Den ontleeder der gebreeken. Deel 2
(1726)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 209]
| |
No. 27
| |
[pagina 210]
| |
Zoolen, te breet van Neuzen, te plat van Polveyen, en teyl van Steeken mogten vallen, erinnert uw dan, O toegeevende Leezer! dat zommige Courantiers zulke misselyke Schoenmaakers zyn, dat zy met kracht en gewelt de Poppe Schoentjes van een Chineesche Juffer willen aanpaseen aan de Munstersche Pooten van een Berg-Reus; en 't geen 'er ontbreekt aan de Stof, wort gerepareert door een plompe Hoorne Aantrekker. Nu is 't wel te begrypen, dat een Weekelyks Autheur, die gedwongen is om die Fatsoenen na te volgen, niet gestadig op 't Tonneel kan komen met Schoenen a la Roiale; want geen Gemeen Schilder is in staat om een heerlyke Copey te crayonneeren na een slegt Principaal; en daar mee is 't uyt. | |
Romen.In de Kerk van St. Thomas is een plegtig Te Deum gezongen over de Geboorte van een gewaande Hartog van York; en den Ambassadeur van Malta heeft de zwakke Kraamvrouw vertroost met het Present van een Keurlyke Zilvere Palmboom, zynde die Boom het Zinnebeelt van een Onderdrukte Dame, die schoon onderleggende, en overstulpt met Onderdrukking, echter 't Wit van haar lieve Blikken laat zien, en altoos verryst met een viervoudige Couragie. Na maate, dat de Familie van den Pretendent uytdygt, groeit het Verlangen na de drie Ryken, want de St. Jorisgezinden voorzien, in de Vermeenig vuldiging van die Jonge Guylen, den Overvloet der Zeven maagere Koeien. Een zeker Paus noemt Engelant, Ga naar voetnoot*een Tuyn van Wellusten, en een onuytputtelyke Bron van Schatten, die nooit leeg te pompen is. Dat de gedisinteresseerde Geestelyk heyt watertand om die Pomp weer te trekken, wiert onlangs aan den Ontleeder der Gebreeken vertoont in een Figuurlyke Schildery van dat gezegent Eyland, bestaande in 't navolgent Zinnebeelt. In 't midden van dat Konststuk was een grof zwangere Goudbeurs afgemaalt, en rondom die Beurs stont een Hoepel van allerley Bedelmonnikken, die dat Goud begluurden met een diepe Devotie, doch geen een dorst het aanraaken dewyl de Behandeling van Geld, een Doodzonde, doch de Toegeefly kheyt des Vleeschs, een Verdienste is in een Bedelmonnik. In de Tusschenwydte stont een Jesuiet te loeren, die niet alleenlyk zyn Mededingers over 't hoofd keek, maar desgelykx verschalkte, want hy trof met de | |
[pagina 211]
| |
Pyl van een Kruysboog die Beurs zo wis, dat 'er het Spits in bleef steeken, onderwyl dat hy een fier en vuurig Oog op dien Doel houdende, uytgilde, Te attingo! dat is, O heylig Wit! Lojolas Zeer!
Ik tref uw thans of nimmermeer.
| |
Romen.De Roomsche Dames zyn door Orsini geblixemt met een doodelyke slag, de Paus heeft haar geordonneert, om de lelieblanke Hemelgloben van een schoone Boezem te vermommen met de Vestâs Sluyer van Zedigheyt, en inzonderheyt moeten die lieve Tweelingen geincarcereert zyn onder de Communie, dewyl zommige Bedillers hadden geobserveert; dat de Blikken der Jonge Priesters zo vast bevrooren op die heygende Klippen, dat nog het Outer, nog de Belofte, van Zuyverheyt machtig waaren, om die verglaasde Spiegels te ontdooien. Den Ontleeder der Tetten, condemneert den Paus in de Kosten van 't Verschil, want het is een Doodzonde, een Boezem die tot Jaaren van Discretie gekomen is, als een Wicht in de Luyers te leggen. Die Paus is een Woekeraar, die het alderkostelykste Zon-Metaal der Natuur opsluyt in 't Ballyne Harnas van een Ryglyf. Een Juffer met toegedamde Tetten, is gelyk aan een schoon Metaale Geschut, dat vernagelt is door den Vyant. Zy is een Weerga aan een Bakkers Weeuwtje, wiens Wittebrood te ligt bevonden zynde, haar Winkel moet Sluyten tegens wil en dank. Zy verbeelt een Plaideuse die op een bedrieglyke wyze haar Proces pousseert zonder de productie van beeedigde Getuygen. Zy is een roekelooze Haagsche Winkeldochter, die de Keurelykste Staalt jens van haar Kamerykxdoek verliest by de Weg, en dan niets kan voor 't licht haalen als een afgekeurt Snufje. Kort om, een Dame met een onzichtbaare Boezem, is 't Zinnebeelt van een Ontmant Traktaat dat gebrandmerkt is door den Inkt der H. Inquisitie; het Boek is en blyft het zelfde Boek; maar die geambreerde Periodes, die het Stroo der Nieuwschierigheyt na haar haalden, zyn verduystert, en weg zyn de blanke Tetten. | |
Anubisburg.Een Man die in zyn Japonsche Tabbert mediteert, is onderhevig aan een gedoekte Avontuur, want als dan behoest men geen blonde Paruyk te ontzien. Ik zat in die Gestalte, van deeze Morgen (nota op Zaturdag) en ik ha dal 't Air van een Chi- | |
[pagina 212]
| |
mist, die op een Ostindische Wedloop na, naby den Steen der Wyzen, en op een Stroo breete na, na by zyn Verderf is, toen een Kamerpopje, ontrent zo wichtig als haar Hoepelrokje, in myn vertrek kwam instuiven; die my den navolgende Brief in de Vuyst stak, en toen met een Meysjes Rukwind decampeerde. | |
Heer Ontleeder der Feylen.Zeven Jonge Juffers zyn gecondemneert op de Galey, by een Fransche Mademoiselle, die zo klein van Keuken is als van Gestalte. Wy gaan nooit aan Tafel zitten of zy doceert Ons; dat den Oceaan niet bestendig is tegens de graage Maag van een Jonge Juffer; daar de Matigheyt gepaait wort met een sneedje Franschbrood, en een Kopje Garstewater. Let daar maar eens op, Ontleeder van Open Neder, Fransch Brood en Garste water voor de Maag van een Jonge Lente Roos! en dat wort nog uitgedeelt met Sneedjes dunner als Postpapier, en zo wichtig als Mostaartzaaden. Wy bidden en smeeken uw, als den Bescherm H. der Sexe, onzer Aller Nooddruftigheid tusschen in te voegen in uw Weekelykx Papier, want de Quipste onzer Zeven is zo graag, dat zy een Koraaltak midden deur zou byten als een Pistache; ook zullen wy uw voor die Dienst, uit ons algemeen Spaarpotje, een Mouches Doosjekoopen, tegens datje een Maan Puistje krygt door 't laat opzitten met je Vrienden. Tot een Baken voor andere Jonge Passagie-Sloeppen, diezo wel als wy op die Meeuwe-Klip der Soberheyt mogten komen te verzeylen, zal onze Societyt uw het Conterfytsel van die gemanierde Maatigheyt mededeelen. | |
Het Conterfytel van Mademoiselle Margo.Die Dame is zo oud als het Spook van de Witte Vrouw, zy is zo styf als het Stuk van een Kolfbaan, en voor de rest zo plat als een gemarmert Snyboontje dat eerst gevormt is. Zy is zoo blank als de Knop van een Granaatbloem, zo malsch als de Schors van een Waterwilg, en zo zichtbaar in een Gezelschap van opgeschoote Jonge Juffers, gelyk als een Madelief zichtbaar is tusschen een Krans van Papavers en Zonnebloemen. Maar wy moeten ons bep... bepaalen van Lacghen, wanneer haar Galant 'er by of ontrent komt, dan vat zy Vuur als Katoen, dan draait zy rondom gelyk een Kever in een Draaikolk, en dan is zy zo verheugt als een Vliegje dat op 't Wit Tafellaken van een Tuyn Collation legt te flodderen. | |
[pagina 213]
| |
Vorders is zy nooit gejuweelt nog gekant in haare Visitens, zo dat zy al het Air heeft van een Pools Kapje zonder Bont.
Adieu Papa, UED' Dienaressen. G.L.C.H.R.S.J. | |
Hermesstad.Droomen en Dronken drinken zyn twee Teerlingen van Sessen, die eenpaariglyk loopen tusschen een Boere-py, en een Fluweele Mantel, tusschen houte Klompen, en gefestoeneerde Muyltjes, tusschen de Armoede en de Weelde. Eertyds ley 'er een Officier van een Achtentwintig stuyvers Revenu in Garnisoen, tot Abdera, die nooit feylde van op ieder Maandag het grootste Gedeelte van zyn weekelyksche Inkomst te verruylen tegens Moutwyn, en dan uyt te gillen; Dit is Een van myn goede Dagen, zo komen 'er Twee en vyftig, in 't Jaar. Die gelukzaligheyt vereerde hem de Dronkenschap, en op die zelve Hoogte is een Droom, want meenig verlieft Man (de Juffers zyn Vogels die geen Vaak hebben) geniet dat Ovaal gulde Vlies in zyn Droom, gratis, dat hy wakker zynde, niet minder zou konnen koopen, als tegens een Kapitaal Verlies. Anakreon is de Waarborg des Ontleeders, doch schoon hy een Zwaluw die hem ont waakte, de Dood dreygt, echter beweer ik als een Zinspreuk; Dat 'er min Gevaar steekt in ontwaakt te worden, door een onnozele Zwaluw, als door een verstoorde Koekoek. Anakreons twaalfde Gezang.
Ha Zwaluw! waarje niet zo snellyk weg gaan duyKen,
Hoe zou ik uwe Wiekken fnuyken:
Ik speelde wis met uw dat Spel,
Dat Tereus speelde met zyn blonde Philomel,
'k Zou uw dat schendig Lid, die Snapsters Tong ontrukken.
Spreek, waarom niet uw Nest bewaart?
Waarom niet opgedeunt, wanneer Jan Donderbaart,
Oremus brult, en Klaes 't Verwelfzel loeit in stukken?
| |
[pagina 214]
| |
Of waarom niet gepiept, wanneer een Karmeliet
Een Bos Non biegt by 't buygzaam Riet?
Daar is uw post Spion; hier moogt ge uw nooit verstouten
Dees' Cel te ontrusten, daar ik droom,
Daar ik in 't Mingareel draaf met een losse Toom,
En 't leevent Marmer druk van Ifis malsche Bouten.
| |
Parys.Een Prokureurs Klerk is gearresteert in het Zodiakx teken van Gemini, met de Dochter van zyn Patroon, en hy is staands voets veroordeelt tot de Kruywagen des Huwelyks, als die niet alleenlyk de Gastvryheyt des Huys, maar desgelykx des Slaapkamers had verkracht, en nog daar en boven een Virginityts slag committeerde in de Persoon van een Sestienjaarig Wicht, Den Ontleeder der Feylen zal die Maagdoms Moord, die zo aantrekkelyk is, vervrolyken met een Abderiets Sprookje. | |
Een Vertellingje.In 't Jaar Een, toen de Abderieten zo groen waaren, als Lookvorsschen, woonde tot Abdera een Prokureur, die volgens de loffelyke Gewoonte der Praktyk, Woorden sprak voor andere, doch Goederen Prokureerde voor zig zelve. Die Prokureur had een Klerk, die het Oog der Rechtgeleerdheyt liet vallen op de Kamenier van de Kinderkamer, en die zig zo diep wist te insinueeren in den omtrek van haar Tederheyt, dat ze zeer apparent stont, om binnen 't kort een Kinder-kamer op te rechten van eyge gereede Kaarssnuyters der Chicane. Het gebeurde eenmaal dat de Klerk effentjes eenige Stopwoorden had beginnen te crayonneeren op die kraakende Lessenaar, toen de Beminde des Pleytbezorgers begon te roeppen, met de Stem van een Turksche Mosquê Paap; Kassandra Kassandra, onze jongste Dochter Reconventia schreyt haar oogen uyt! Kristoffel laat me los! (riep het ontgonne Kindt,)
Mejuffer zal de Pot met Paling
Ontdekken, en de laatste Dwaling
Is 't slimste draadje dat men spindt.
| |
[pagina 215]
| |
Laat los, ô my!... Ik zal het Steekspel nooit verzaaken
(Sprak hy) 'k begryp dat Cas te wel;
Kassandra 'k laat niet los, en 'k zal die Noot eerst kraaken,
In spyt van 't eerste en 't tweede Appel.
| |
Lutece.Den Generaal der Jesuieten, die nog onlangs stormde als een, dolle Roelant, begint nu de Kuyf te laaten hangen, dewyl hy ziet dat het Thorns bloed, zo juygchende verspilt, geeyscht zal worden van zyn gewyde handen. Alle de Lojolietsche Konstenaars, die dag en nacht stonden te arbeyden aan gewyde Dolkken, en aan wit Nieskruyd, tot Zuyvering der Kettersche Schatten, zitten nu met de Pooten ge kruyst als Oostersche Vorsten, zy zwygen als verschrikte Jongens, en zy bidden als geele Heydens. Daar is geen Omloop meer in het Bloed der zwarmende Yrsche Paapen, die eertyds zo over en weer draafden, dat het scheen, als of de Molog zyn Verkens voortstuuwde na een vette Jaarmarkt. Het was langs de Zy van Thorn dat de Societyt poogde te booren in de graazige weyden van Albion. Die Geestelyke Landgoederen zyn lekkere wittebroods Brokken voor de Kieuwen der Societyt; en die Monnik Verdient te spyzen op Kraalen van Paternosters, en op Perkemente Litanien, die niet een paar Kleynigheden, Ziel en Licghaam, durft waagen, om in de Oude Bezitting te geraaken, van 't graazig Albion. | |
Parys.De vermaarde Klok Gros Guillaume gedoopt (waarom past de Vermaardheyt zo wel niet aan een Klepel als aan Klok?) is door 't Verwulft op de grond in stukken gevallen, door welke Val verscheide Persoonen zyn verplettert geworden. Dit Ongeluk is toegekomen door een Weddingschap, dewyl men die toen met een Fransche Hevigheyt heeft willen luyen. De schoonste Klokken barsten 't eerst door het sterk luyen, en die Stelling is geen Geheym aan de Vroemoers, die zo meenigmaal by nacht opgeluyd worden, om aan die Klokken, die op 't buygen of barsten staan, de behulpzaame hand te bieden. | |
[pagina 216]
| |
Ondertusschen verdient het de Aandacht eens Wysgeers, om het Onderscheyt te bestudeeren, tusschen een Metaale Klok, en een Hoepel Klok. De eerste is, maar eenmaal gedilateert zynde, onverhelpelyk, en de tweede wort onverhelpelyk door een onvermoeide Reparatie; ja het Soudeersel dat zo proefhoudent is tegens een lekke Coffiketel, verslimmert de Incommoditeyt van een ontstelde Hoepel Klok. Daarenboven buytelt een Metaale Klok van boven neer, wanneer zy 't Luyen wars wort, doch een Hoepel Klok zal haar neervleyen wanneer zy smaak krygt in 't luyen, en in die Gestalte zal de wakkerste Klokkeluyder zig eer kreupel en lam luyen, eer dat de Hoepelroks Kosterin zal lispen, hoe zeer dat haar Adem ook komt te verflaauwen, Bafta, 't is Genoeg. | |
Civita Vecchia.Alhier zyn Veirhondert Courtisanes, die, schadeloos liepen, t' zedert de Orsynsche Hervorming, ingescheept na Engelant, om te zien of niet doenlyk is, de Kettersche Britten te bekeeren, door den Draagband, in sté van door den Degen. Zo die geparfumeerde Missionarissen dat Wonderwerk verrichten, zullen zy in den Almanak der Santinnen geplaatst worden naast Mevrouw Roozeroot, die haar Hartjelief in een Romanist hervormt hebbende, door de Bezweering van haar Hembdsmouw, uytgalmde; Tandem bona Causa Triumphat! | |
Advertissement.Den Ontleeder der Feylen bezweert de Intekenaars van de Historie des Pausdoms by de Geheugenis van Thorn, om hunne Boekken te komen af haalen aan zyn Logement, alzo hy geen langer Tyd heeft om die Religieuse Processie af te wachten, als tot den 23. April, 1725.
t' Amsterdam by H. BOSCH, is te bekomen de Spiegel die niet Vleid, handelende van de Verachtinge der Weereld en des Doots, door de Heer de la Serre, Geschiedenisschryver van Vrankryk, in Nederduytsche Rym gebragt door Willem Spiering, met kopere platen. Als mede de Werelt van haar begin tot haar eyndedoor J. Ray. 1001. Arabische Nagt-vertellingen, 5 deelen, en zal in 't kort vervolgt worden tot 8 deelen. De Vries Door luchtige Weerelt, met alle de Wapens, 3 deelen, in 8. J. Pluymers Gedichten, eerste en tweede Deel, en ook elk deel apart. |