huycghelaary, dat nog de Schoorsteenveeger, den Barbier, de Pachter, ja zelfs de Verklikker by hem kon rusten nog duuren. Thans is die Persoon zo ver herstelt, dat hy tien Matroozen kan over hoop vloeken, dat hy in 't gezigt van de Zon by Jaques de Guyt durft ingaan, en dat hy twintig Vloernymfen van Madame Barillon zal doen bloozen op 't Sujet van de Natuurlyke Filosofie. De Abderietsche Doctores verbleekte op het hooren van die verbaazende Geneezing, doch na dat zy voor eenige Ogenblikken haar Adem had ingehouden, op dat zy te hooger zou opstuyten, brak zy los in de navolgende Geneezing. De Heer Sebedeus Hartshoorn wiert zo wonderlyk geplaagt door de Italiaansche Achterdogt, dat hy gestadiglyk zyn malsche Bedvriendin met haar Boterbloems Tuyten opsloot, wanneer hy na de Beurs moest draaven; ja dat meer is, hy betrouwde haar te naauwer noot by haar Meuy of Grootmoeder. Ik heb deszelfs minyverige Gesteltenis gerektificeert door drie a vier lekkere Brokjes die ik hem liet inneemen tusschen Deur en Dorpel, zo dat hy nu zyn | |
[pagina 414]
| |
goudgeele Huysvrouw vrywillig na het Schouwburg, na 't Baal, na de Maskerades, en na de Et Ceteras laat loopen. Ja dat meer is, hy beveelt aan zyn Knegts en Meysjes, van zo de Zee- als Land- Officiers die aan zyn Huys aanschellen, vry en vrank te laaten in en uytgaan, zonder eens te inquireeren na een Pas of Certificatie. Ik weet wel, dat myn Medikament een weynig bitter schynt te zyn in den Beginne, doch laat een Iegelyk gedenken, dat een geleert Arabisch Filosoof, genaamt Hamet Ben Hamet Ben Haddu Albumazar zig aldus Uyt over die Zaak; Geen Diadeem geneest de Geraaktheyt, nog geen fluweele Kamermuylen konnen het Flerecyn heelen. Den Ontleeder der Feylen, die zomtyds zo vrolyk is als een jonge Kat die met een Balletje speelt, begon eens hartiglyk te lacghen met die Mandevylsche Geneezingen; doch ziende, dat den Geneesheer een Bek begon te trekken als een agonizeerende Ybot, dat de Kwakzalver een Duyvels Gryns nabootste met zyn Zwyns Gebit en dreygende Oogen, en dat de Abderietsche Doctores haar Nagels reeds beproefde tegens het Koperdraat van een Papegaais Kooi, kreeg hy een Bank in 't Oog, derhalve bewoelde hy zyn Tong met Floszyde, en hy begon aldus te oreeren. Het is kwaad binken in de Kreupelstraat, en nog slimmer is 't voor een Aschman, te spotten met een Modderman. Dat is, op goed Abderiets Nederduyts; Den Anatomist der Feylen hinkt desgelyks aan het Doctorale Zeer, en die Wonderspreuk zal hy goedmaaken door twee a drie Historiesche Aanmerkingen van Kuuren, die hy zo loflyk uytgevoert heeft op Persoonen die hy nooit heeft gezien, en ter plaatse daar hy nimmer is geweest. | |
Eerste Geneezing des Ontleeders.Abraham bygenaamt de slaaperige Jorden was zo vadzig dat zyn geheele Leevensloop iets beter was als een Droom, en sliep zelfs als hy de Opkomst vertelde van zyn doorluchtig Geslacht, hoe hy in een leere Hannekemaayers Broek en Niets daar in kwam aantrappen na 't Y, en zo voorts. Ja dat meer is, de Kantoorknegts vonden hem dikmaals ronkende op den Boezem van zyn deugdzaame Huysvrouw, en dat in een Oefening die aan alle andere Stervelingen de Vaak uyt de Oogen veegt. Die Man is zodanig verandert tot zyn Voordeel, door | |
[pagina 415]
| |
het opvolgen van myn wyze Raad, dat hy na een Ontbyt van een Dozyn Ybokkingen, een paar Bladzydens van onse hedensdaagsche Dichters kan uitleezen, zonder eens te geeuwen; Ha wat een Verandering! ja nog maar onlangs heb ik hem vyf Vaerzen van een Bruylofsgedicht van den Drukker met het Paardshooft hooren opsnyden, zonder in al die tyd door een Knik des Hoofds voor Bok te speelen; Ha wat een Mirakel! | |
Tweede Geneezing des Ontleeders.Joris Overwys woonachtig in de Geduldsteeg in het Uythangbort van Vrouwshaven was bezeten met een kwaadaardige Feex van een Wyf, door wiens eeuwigduurende Klapper hy zoo doof geworden was als een Quakkel. Waarlyk deszelfs Staat was bejammerlyk, als die geen meer Aandoening had van de Scheut eens Achttien Ponders, als Bed** die de Belegering van Namen by woonde door een Verrekyker gevaar liep van te Sneuvelen in de Trancheen. Hy was gevoeloos voor al het vloeken en bannen op een Haanekamp; ja hy zat zo stokstil te loeren in het Oorlogspel van 't Ontzet van Leyden, als of hy presideerde in een Byeenkomst der Quaakers. Die Persoon, die reeds overgegeven was by alle de Doktooren, heb ik zo volmaakt tot zyn voorgaande Gehoor herstelt, dat hy thans zelfs by een Dakdruyping, Redenen hoort waar aan nooit is gedacht, en Vuyle Discoursen na vertelt die niet eens zyn gesproken. Dat heet geneezen! | |
Derde Geneezing des Ontleeders.En nu kom ik tot myn laatste en byzondere Geneezing, hier in bestaande, of bezittende. Ik heb de Weerelt gekureert van een ongeneeslyk Vooroordeel, als die vaststelde; dat den Hermes, en deszelfs Nazaat den Ontleeder der Gebreeken, dien Schryftoon niet zouden uythouden, sonder te verwyderen van de aldereerste Nooten; en dat die twee Kabouters, in 't kort of in 't lang, den Staat des Huuwelykx zouden verbeelden, eerst Hollen en dan Stilstaan. Den Hermes sustineert dat hy zo vigoreus geweest is toen hy van de Bruyds laauwe Zy opstont, als toen hy 'er by onderdook; en en Ontleeder der Gebreeken onderstelt, dat hy tot dit laatste Blad | |
[pagina 416]
| |
toe geen Leezers heeft hooren doleeren; dat zyn Hartdraaver buyten Adem is geweest, of dat hy ooit den Anatomist der Feylen voor 't Gelacgh der Oordeelkundige Leezers in de Pekel liet steeken. Is 'er Iemant die den Schryver met zyn Aanmerkingen gelieve te vereeren over dit Argument, ter goeder uure, hy zal met Vermaak het Oordeel der Schriftenzisters afwachten, en derzelver Aanmerkingen, beandwoorden, pryzen, of laaken, na Verdiensten. Eynde. | |
Waarschouwing.Den Ontleeder der Gebreeken heeft wel eer nog in de Wieg leggende hooren vertellen; Dat een Man zelden Schatryk wort by zyn eerste Huuwelyk, en hy sustineert uyt dat Spreekwoort; Dat een Weekelyks Autheur die nu en dan eens verandert van Tytel, en van Styl, aan zyn Leezers min lastig, en meer voordeelig is aan zig zelve. Om dit Voorstel te bewaarheden zal hy toekomende Week aan den Horizont der Amstel-Weerelt opdaagen onder de Benaaming van den Eccho des Weerelds, en hy zal in zyn eerste Papier de Reden, waarom dat hy dien Tytel verkiest, benevens de Manier hoe hy de toekomende Schryfstoffe behandelen sal, kristalklaar aantoonen.
Vaar Wel.
By H. Bosch zyn nogh eenigen Ontleeders te bekoomen van 't eersten en van 't tweede DEEL, als mede de Tytel en Voorreden voor diese nogh mankeren. Desgelyks den Amsterdamse Hermes eerste en tweede Deel, van den selven Autheur. By H. Bosch zyn te bekomen voor de genen die ingetekent hebben het algemeen Historisch, Geographisch, en Genealogisch Woordenboek, I. deel, waar by de intekenaars moeten geven 5 guld. en voor de grooten 7 guld. 10 ft. |
|