Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
No. 42
| |
[pagina 330]
| |
zal ik my ontstellen over de verminkte Bedreygingen van die Hannibalsgezinden, die nooit rusten, overwinnaars, of overwonnen? of zal ik my zien overduy**len, door die Hagelandsche Boeren, die van achter een Haag, een Reyziger over hoop blaazen, zonder dat den doode Man kan zien, wie dat de Scheut dee? Neen Heeren, met geen gedachten, ik zal de Jakhalzen uyt de Brabandsche Heykarren van hun loome Aanmerkingen rukken, ik zal ze in Hartdraavers hervormen, en ik zal hun krachtelooze Dreygementen zo ver ontrennen, gelyk als een welgemonteert Kavalier de gedwongen Verzoekschriften ontrent der Napelsche Bandieten; en dat gaatje voor! | |
Een Vertoog over 't Podraga.Daar leggen nu de Pooten in een Paar Meekrabs Koussen gebakert, op een zacht Kussen, (riep myn waarde Vriend St. Andries, die in een Roeischuyt kwam vliegen na den Podagriseerenden Anatomist der Feylen) en die Man die eertyds zo fier op zyn Kooten stont, als een roodgelaarsde Ooievaar, zit nu te kyken met een Paar lamme Loopers als een versch getortureerde Kartouchiaan. Sakre**! Ontleeder (vervolgde hy) geeft de Wyn geen Schuld, want die heeft een Conscientie als zoete Melk, die versterkt zodanig 's Mans hart, dat een Man zo lang als hy dronken blyft, Scheutvry is voor de Pest, en daarom bedien ik my jaar uyt jaar in van dat Pestmiddel. De Wyn maatigt de natuurlyke Koude der Herssenen, en daarom zuypt een Dichter tot aan de Binnedeur van een Hospitaal; en de Wyn is zeer voordeelig voor den Appetyt, en daarom zuygt een Kanonnik als een Zeespons; ook verzacht hy 't Bloed, en zo dat waar is, verwacht ik na myn Dood een goed Gewas van Vrouwelyke Humeuren. Maar..... maar is 'er niemant die ons beluystert? het is een Handvol Nachtgras, een Theeschoteltje met Juffere-Mos is op je Pooten gevallen, want Heer Ontleeder der Gebreeken, ik heb je met grooter Aandacht neerwaards zien kyken na een paar geborduurde Muyltjes, als ooit Hartzoekker opwaards keek na de Wedloop der Planeeten. | |
Den Ontleeder der Gebreeken.Uw Deugd is zo verwonderens waardig als uw Lichtgeloovigheyt, myn dierbaare Doktoor der Visschen, doch dewyl ik de | |
[pagina 331]
| |
eerste niet kan evenaaren, zal ik uw poogen te ontheffen van de tweede. Ha Wyn! Ach my daar rukt Sileen een haaire Zeel door de Voering van myn Vriesche Muylen! O de Duy** daar valt een Mug plotseling neer op myn linker Voet! Aay! Aay! zie je niet dat 'er Spinnekop na my toe komt kruypen? O Wyn, O Wyn! Vervloekt zy Bacchus Kroost, en zyn gekraakt Gebroet!
Dat giftig Nat verderft het Bloet,
Is altoos erg, en nimmer goet.
**
Weg weg Pandoras Doos, behexte Satans Ton,
Door uw was 't dat ik 't eerst myn Zonden Taart ontgon,
Gy straft gelyk de Hel, en Spruyt uyt Acheron.
***
Ghy waart ook in 't begin een Vloek,
Ghy Smaakte Loth als zoete Koek,
Doch toen ontvlood' de Schaamt, helaes! uyt Doek en Broek.
****
Ghy zyt den Oorsprong van de Lust,
Geen dronke Vrouw, die niet wil zyn in slaap gekust,
Wanneer haar Kuysheyts toorts in Wyn is uytgeblust.
*****
Ghy maakt de Duytschers dol, de Poolen Gek, Ons bly',
Ghy smelt ons Erfgoud, en vermeert de Herbergs Ley,
Ook dekt ge ons vaak te bed met een verslenste Dey.
******
De Quaker streelt zyn Haair, zyn Hoed, en draagt zig fyn,
Praat als een Heylig, schynt een deugdzaam Man te zyn,
Doch 't is helaes! de Duy** en de Wyn.
*******
Hy ziet een Visioen van Engels om zyn Koets,
Den Booze komt, hy staat die toets
Manmoedig door, en bid, ontwaakt, en ryst goeds moeds.
********
Doch dat den Heylig ons eens og zyn Woord van Eer,
Zou biegten 't Visioen, 't Gebed, de Quakers Leer,
Het Droomgezicht was Mol en Nadorst, en niets meer.
Diergelyke Mirakelen, Heer en Meester, levert de Wynstok | |
[pagina 332]
| |
ons jaarlykx uyt, en daarom stont het sus ofzo, of Karel de negende Koning van Vrankryk zou alle de Wynbergen hebben hervormt in Koornakkers, dewyl hy geobserveert had, dat de Boeren in Champagne en Bourgogne meer Manslagen begongen, als Kinderen ten doop hielden; en dat het voor een Vreemdeling ruym zo gevaarlyk was ten platte lande te vernachten, buyten Bordeaus, als het doodelyk plagt te zyn voor een Vreemdeling een Nacht over te blyven in een Boerenhuys tot Ga naar voetnoot*Berchem. Maar het lust ons thans niet om den Potscherfberg der Wynbrouwers Ongerechtigheyt om te wroeten, en te zeggen; dat een Wynbrouwer vry meer Oesterschelpen verorbert als een St. Jakobs Land-looper; dat hy meer Eyers den hals breekt als een oude Weezel; dat hy meer Siroop vernielt als een Haagsche Confiturier; dat hy meer Lym vermorst als een Kabinetwerker; en dat hy meer Soorten van Wynen weet te toveren uyt een Voedervat verweerde witte Wyn, als een Zeeuwich Konstenaar, die met een Spaansche Paruyk en met een Spaansche Ziel loopt, wassche Conterfytsels van leevende Vorsten kan aantoonen, in zyn verlakte Historische Schilderkamer. Ik zal niet eens zeggen; dat een Wynbrouwer de Gezondheyt bestormt, gelyk als eertyds de Reuzen den Hemel rammeyden; dat hy door zyn Kattepis Wynen zyn beste Vrienden by de Neus vat, gelyk als eertyds St. Dunstan de Duy** by den Domp greep; dat het Geluyt van zyn leedige Oxhoofden gevaarlyker is, als het Doods-Muziek van een paar befloerste Keteltrommen, want leedig zynde vult hy ze weer op, en waar mee weet ons Heer; dat hy zig weet te ontdoen van zyn kwaade Wynen, door goede Woorden; dat hy tegens de fyne Smaak van een Lekkerbek protesteert als tegen een valsche Getuygen; dat hy drie maal uyt een het zelve stuk uw Tong toetst, om te zien of je niet door de Mand zult vallen, gelyk als een Gedaagde die verschalkt wort door herhaalde Vraagpunten; en dat een Wynbrouwer zo verslaaft is aan de Dankbaarheyt, gelyk als den Visschers Dyks Schenker der Barneveltjes, die als een Decius nu eenen behoeftigen Klant vervolgt, om de Betaling van een enkelt Anker vervalschte Bergerak Wyn, ofschoon die Klant, eer dat de Tyden boos waaren, hem op een dronken Avond, een Fransche Tabatiere schonk van vier Pistôlen. | |
[pagina 333]
| |
Neen zeg ik, myn Herbergs broeder van de Klok heeft Een! ik zal niet zeggen, dat'er een Wynkooper veeltyds Bleek uyt ziet, dewyl hy geen Deugd genoeg bezit om te konnen bloozen; of dat hy met Karmozyne Wangen loopt, om daar uyt te bewyzen, dat al het Lakmoes van zyn Gravesche Wynen niet blyft berusten op den Bodem. Neen Raadsheer, van Stop nog een Pyp Hermes, dees' Ziel is al te groots om haar te verslaaven aan de Mathematische Instrumenten van het Stopmes, de Pomp, Balkhouten, etceteras, der Wynbrouwers; het zyn de Ongelukken, en niet de Ongeluks Werktuigen, die myn Pen zal ontdekken. Want schoon Natura thans den Dichter gaat verzaaken,
Het Podagra zal Vaarzen manken.
| |
St. Andries.Halte halte! Ontleeder der Gebreeken, spreek geen kwaad van het Podagra, of ik zal je begraaven onder deeze Vyf en veertig Deelen in Folio, van de Schat der Oudheden die ik bezit in de Courant; want de Onkunde is geprevilegeert om het Voeteuvel te lasteren, dog dat is tegens het Fatzoen der Zeedekunde. Een Man die met het Podagra is gebeatificeert, is voorzien, zo lang als 't Licghaam duurt, met een eeuwigduurende Almanak; want men kan wisser giffingen trekken uyt de Zenuwen en Vliezen, als uyt de verbêterde Thermometers van den verdienstige Karthuyzer, Pere van der Elst, of uyt de Voorzegging der cierlyke Weerhuysjes achter de Nieuwe Kerk. Een Podagrist is onafhankelyk van alle Ceremonien, in het grootste Acces van het Handeuvel is hy niet verpligt om een Molensteen op te raapen, schoon hy voor 's hands zag dat 'er zyn Buurvrouw over stont te buytelen; en in het felste van het Voeteuvel is hy niet gehouden, om binnen een Uur en zes Minuyten van Amsterdam na Naarden te loopen en weerom op zyn vilte Hoeven, al was 't ook dat de Persiaansche Cromwel hem zulkx beval in nadrukkelyke Termen. Wanneer hy zyn Vingers niet kan uytsteeken, is hy niet geobligeert om een Dame de Hand toe te reyken, maar hy volstaat met haar zyn Schouders toe te steeken; en wanneer hy geen Vin van zyn achterste Loopers kan verroeren,volstaat hy van op zyn | |
[pagina 334]
| |
Elleboogen te Danssen, al was 't ook op het Bal van den Opper-Arts des Paus. Hen Padagra is het Uythangbord van een Vigoreus Man, want die Kwaal (of liever die Gift) dryft niet alleenlyk alle de zondige Humeuren uyt de noble Partyen na buyten, maar zy ontlast insgelyks de Ziel van een Reeks kwaadaardige Hartstogten, als Vloeken, Schelden, Achterklap, Toorn, en zo voorts, waar door men als met de Vinger kan aantoonen; dat het Podagra alle de Ongesteldheden des Licghaams dissolveert, gelyk als de gemaatigde Warmte der Lente, de gestremde Humeuren der vier Hoofdstoffen ontdooit en verbetert. Maar laat ons de Zeedekunde des Podagraas eens nazien, en laat ons eens eenige aanmerkelyke Hervormingen, uytgewerkt door het Podagra, half zittende en half leggende afkluiven. Den Overste Silezinsky dee meer Dienst aan zyn Heeren en Meesters door zyn Keel, als door zyn Degen, want hy slachte een grooter tal Fransche Gevangens, door zyn Rynsche Wynen, dan hy ooit Fransche Krygers vermoorden, door zyn Luykze Pistoolen. Dat St. Bartels Spel duurde jaar en dag, doch ten laatsten kroop het Podagra op 't slag, en dewyl den Overste bevreest wiert, dat hy een slimmer Rekening zou te vereffenen hebben met de Dood, als met de Franschen, ontbood hy zyn Biegtvader, en zyn Lyfarts, een paar Mannen, die voor het grootste-gedeelte waaren verroest, by faute van Emplooi, en die hy aldus-aansprak; Ik gevoel Heeren, dat myn Licghaam en Ziel beyde zo yzersmettig worden, als de gevoederde Scheede van myn vreedzaame-Battaille Kling, en ik vrees dat de Koning der Scherminkels myn binnen een korte tyd in dat Verwulft zal Billetteeren, alwaar geen hard aanhoudende Krediteuren, geen onverzoenbaare Sollicitanten, of geen impertinent Wyf, myn Rust ontrusten, of myn Stilzwygendheyt zullen stooren. Wat hier in gedaan Heeren? De Paap en de Lyfarts-bekeeken malkanderen een poos zylings, gelyk als de Tenanten van een Wapenschild, dogh ten laatste sprak Heeroom deeze hartelyke Sententie; Drinken hier, en Lyden hier namaals, Heer Overste. Dat Vonnis was zo nadrukkelyk voor den Heer Overste, dat hy van dat ogenblik af zig hol over bol in de Zeede- | |
[pagina 335]
| |
Hervorming wierp, dat hy, die eertyds Negen Drielingen daagsch ontweide, zig nu vergenoegde mee Acht en een half, en dat die Man, die zo min aan zyn Gewisse gedacht, als aan zyn Schuld-eysschers, zig toen om de zes weeken verleedigde om een Mis en een Sermoen uyt te slaapen, in die Hofkapel, die zyn Hoofmeester, na een langdraadige Studie, gesticht had uyt een afgekeurde Garderobbe. | |
Het tweede Exempel.Een Wyntapper, de Duy** en het Podagra, zyn drie Persoonagien van de zelfde luym, dat is, zy zullen die Klanten, aan de welke zy de meeste Verplichting hebben, het alderslimste behandelen. De Heer Stephanus gekipt binnen Antwerpen, had zig uyt de lyken gevloekt, eer dat hy gepromoveert was, hy had zig te Barsten gezoopen, eer dat hy tot Dominikaan gewyd was, en hy had zig tot Flenters gekust, eer dat hy Kapellaan wiert in 's Prinsen Hague. Alle die qualiteyten sauveerden hem niet van 't Podagra, doch 't Podagra sauveerde de Visch door 't mishandelen van de Schelp, zyn Pausselyke Ziel wiert gered door een schielyke Hervorming, en hy leefden Dronken en Nuchteren in een Staat van Gratie. Hy bleef binnens 's Huys, wanneer hy kon gaan nog staan, hy ontbood de Smids Dochter wanneer hy ze niet kon gaan bezoeken, en geen Mensch zag hem ooit beschonken na 't Outer komen scharrellen, wanneer hy gerekt en gestrekt de Miserere van 't Podagra ley te zingen op zyn rustelooze Rustplaats. | |
Het derde Exempel.Jonker Jan vermyde van Kindsbeen af de Maatigheyd met zo veel Zorg als een Invalide van Mama Therese Zout en peper vermyt, en toen hy nog ontrent anderhalve Scheut overig had, ley hy aan op een Piepjonge Rietmos, gaf vuur, en trof die zo hartig door het Huwelyk Loot, dat zy achter over tuymelde met de Pluymen bloods hoofds. Die Scheut was wis, doch alle de volgende waaren mis, derhalve vatte Jonker Jan een weerzin op tegens zyn Pop, en hy viel aan 't Zuypen van meet af aan. Ondertusschen ley het Podagra op zynluymen, en kreeg Jonker Jan eerst by 't linker been, en toen by de rechter vuyst, die in die Ge- | |
[pagina 336]
| |
stalte zyn blonde Rietsmos dupliceerde, die van een Eytje in de Kraam kwam, waar uyt binnen zestien Zomermaanden weerom jonge Rietmosjes geteelt wierden. Het is waar dat de Kwaad-spreekendheyt die zo min rust als het Podagra, divulgeerde; dat zyn Rietmos die Danaes vlaag op 't lyf viel, gaande om Mis te hooren, dewyl de Lust en de Devotie zo wel Medgezellen zyn na St. Rombouts Kapel, gelyk als de Verschilpunten, en een ondeugent Praatje Compagnons zyn over een Bouteille. Vermy dan alle Ongedult als Rottekruyd, myn geduldige Ontleeder, (vervolgde St. Andries) want gelyk als een schielyke Resolutie een Monnik of een Koekoek maakt, zo maakt een stoute Resolutie een geduldig Podagrist. Daar is geen Gevaar dat een Leyder die met zyn Pooten in Vrieslant zit, verschalkt, geattacqueert, of gearresteert zal worden door de Ratelwacht. Hy zal geen Armen of Beenen breeken over de Dams Ketens; of hy zal niet verdoolt loopen tusschen de Spitsgaarden der onbeleefde Sleepers. Alles is Wit of Zwart na der Zaaken bevatting. De Rykdommen waar tegens zo veele Officianten hun Ziel en Zaligheyt verruylen, en waar aan de Sexe haar op zyn Goudâs vergaapt, wierden eertyds (dog 't is lang geleeden) in Zee geworpen door een Filosoof. De Waardigheden, en de Vermaaken zyn Kruyssen en Tormenten voor die Geestelyken die uytgeleeft en de Weerelt Wars zyn. Hoe naar dat de Gevangenis ook is, echter wort zy gezogt van die de Eenzaamheyt en een Adelyke Wanbetaaling beminnen. Geen Vrienden te hebben, wort geschat als een der Kapitaalste Ongelukken, echter hebben Timon den menschenhaater, en een Man die van daag Naameloos zal weezen, daar toe gearbeyt. Het Leeven, die Grondvest van alles is zo lastig geweest aan zommige Menschen, dat zy hun toevlugt hebben genomen tot het Mirakeleus Beeld van Zelfsmoord, om van dat Hangy zer ontlast te worden, en de Ziektens, de Rampen, de Pynen en Smarten, die Voorryders des Doods, zyn niets anders als ingebeelde Kwaalen, die zo min Indruk maaken op 't Gemoed vaneen Wysgeer, als een Pistool-kogel doet op de Schelpen van een Nyl-Krokodil. Il faut boire & souffrir. Dixi. |
|