Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 281]
| |
No. 36
| |
[pagina 282]
| |
ken van Homeer eertyds met Kapitaale Letters geschreeven wierden op een Draakenhuyd, het desgelyks onmoogelyk is, de Hoofddeugden der Societyt te besluyten in de Nootedop van een gedrukt Blad Papier, en meer heb ik niet te zeggen, en daar mee is 't uytgepraat. | |
Het Vervolg van St. Omers Queekschool.Den voornoemde Pater Prior bestierde myn Treeden tot in de Hoogste School, alwaar ik vry meer Wonderen beschouwde, als ik kan of durf opbazuynen. Ik zag aldaar een Talryk Getal gerypte Studenten, die scheenen te Stribbelen, wie dat eerst in de Slyk zou druypen van den Boom des Leevens, en die de gevaarlykste Vraagen wisten te beandwoorden als zo veele Ga naar voetnoot*Fergussons. Onder die Leeraars munte een Pater boven de andere Onderwyzers uyt, gelyk als een Zonnebloem uytmunt boven de zwarte Kraakebyen. Hy wandelde met getelde Voetstappen, en scheen geen kleyn Proces tegen zyn Beenen op te vatten, wanneerze hem niet op de bestemde plaats overleverden. Zyn Oogen waaren wiskundiglyk vastgehegt tegens de planke Vloer, en daar uyt besloot ik, dat hy alzo diep zien kon in een Molensteen als zyns gelyk; vorders had hy meer Rimpels en Vyfhoekken op zyn Voorhoofd, als 'er Streepen en Lynen te zien zyn in de Beginzelen van Euclides, en dat had zyn Reden daarom, want hy gebruykte geen ander Voedsel als de Cursus Mathematicus, en de Spinnewebben van Escobar. Die Wysgeer was den Examinator der Oudste Snudenten, die 'er alle zo Vrolyk uytzaagen als de Figuuren van Michel Angelo's Oordeel, en zo glad en vet waaren als Monsters, die Sestig jaar in Voorloop van Brandewyn zyn bewaart geweest. Een van die aankomende Ravens wiert geexamineert over 't Bedrog der Bakkers, die hun Gewisse versmelten om 'er 't Wittebrood mee te | |
[pagina 283]
| |
beslaan, en die doorgaans een Scheepel Tarwemeel min, en twee Wateremmers meer dan behoorlyk is, gebruyken. Is een Bakker bevoegt (vroeg den Examinator) van 't Gewigt van zyn Gebak te abbrevieeren. Ga naar voetnoot*Ja, (repliceerde den Student) en zonder dat 'er tot nog toe een weergaa van de Drooms Vervulling der Kraaien kan worden geallegeert; want dewyl zyn Winst Ebt en Vloeyt, vermag hy met een Pharonisch Gewisse de Schaarsheyt van 't Graan te hulp koomen, door den Overvloet van 't Water. Den EXAMINATOR.
Is een Wynkooper, geauthoriseert, om de Kracht van zyn Spaansche Wyn, of Sereesche Sek te breeken, door Brandewyn? durst een Grutter de behulpzaame hand aan de Tarw bieden, door voedzaame Zemel? en vermag een Drogist met de Pypaarde der Goude Gaapers de Pyl uytrekken van zyn Kreestenoogen? De STUDENT.
Ga naar voetnoot† Ja, en den Eerste kan nog daarenboven de Gravesche Wyn kastyden, met een Sleepruyme Gard, en hy mag zyn Bergerakken trakteeren op Appeldrank en op Zoetemelk, zo veel als hun Hartje zal lusten. Den Tweede zal het schaars Gewas van Tarwebloem nog mogen repareeren door Boekwyte Meel, dat de Patroon is der Hoornsche Krentekoekken. En den Derden heeft boven dat alles nog een Octrooi, om tot Voordeel der Slagters de Gattinoische Saffraan te bezwangeren, met gedroogt Rundvleesch, en met Inlandsche Maart Crocus. | |
[pagina 284]
| |
Den EXAMINATOR.
Ga naar voetnoot*Zal een Kassier of 's Vorsten Thresorier, het Geld zyns Meesters moogen om en uytzetten, tot zyn eygen Profyt? De STUDENT.
Ja, mids dat 'er zyn Meester Zyde by Spinne, en geen Garen. Ook vermag den Eerste Hemel en Aarde te beweegen, om zich een Onrechtvaardige Erffenis te approprieeren; en hy wort bevoegt, om by Vervroeging de Behulpzaame Schouders van een Tydgenoot te verzoekken, om den misleiden Testateur onder te dompelen. Den EXAMINATOR.
Dewyl wy, volgens onze Regel, de gaheyligde Persoonen der Vorsten, zo manierlyk behandelen, dat wy ze Doodschuldig verklaaren, onder schyn van ze te verdeedigen, zal ik uw Bekwaamheyt sondeeren op dat Hoofdstuk. Is het Ga naar voetnoot†gepermeteert, een Vorst die onze Societeyt mishaagt te onderscheppen in de Wedloop zyns Leevens? De STUDENT.
Ja gewis, het is, Pater Examinator, en de Voorbeelden daar van zyn zo menigvuldig als de Muggen in den Hooityd, by Voorbeelt. Mariana, die met een Staadkundige zorg dat Cas van Conscientie behandelt, verheft de Vadermoord van Jaques Clement, die Hendrik de Derde slagte, tot boven een Haagsche Meyboom; en Bellarmyn, en Vasquês verdeedigen insgelyks dat Heldenstuk, en zy bepleyten die Dominikaansche Resolutie. | |
[pagina 285]
| |
De Lip van Hendrik de vierde doleert nog in zyn Yskoude Tombe, over de Onderneeming van een Medestudent der Societyt; en de gulhartige Ignatiaanen hebben dien Dag, op dewelke Hendrik de Valois geextirpeert wiert, met een H. Letter geregistreert in hun Schriften, en geobserveert; dat op die zelve Dag toen de Maarschalk de Matignon, de Jesuiten uyt Bordeaux zweepte door 's Konings Order, die Koning op die eyge Dag uyt het Leeven geschud wiert, door St. Dominieks Order. Ik zal dit Blad Papier niet bezwalken (zegt den Ontleeder) met de verfoeielyke Vraagpunten, die den Examinator aan den Student voorstelde, over de Privilegien des Huuwelyks, en over zulke verburge Schelmstukken, die geen Menschdier dan een Jesuiet durft Proponeeren aan een Student, en die den Examinator nog snikheet uyt geen andere Drievoet kon ontfangen, als uyt den mond des Verleiders. Ik zal insgelyks de Sireens Oratien, door welkers zoetluydende Nooten, de Staatkundige Stuurluyden verschalkt en verslonden worden, niet ophaalen, om myn Leezers geen Aanleiding te geeven tot een diergelyk Misbruyk, maar ik zal eenige Aanmerkelyke Voorvallen en Andwoorden herhaalen, en dan een Vale con Dios appliceeren op die Moestuyn aller Contra-deugden. Ga naar voetnoot*Een Leekebroeder die den Eerstgebooren van een belust Meysje was, die zo lang niet had willen wachten, tot dat de Fortuyn haar met het Huwelyk 't onderste boven gooide, kwam myn Leydsman waarschuuwen; dat den Gryze Slager Kalfskop met een Rekening die meer plaats bestoeg, als een Vloertapyt, een prompte Betaaling kwam vorderen. De Pater die het Geld invorderde by de Pachthoevenaars van zyn Order, als een Contributie, en die zyn Schuldeysschers betaalde Ga naar voetnoot†a la Cygne, dat is, met vaardige Beleefdheden, en met langzaame Stukken van Achten ontfong den Scherprechter der Hoorndraagers met een geestelyke Civiliteyt, hy dee hem nederzitten op een Stoel, | |
[pagina 286]
| |
zo zacht als een opgeleyde Jesuiets Penitentie, en hy vroeg hem by wyze van een Compliment, Hoe oud hy wel was? daar op repliceerde den Slager met een verdrietige Grimlacgh; Ik ben Oud genoeg om Uw Vader te zyn Pater Uytstel; en schoon ik tegens St. Serwey Zeven en Tachtig Jaar wort, echter heb ik G.... dank Memorie en Verstant genoeg om een kwaade Betaaler zyn Bescheyd te geeven. Ik lacghte zo hartelyk over dat gryze Vilders Andwoort, dat ik de Paap uyt zyn Contenantie lachte, die zyn vordere Interrogatorien abbrevieerde, en den Slagter een Stuk of Brok van Betaaling in zyne Kieuwen wierp, om dat hy niet hooger zou loeien. Zo ras was den Vleeshouwer Kalfskop, niet gedecampeert, of den Snyder Wasligt kwam in het Seminarium instormen, met neergehakte Schoenen, en met sleepende Koussebanden. Lojolas Leviet was zo ontstelt, dat hy den Lyfsnyder der Broederen niet kende, des vroeg hy; wat 'er van zyn dienst was, een Zingende Zielmis, of een Biegtvader? den Lapboef kreeg een Galg in 't Oog (dat is taamelyk eygen aan die Broodwinning) derhalve andwoorde hy met een Tong zo heet als een gloeient Parsyzer, en zo scharp als zyn Dievenaald; Dat hy meer benoodigt was om Geld als om een Absolutie, en dat hy gemunieert was met de Bulla Unigenitus van zyn Rekening. Dan verhoop ik Broeder, (sprak den Tempel Kassier) dat 'er meer Gewisse mag zyn in Uw Reekening, als in de Wedergeeving der Lappen, anderszins zal Niemand geloof geven aan je Verzoekschrift. Ik beken, (zey den Beeldhouwer van 't Wambes) dat onze Professie een kwaade klank heeft; maar indien je met my eens opgeslooten zat in een Kamer, en dat de Duy... inkwam, en na een Dief vroeg en na een Moordenaar, wie denkje dat de bangste zou weezen van ons beyde? De oudste Dochter van Heeroom Botermelk lacghte niet half zo gekkelyk over de sobere Bruyloftstafel, toen zy gedreygt wiert met de Aardbeving des Ledikants, als ik lacghte over dat promt Bescheyd des Lappenifts. Doch myn geschooren Leydsman lacghte met de opperste Lip als een Flikflooyende Liermans Rekel, en hy sleurde my in de Gastenkamer om de willige vervolging des Snyders te ontwyken, en om my door het schenken van een paar Flessen Wyn te verbinden, tot de Vergoeding van twee Aamen. Wy ontmoeten in dat smul- | |
[pagina 287]
| |
vertrek meer Vrienden en Gasten, en onder andere een Drietal, waardig 't Craion des Ontleeders, bestaande in de Pastoor van kleyn Zundert, de Kapellaan van Hoboken, en een Bristolsche Beever, die met een Quakers Kind gedepuceert was na die Queekschool, om dat te imbueren mee de superfynste Beginselen van Hoog Verraat, ten minsten van 't schandalizeeren eens Hofraads. Dat Drietal was maatelyk warm na ik kon zien, en door 't ingulpen van eenige Stroomen Moezelwyn, waaren de Konstwerktuygen van Woordenrykheit in een volle Werking, zynde die Heeren zo vrolyk over een Theetafel met Bouteilles, gelyk als Apoteekers Leerjongens vrolyk zyn over een Schotel met gestoofde Pruymen. En nu bragt de Kumerarius der Dronkaards een Wynzuchtige Moederbouteille met roode Wyn aan dat Gezelschap, toen zig een bedroefde Zwaarigheyt opdee, konnende den Beever zyn Kurketrekker nergens oploopen, die hy veel ligt doorgeslikt had in de Hette van zyn Yver. Hy zogt en hy herzogt na dien geliefden Trekker, tot in zyn Handschoenen en Brilhuys toe, doch vruchteloos, toen de Pastoor uytriep in een gezwavelde verrukking: Hey hey Vriend, ik vertrouw waarlyk dat ik een kleyn Werktuyg in myn Tas heb, waar mee wy dat Nachtstot konnen ontsluyten! Dit gegilt hebbende stak hy de Poot in zyn Zak, en na dat hy 'er een Getyboek, een Stuyvers Rasp, een Kamhuys van rood Turks Leer, en al zulke weereldsche Noodwendigheeden had uytgebaggert, kwam hy voor 't ligt met een Windaas, sterk genoeg om 'er een Boeyer mee op 't Land te haalen, 't geen geen gering Geschater veroorzaakte onder 't Gezelschap. My dunkt, Vriend des Wyns, (sprak den Bristolsche heylig) dat een Getyboek en een Kurketrekker wanvoegelyke Medgezellen zyn, die ieder in zyn soort wel een onderscheyde Apartement verdienen. Hier op gaf den Pastoor dit aardig Andwoort; Dewyl de Devotie de Ziel, en een maatig Glas Wyn het Licghaam verquikt, waarom zou dan het Boek en de Kurketrekker niet moogen Huysvesten, onder een Dak? Om dat myn Vriend, (repliceerde den Beever). een Kurketrekker in de Tas eenes Pastoors, zo oneygen is als een Thomas à Kempis, | |
[pagina 288]
| |
in de hand van een Vloerduyf; den Trekker past uw Professie, gelyk als 't Boek voegt aan haar Broodwinning. Den Gids der Boeren begost te gloeien door Wyn en door Yver, en hy drukte zyn Meening uyt in eenige niet t'zamenhangende Syllaben, vergezelschapt met de beëedigde Verklaaring van de Antwerpsche Hannekens, Sak...! Quaker je praat als een Uyl in een Maan Eklips. Onze Broederschap vloekt niet Pastoor, (sprak de Quaker, min of meer hikkende) en ons Woord is zo bondig als uw Eed, en daar uyt bewys ik, dat wy de eerlykste Religions Verminkten des Aardbodems moeten gedoopt worden. Uw Eerlykheyt zal ik poogen te bewyzen door een Fabel, (stamerde den Dorppaap uyt, die moeite had om de Zeventiende Letter van 't A.B.C. te pronontieeren) en daar mee zal ik dit Collation besluyten. | |
Een Fabel.De Leeuw eenmaal ziende, dat hy zo min de Vree kon bewaaren onder zyn Viervoetige Leenmannen, als een Schout de algemeene Rust kan conserveeren onder zyne op de achterste Loopers hartdraavende Boeren, besloot een Stok in 't Wiel der Malcontenten te steeken. Onder de koppigste Dieren waaren de Ezels, (let daar op Quaker met je Beever Muts) want die marcheerden als Portugiesche Dominikaanen in een Auto de Fe, doch dewyl de Leeuw wist dat ze dienstbaare Dieren waaren, die allerley Lasten konnen draagen zonder eens te kikken, zag hy hun Luyheyt door de Klaauwen, dog onder die mids, dat zy geen kleyntje gekastyt zouden worden, by aldien zy ooit kwaamen te struykelen. Eenmaal ontmoete een van die Eezels een Bataille Paard, en ziende, dat dat Dier met yzere Spykers geschoeit was, lyk een Hannekemaayer, bespotte hy die Dienstbaarheyt in Ezels termen, doch het Paard repliceerde aldus: O Luyaard! schoon je draaft gelyk een Podagrist,
Die voortzeylt op twee vilte Stelten;
En ik moet runnen voor St. Felten,
De meeste Hennep wort op de Ezels Vacht verquist.
| |
Advertissement.Den Ontleeder der Gebreeken Waarschouwt een Iegelyk, als dat 'er na den 20. Juny deezes Jaars 1725. geen Intekenings Briefjes meer te bekomen zullen zyn, in het Tweede en Laatste Deel van zyn HISTORIE des PAUSDOMS. |
|