Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
No. 28
| |
[pagina 218]
| |
Ik verdoolde in een onvruchtbare Wildernis, na by een uytgeteerde Koopstad, welkers Inboorlingen gezaait zyn door Maraanen, Galiciers, Italiaanen, en Oosterlingen, en ik liep in die Wildernis meer gevaar van te Stikken door Dorst, als door Liefde, toen ik een Gedrocht onvoorziens voor 't licht zag komen uyt de Schors van een Spaansgroene Hulstboom, welk Gedrocht zig al lacghende neerwierp voor myn vermoeide Voeten, en luydkeels uytgilde; Zyt welkom ter goeder Uure, Heer en Meester, in dit stille Woud zonder Genade! die schielyke Groetenis was my in den beginne zo aangenaam, gelyk als de eerste Omarming van een Gevangenis Kastelyn aangenaam is aan een Muntmeester van valsche Pistolen; doch myn Verbaastheyt duurde niet langer als de Liefde Betuyging van een verliefde Dame, want ik ontcyferde Demon, myn geweeze Lyfknegt Demon uyt dat Gedrocht, welke Demon my by de Vuyst greep, op den rechte Weg bragt, en een Woud-dier aanwees, dat uyt de prachtige Karavansera van een Societyt staatkundige Oproermaakers kwam aansluypen. Dat Dier, zo wonderbaar als 'er Afrika ooit een voortbragt op haare zandige Vlaktens, scheen een Mensch op 't Gezigt, dog was een Slang op 't Gevoel, en wel voornaamelyk de Slang uyt de Fabel, die tegens den Hemel spoog, en door 't knaagen aan een Vyl haar eygen Bloed inslurpte. Het was vermomt in een lange Tabbaart en in een korte Mantel, het droeg een Leere Broek, pikzwarte Koussen en rondgeneusde Schoenen, vorders waaren deszelfs Maanen, die niet over de lengte der Ooren hongen, belolt met een vierhoekkige Klapmuts. Drie-maal keek het rondom bevreest voor de Blikken der nieuwschierige Verspieders, en niemant ziende haalde het de vier gemunte Conterfytsels van de navolgende Heyligen uyt zyn Goudbeurs, van St. Cesar Borgia, St. Alexander de Sesde, St. Castruccio Castracani, en St. Jakob de tweede, t' greep in ieder hand een kort Slagzwaard, hielt die Kruyslings over malkanderen, en zig demoedig prosternerende, mompelde het binnen 's monds den Eccho van Konstantyn; In hoc signo Vinces, dat is op Dichtkundig Nederduyts, | |
[pagina 219]
| |
Laat Jan en Maarten vry een Weerwraakx Web ontginnen;
Wy zullen 't Spel,
Of nog zo fel
Door dit tweesnydent Têken winnen.
Dit zeggende Kuste het met een inwendige Devotie de Goude Conterfytsels dier Heyligen, die zo rond als Giottos O, en de Kortelassen, die zo scherp waaren als de Schimpschriften van den Heer van Wulverhorst, toen een Familie Hoest my onverhoeds overviel. Fluks draaide hy die buygzaame Kraag om, die gebooren was onder 't Zodiaks teken van Volewyk, en hy wende 't Gebed over eenen anderen boeg, dat is, hy wierp zig démoedig ter Aarde voor een quynende. Olyfboom, wiens Bladers en Vruchten met bloedroode Vlekken waaren besprengt, en hy aanbad dat Zinnebeelt des Vreedes, met deeze uytschieting. | |
Het Gebed eens Muyters aan de Vreede.Waarom dreygt ghy Ons, ô aangenaame, beminnelyke, en heylige Godes! van den Aardkloot te willen verlaaten; en Uw Vlucht Hemel waards neemende als Astrea, waarom versmaat ghy de Offerhanden der Stervelingen? Ghy, die om den Overvloet in Uw Ryksgebiet algemeen te maaken, de Korenschuur der Landbouwers met Graanen, de Pakhuyzen der Koopluyden met Goederen, de Kuypen der Wynperssers met nieuwe Most, de Schaapenhokken der Landbouwers met jonge Lammeren, de Koffers der Vorsten met Schatten, en de Kantooren der Burgers met Goude en Zilvere Munten bezwangert, waarom wilt ghy Uw Zegeningen overgeeven aan Bellona, en waarom zal die Pest ons berooven van die Gelukzaligheden die wy verschuldigt zyn aan Uw Bezitting? Ghy die de Pracht voortteelt in de Paleyzen der Afgezanten, die de Vreemdelingen na de Staatelyke Hoven der Vorsten lokt om te tournooien, die de Konsten en Wetenschappen opvoert tot het Toppunt van Volmaaktheyt, die de Steden verrykt met trotse Gebouwen, en die de gezegende Eendracht bevestigt tusschen derzelver Ingezetenen, zyt ghy niet verschrikt voor de woede des Oorlogs, en voor zo veel treurige Bedryven als de Kryg vertoont op het Schouwburg des Weerelds? | |
[pagina 220]
| |
Daal neerwaards beminnelyke Godinne, keer veder in de vreedzaame Bezitting van uw Staaten, en grendelt voor altoos den Tempel van Janus. Doet die Ongeluks Wolkken verstuyven die schynen te vergaderen aan den Hemel der misnoegde Aardsche Goden, en laat die Mogendheden in zodanige evenwichtige Weegschaalen worden opgewoogen, dat de Macht van een Meerder geen. Doorn in het Oog zy aan een Minder, nog 't Vermoogen een sterker aanzette, om de Staaten van een Zwakker Vorst met geweld te benaderen. Op dat Ogenblik wiert ik gewaar (zegt den Anatomist der Feylen) dat de Wysbegeerte zo smaakelyk kan lacghen als de Onnozelheyt, want ik begon zo luydruchtig te scháteren, als een Noordhollandsche Juffer, die in haar Inbeelding gekittelt wort, door de zeedekundige Vertooning van het Vrouwtje van Ephesen, onderwyl dat die geschooren Janus op zyn tanden knarste gelyk als den Apostaat Juliaan, toen hy de Pyl door zyn Maalie-Wambes voelde snorren, ziende dat een Schelm zig ontdekt door de Tong, gelyk als men een kwaade Haazelnoot kent door de ligtheyt van haar Zwaarte. En nu hong dat Spook de Kap eens Huygchelaars op den Tuyn, het ontbloote zyn Boezem, die zo pikwit was als zyn Opperkleed, en ik zag dat die Tong, die eertyds achter zyn Hart ley, thans 'er voor schoot, en deeze krachtelooze Blixems uytbraakte. Zo wezendlyk als de Waarheyt is aan de Deugt, zo verdienstig is de Leugen aan het Schelmstuk, en daar uyt formeer ik dit Argument; Dat men die Mond die onze Schelmeryen ontdekt moet toedammen met H. Aarde, en die Zinspreuk zal in 't kort werkstellig gemaakt worden door een religieuze Armee, bestaande uyt de navolgende Hulptroeppen. Voor eerst. De Generaal van onze Order, schrylings gezeeten over 't Gewisse der Aardsche Goden, zal Generaal en Chef zyn op de Kruysvaart tegens de Thornisten. 2. De Voorhoede van 't geschoore Leger zal bestaan uyt verscheide Ruyterbendens van Roekelooze Studenten, en aankomende Bloeddoggen, gemaskert als Britsche Struykroovers onder onderscheide Vermommingen, de zommige als Verspieders, doch de meeste als Arabische en Tartaarsche Vrybuyters. | |
[pagina 221]
| |
3. Het Lighaam van 't Heir zal t'zamen geflanst zyn uyt verscheyde Legioenen van Grilzieke Belofte doenders; de Onweetende, de Droefgeestige, de Jaloersche, de te Leurgestelde, de Gebankroteerde, en de Bygeloovige Krygsknegten, dienende in onderscheyde Orders en onderscheyde Liveryen voerende, zullen verdeelt worden in drie Bataillons, naamelyk, In het Battallion van Bellarmyn, bestaande uyt onechte Oudvaders, en uyt afgekeurde Kasuisten. In het Battaillon van St. Benedictus, opgestelt uyt het getabbaert Regiment van Hammersleben, en uyt de wellustige Krygsbendens der Norbertynen. Uyt het Stilzwygent Regiment der Karthuysers, en uyt de verzoopen Kompagnien der Guillelmieten, Celestynen en Siburgisten. En in het Battallion van St. Franciscus, t'zaamgelapt uyt drie ongeschoeide Regimenten, uyt de Haairige Boschwolven de Kapucynen, uyt de dronke Lanterfanten de Kordeliers, en uyt de smeerige Keukenklouwers de Minnebroeders. Deeze Infantery is sterk over de tweemaal hondert duysent Koppen, daar onder gerekent de Schaaps-en de Poppenhoofden. De Cavallery zal bestaan uyt Jesuiten, de wakkerste Dragonders des Aardbodems om een Roof te haalen, om de Paleyzen der Ketters in Vuurbakens te hervormen, en om de Duyvel 't zyne te geeven. De Kolonellen der Lojolieten zyn, Escobar, Mariana, Vasques, Villalobos, Achokier, Dealkozer, Sanchez, Bizozeri, de Bobadilla, Scophra, Jedressa, Wolfangi, Squelanti, et cetera. Denkt niet, Ontleder der Gebreeken, (vervolgde dat Spook) dat dit eerder ruykt na een Naamrol van Luchtgespenssen, als van Geestelyken, ik verzeker uw dat het alle vermaarde Jesuieten zyn; doch hebje lust om ze Duyv **s te noemen, ten opzigt van 't Kwaad door hun uytgewerkt, daar is meê weynig aangeleegen. Vaar kwaalyK Anatomist der Geestelyke Strotsnyders, en zo je 't hart hebt, raa eens wie dat Ik ben? Dic cujus Nomen - Et Phillida solus habeto. Dit gezegt hebbende, verschoot die vervloekte Schim, nalaatende een Geur van Acherons Ga naar voetnoot*Frangipane, en van Lucifers Ga naar voetnoot*Polville. | |
[pagina 222]
| |
Hermesstad.
| |
[pagina 223]
| |
Diamanten om de Klucht, middelerwyl dat hy op de Beurs doelde in Ernst. Om kort te gaan, de Vos proponeerde een Soupé aan den Haan; en na 't Soupé haalde de Vos de Litanien van Lucifer uyt zyn Tas, en hy verzogt zyn Gast, om met hem daar in eenige Schietgebedekens na te zien, gelyk als geschiede. In 't hartje van die onderlinge Devotie, onderstont 'er een Wiskonstig Verschil, of Driemaal Een, meer was als Viermaal Negen, en dat Verschil wakkerde zo hevig onder 's Hands, dat de Vos wedde, om drie Hondert Medailles, van Hac nitimur Hanc tuemur, op die tyd een gangbaare Munt; dat drie Ezels zwaarder woogen als de negen Zanggodinnen, doch de Vos taste mis in zyn Stelling, en de Haan vong Slip in 't Geld, want Rynaart was zo wel misgedeelt in Geld, als in Couragie. En nu voorzag de Vos een Rottings Ongenade,
Des topte hy zyn Leevens rest;
En die eertyds niet toonde dan 't Gevest,
Ontbloote nu dat Staal dat hy droeg voor Parade.
Een Onderneeming waard begekt,
Want 't Staal wort krachteloos wanneer een Bloodaart 't trekt.
En dat bleek, want een halve Cirkel beslegte 't Verschil, den ontmande Vos wiert gedesarmeert, gesuffleteert, en gefricasseert, en by abuys van Onderrechting, door een Paar Wachts na zyn Slaapnest in sté van na de Brasilie-houts fabryk, geescorteert. Nu dreygt hy van in den Oorlog te gaan in de Vreede, om tot zyn Verhaal te komen, en van dat rampzaalig Geraamte op te offeren aan den Hongersnoot, dat in spyt van die Voorzorg onderschept staat te worden, door de Lysterstrik van St. Laverna. | |
Anubisburg.Een zeker Heer die by geval de Infante van Lynksenburg beschouwt heeft, dwars door de Kristalle Tralien van een Engelsche Schuyfraam, heeft de Koorts gekreegen, ten deele uyt Liefde, en ten deele uyt Dronkenschap, en in die wanhoopende Gesteltenis heeft hy de volgende Missive geadresseert aan den Ontleeder der Gebreeken. | |
[pagina 224]
| |
Heer Ontleeder der Feylen.Ik ben zo Snikheet door Liefde als een valsche Munter die gekanoniseert wort in het Vagevuur der Ga naar voetnoot*Minimen; en ik ben zo ongeduurig door Nieuwschierigheyt, als een Bruydegom die voorgeschikt is om een Handvol ongekreukte Maagdepalm te verfrommelen na Zonnen-ondergang. Hier uyt besluyt ik, Heer Ontleeder, dat myn Vuurbaaken helder genoeg brant voor de Passagie Sloep van de Infante; ook waayt her Zyl van myn Verlangen uyt de Lyken, om eens te onderstaan; Of het Fokkezeyl van dat dartel Vaartuyg 't zaamgeflanst is uyt Katoen, uyt Kloostordoek, of uyt Superfyn eygen gereed Linnen. Adieu Anatomist, die Nieuwschierigheyt noemt een Schryver, la Curiosite louable.
Uw Dienaar. Een handvol Nieuws. | |
Waarschouwing.Den Ontleeder der Gebreeken adverteert zyn Leezers, op 't Verzoek van den Schryver van de HISTORIE des PAUSDOMS, als dat 'er aan zyn Logement in de KALVERSTRAAT, in 't LONDENS COFFIHUYS, Intékenings Briefjes, en Condities van het Tweede en Laatste Deel van de HISTORIE des PAUSDOMS te bekomen zyn, van 's Ochtends ten Zeven, tot 's Middags Een uuren. | |
P.S.De Intekening geschiet desgelykx by de meeste Boekverkoopers tot Amsterdam, en in de voornaamste Hollandsche en Zeeuwsche Steden.
t'Amsterdam by H. BOSCH, is te bekomen de Spiegel die niet Vleid, handelende van de Verachtinge der Weereld en des Doots, door de Heer de la Serre, Geschiedenisschryver van Vrankryk, in Nederduytsche Rym gebragt door Willem Spiering, met kopere platen. Als mede de Werelt van haar begin tot haar eyndedoor J. Ray. 1001. Arabitche Nagt-vertellingen, 5 deelen, en zal in 't kort vervolgt worden tot 8 deelen. De Vries Doorluchtige Weerelt, met alle de Wapens, 3 deelen, in 8. J. Pluymers Gedichten, eerste en tweede Deel, en ook elk deel apart. |